Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Geest van Opwekking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geest van Opwekking

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Promotie

Aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn promoveerde op 11 januari jl. ds. W. van Vlastuin uit Katwijk aan Zee op een studie die als titel draagt: De Geest van Opwekking. Een onderzoek naar de leer van de Heilige Geest in de opwekkingstheologie van Jonathan E wards (1703-1758). Eigenlijk is collega Van Vlastuin al jaren bezig met de studie van Edwards, want als jaargenoot staat me nog de herinnering bij dat hij zijn doctoraalscriptie ook over deze thematiek schreef. In 1991 publiceerde hij een boekje met de titel: Opwekking. Daarna is de studie blijkbaar alleen maar verdergegaan. En als resultaat een lijvig boekwerk dat er mag zijn.

We willen hem ermee feliciteren, voor- d- al als we beseffen dat hij deze studie heeft kunnen volbrengen in de pastorieën van grotere gemeenten als Opheusden en Katwijk aan Zee. Een prestatie die respect verdient.

Edwards

Ik veronderstel dat de meeste lezers Jonathan Edwards niet goed kennen. Hij was een theoloog en prediker in het Amerika van de achttiende eeuw.

Als predikant van Northampton (1726- 1750) maakte hij in de jaren dertig een opwekking mee. Veel ingrijpender was de opwekking van 1740, die bekendheid kreeg onder de naam The Great Awakening, en belangrijke delen van de Verenigde Staten doortrok. De bekende Engelse prediker George Whitefield speelde hierbij een hoofdrol. Het was echter vooral Edwards die de opwekkingsbeweging theologisch doordacht en daarbij aandacht gaf aan de plaats van de Heilige Geest.

Verschillende werken van zijn hand zijn aan opwekking gewijd of in de context van opwekking geschreven en zonder dat bijzondere gebeuren niet te verstaan. In een historisch deel bespreekt Van Vlastuin deze publicaties in chronologische volgorde en in de context van hun tijd om ze vervolgens in een systematisch deel te analyseren en ten slotte in een evaluerend deel te wegen. Van de verschillende geschriften noemen we hier alleen het bekendste: de Relyious Ajfections uit 1746, waarin hij op een diepgaande manier het verschil aangeeft tussen de ware en de valse persoonlijke religie.

Opwekking en Geest

Hoofdaccent in Van Vlastuins studie is dus niet het onderzoek naar het ver-

schijnsel opwekking als zodanig. Hij kan er natuurlijk niet omheen en beschrijft vooral de bekende personen en gebeurtenissen van de Great Awakening. Maar het gaat hem voornamelijk om wat Edwards over dit alles heeft: geschreven en welke plaats diens leer van de Heilige Geest daarbij heeft ingenomen. Edwards heeft namelijk de verschillende revivals beschouwd als een bijzonder werk van de Heilige Geest. Het 'gewone' werk van de Geest krijgt in bepaalde perioden als het ware een intensivering. Opvallend velen komen tot een levend geloof in Christus, terwijl de gelovigen opgewekt worden tot een nieuw verstaan van de diepte en rijkdom van het evangelie. Een helder en wervend getuigenis is het gevolg.

Edwards was eigenlijk min of meer de eerste die opwekkingen onderzocht vanuit het gezichtspunt van de Heilige Geest. Hij moest in zijn tijd dan wel de lastige vraag onder ogen zien hoe de schaduwkanten van de opwekkingsbeweging gewaardeerd moesten worden.

Er vonden namelijk ontsporingen plaats, zoals dat in Nederland bij de zogenaamde Nijkerkse opwekking uit 1749 eveneens het geval was. Op grond daarvan oordeelde een orthodox tijdgenoot van Edwards, Charles Chauncy, dat de Great Awakening helemaal niet te verklaren was uit de Geest. Het was mensenwerk dat alleen maar des te meer openbaar kwam door de verschillende ontsporingen.

Edwards gaf toe dat in allerlei extreme lichamelijke uitingsvormen en emotionele taferelen geestdrijverij viel te ontwaren, maar onderstreepte toch het werk van de Geest. Dat deze dingen gebeurden gaf slechts aan dat de Geest Zijn werk verrichtte in zondige mensen. Het goud van de Geest ontkwam niet aan een vermenging met het vuil van verdorven gedachten, woorden en werken. Dit oordeel betrof vooral de opwekkingsbeweging in haar totaliteit. In de persoonlijke sfeer konden ontsporingen wel aangeven dat er geen sprake was van zaligmakend werk van de Geest. Maar ook dat hoefde niet. Gelovigen konden op bepaalde punten in vleselijkheid vervallen. Wat voor tijdgenoten dus een ontkrachting betekende van Gods werk, was voor Edwards een bevestiging. We komen die verschillende beoordeling ook in de Nederlandse situatie tegen, hoewel niemand de verschillende aspecten van een revival zo doordacht heeft als de Amerikaanse theoloog.

