Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toegewijd alleen gaan [2]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toegewijd alleen gaan [2]

8 minuten leestijd

Oude Testament

Voor we in het tweede artikel in deze reeks verder op i Korinthe 7, dat indringende hoofdstuk, ingaan, stellen we vast, dat er in het Oude en Nieuwe Testament aan de positie van de ongehuwde relatief weinig expliciete aandacht wordt geschonken. Jan Verhaar (Ongehuwd, kan ik er wat aan doen? , pp. 52-73) wijst op het feit dat in het Oude Testament de beoordeling van het alleen-zijn van meet af aan in het teken staat van de goddelijke vaststelling: 'Het is niet goed dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulp maken die als tegen hem over zij' (Gen. 2, 18).

Waarom is het niet goed dat de mens alleen is? Het klassieke antwoord op deze vraag verwijst ons naar de geslachtelijkheid van de mens: de mens is man of vrouw en de man is aangelegd op de vrouw en omgekeerd. Alleen-zijn lijkt alleen al ongewenst, gegeven de lichamelijke en psychische structuur van de mens. Het huwelijk is en blijft het antwoord op Gods constatering, dat het niet goed is dat de mens alleen zij. Het huwelijk staat dan ook in hoog aanzien in het hele Oude Testament. Het maakt bepaald niet onheilig. Ook mensen die zijn afgezonderd voor de dienst aan God hoeven niet ongetrouwd te blijven. Van priesters wordt bijna verwacht dat ze een modelhuwelijk sluiten. Ook profeten en nazireeërs wordt de huwelijkse staat niet ontzegd. In Genesis 9 : 1 zegt God tot Noach: 'Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde.' Wie niet meewerkt aan de vermenigvuldiging van het mensdom, is gelijk aan iemand die bloed vergiet, zei de latere joodse traditie op grond van deze tekst. Verder was er een relatieve plicht om te trouwen, teneinde zodoende mee te bouwen aan Gods volk en de toekomst van het messiaanse rijk.

Nieuwe Testament

Er zijn twee gedeelten in het Nieuwe Testament die uitvoerig spreken over het ongehuwd zijn. We noemden reeds 1 Korinthe 7 en noemen daar-, naast nog Mattheüs 19 : 10-12. Iri Mattheüs 19 gaat het over echtscheiding. Jezus onderstreept het echtscheidingsverbod in dit gedeelte en scherpt het zelfs nog aanzienlijk aan. De discipelen kunnen niet anders dan concluderen, dat het dan maar beter is om helemaal niet te trouwen. Dan volgt Zijn Woord over de gesnedenen, letterlijk vertaald: de