Werk van de Geest

In een opwekking komt het werk van de Heilige Geest dus heel duidelijk aan het licht. Als je het bijzondere van de grotere kracht en de omvangrijkere aantallen weglaat, zie je de contouren van wat de Geest altijd doet. Het is een boeiend deel van de studie hoe Van Vlastuin dit in kaart brengt. Ik wil twee opvallende dingen van zijn analyse eruit lichten.

Allereerst dat Edwards in zijn pneumatologie het werk van de Geest een nogal zelfstandige plaats geeft. Dit krijgt vorm door de vergelijking die Van Vlastuin maakt met Calvijn. Bij Calvijn is de Geest nauw verbonden aan het Woord, de Kerk en de prediking. Bij Edwards is dat veel minder het geval. Dat heeft allerlei gevolgen.

Ten eerste dat het onderscheid tussen Woord en Geest groter wordt. Het gevaar daarvan is dat het Woord minder 'Geestdoorademd' is en dreigt te vervallen tot bron van informatie over God. Het werk van de Geest komt zo meer naast het Woord te staan in plaats van directer met het Woord verbonden te zijn. Daarmee hangt onlosmakelijk samen dat er ook meer afstand is tussen de Geest en Christus.

Samengevat is het, volgens Van Vlastuin, te veel de Geest en te weinig Christus. Een ander gevolg is dan ook duidelijk: de ervaring krijgt een grotee plaats en verdringt de centrale laats van het geloof. Op een bepaalde anier kennen wij dat. De nadruk op de ervaring en beleving kan zo groot ijn dat de betekenis van het 'eenvoudige' geloof steeds meer uit het zicht erdwijnt. En dan is er de vraag of die rvaring werkelijk op Christus gericht s en vanuit de gemeenschap met Hem oortkomt. Op dat punt reiken eleenten in de gereformeerde gezindte n in evangelische kring elkaar de and. De Apeldoornse professor Maris eeft in zijn proefschrift uit 1992 over e methodist John Wesley en de heiliingsbeweging de vinger gelegd bij et te grote accent op ervaring ten oste van het geloof in de belofte. Hij eeft dat bekritiseerd. De nadruk op eleving heeft dus zijn gevaren. Toch s het vanuit de studie van Van Vlasuin opnieuw de vraag hoever het kan w I g r a w j m d en mag gaan met de beleving van de dingen. Bekend is bijvoorbeeld het gegeven dat in onze gereformeerde traditie mystieke trekken in de omgang met de Heere te vinden zijn. Hoogtepunten en verrukkingen die het onderscheid tussen God en mens niet uitwissen, maar getuigen zijn van diepe ervaringen in de levende kennis van Christus. En dat zijn toch legitieme momenten?

Visie op het christenleven

Het tweede dat ik uit Van Vlastuins analyse wil lichten is Edwards nogal positieve visie op het christenleven. Door zijn sterke nadruk op het werk van de Geest heeft de opwekkingstheoloog vooral willen onderstrepen wat elke gelovige heeft gekregen en mag beleven. Daarbij komt veel minder naar voren dat een christen als het ware in twee werelden leeft. Hij heeft deel aan het heil in Christus en leeft door het geloof. Tegelijk is er een strijd gaande tussen vlees en Geest, geloof en ongeloof. Er is sprake van tegenstrijdige gevoelens en verleidingen van de wereld. Kortom: ieder christen mag leven uit het geloof, maar is niet immuun voor zonde, wereld en duivel. Dat laatste komt bij Edwards veel minder naar voren. Het is opvallend dat een hoofdstuk als Romeinen 7 bij hem nauwelijks aandacht krijgt. Van Vlastuin bekritiseert dat terecht. Hier bespeur je te weinig van Luthers nadruk op de kruisgestalte waaronder christen en kerk leven. Van Calvijns accent op zelfverloochening en kruisdragen als kernen van het christenleven. Van Kohlbrugges boodschap dat een gelovige in zichzelf vleselijk is en blijft. Door een bepaalde nadruk op het werk van de Heilige Geest ten koste van Christus en de belofte kan het leven van de heiliging er toch wat anders uit gaan zien.

In de verwerking van wat Van Vlastuin over Edwards schrijft, komt zodoende de vraag naar je toe hoe de verhoudingen in het christenleven liggen. En direct daarmee verbonden hoe je jezelf als christen mag zien. Op dat punt zijn er in onze gereformeerde traditie grofweg twee accenten te bespeuren. Aan de ene kant valt de nadruk op wie je in jezelf blijft. Een arme zondaar, een bedelaar die alleen van genade kan en mag leven. Vooral Kohlbrugge heeft daar op een radicale wijze de vinger bijgelegd. Bij alles watje van en in de Heere ontvangt, blijf je in jezelf een bedelaar die nooit groot wordt, maar in al zijn armoede met een rijke God mag leven. Aan de andere kant is ook benadrukt dat de Heere werkelijk iets nieuws geeft. In de nadruk op de wedergeboorte is toch onderstreept dat God echt een nieuwe schepping maakt. Calvijn heeft dat gesteld. De Dordtse Leerregels hebben dat uitgewerkt. Vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie hebben dat toegespitst. Ik wil hier ook de puriteinen in Engeland noemen. Laatstgenoemden hadden zeker oog voor de onvolkomenheid van het christenleven en schreven regelmatig over het conflict met de boze, de wereld en het eigen vlees. Tegelijk zagen ze ook het wonder dat een gelovige deel had gekregen aan het nieuwe leven uit God in de gemeenschap met Christus. Een leven dat er was en groeide, maar ook het gevaar liep achterop te geraken.

Twee elementen dus. De gelovige als zondaar en bedelaar, volledig aangewezen op de genade van God. En de gelovige als een nieuwe schepping onder leiding en in de kracht van de Heilige Geest. We kunnen het twee kanten van dezelfde zaak noemen. Toch ontkomen we niet aan de vraag hoe deze aspecten functioneren in het geloofsleven en, toegespitst, welk zicht je in het geestelijke leven op jezelf mag hebben. In de lijn van Luther is steeds benadrukt: als gelovige ben je tegelijk zondaar en tegelijk (ge)rechtvaardig(dje. Je ziet bij jezelf helaas steeds weer het zondige en boze. Maar tegelijk ben je in Gods oog rechtvaardig door het geloof in Christus. Mag dat in de lijn van Edwards zo uitgebreid worden: in mezelf ben en blijf ik zondig. Maar tegelijk mag ik wedergeboren zijn, een nieuw schepsel dat leven mag onder leiding en in de kracht van de Heilige Geest? Dat kan niet anders dan zekerheid, vreugde en kracht geven. Toch zeggen we dit in de regel niet zo vlug of door een gebrek aan zekerheid of door een zekere vrees ten prooi te vallen aan dreigende geestelijke hoogmoed. Maar mag van het nieuwe dat de Geest geeft niet voluit getuigd worden? Voor een zuiver zicht op het christenleven is het dan wel de vraag hoe deze dingen zich precies verhouden, zowel in tekening als in ervaring. Van Vlastuin noemt het

puritanisme een radicalisering van de hervormers. Edwards een radicalisering van het puritanisme. Hij heeft een radicalere visie op het christenleven naar voren gebracht dan de puriteinen. Zo gebeurde dat in de tijden van de opwekkingen.

Belang

Zodoende staat Jonathan Edwards op een bijzondere plaats. Enerzijds heeft hij zijn wortels in het puritanisme dat op zijn beurt duidelijke verbindingslijnen heeft met de Reformatie. Anderzijds zien we bij hem elementen die duidelijk bij de eeuw van de opwekkingen horen en op een eigen wijze verwerkt zijn in evangelische heiligingsbewegingen uit de negentiende eeuw die op hun beurt uitlopers hadden in de pinksterbeweging van de twintigste eeuw. Van Vlastuin stelt daarom m.i. terecht dat de leer van de Heilige Geest van Edwards een punt kan zijn waar evangelischen en reformators schen elkaar ontmoeten. Bepaalde evangelischen zijn op zoek naar hun wortels en komen uit bij Edwards en de puriteinen. Reformatorischen beseffen dat God in opwekkingen iets heeft laten zien van Zijn Geestkracht. De kruisgestalte blijft wezenlijk voor gelovige en kerk. Het onvolkomene blijft typerend voor deze bedeling en doet uitzien naar de volkomenheid van Gods Rijk. Tegelijk heeft God in Christus werkelijks iets nieuws gegeven: door de verzoening heen een nieuw bestaan. En dan is er de Geest Die het uitdeelt en eruit doet leven. Is het niet dat wat in de brieven het Nieuwe Testament volop de nadruk krijgt? Het heil dat de gelovigen is geschonken en waaruit ze geroepen zijn te leven te midden van alle zonde, verleiding en onvolkomenheid van deze bedeling?

Van Vlastuin stelt dan ook duidelijk dat zijn kritiek op Edwards het niet wint van zijn waardering. Het belang en de actualiteit van de Amerikaanse opwekkingstheoloog kunnen we slechts tot onze schade verwaarlozen.

In diens leer van de Heilige Geest komt namelijk naar voren dat God machtig is. Hij is in staat om in een tijd van verval op een verrassende wijze nieuw leven te geven. Op de laatste bladzijde van de studie staat de volgende zin: in onze verlegenheid omtrent de kerk dient de eerste vraag niet te zijn wat w\] kunnen doen, maar wat God kan doen. God is dan toch maar in staat om nieuw leven te geven waar de dood heerst en verlevendiging waar dorheid om zich heen heeft gegrepen. Zijn werk overwint. De kruisgestalte is vanwege de situatie van dit tijdelijke leven de ene kant. De aanwezigheid en kracht van de Geest de andere kant.

R. W. DE KOEIJER, HARDINXVELD-GIESSENDAM

N.a.v. dr. W. van Vlastuin: De Geest van Opwekking. Een onderzoek naar de leer van de Heilige Geest in de opwekkingstheologie van Jonathan Edwards (1703- 1758), uitg. Groen-Heerenveen 2002, 389 blz., prijs € 27.50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Geest van Opwekking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's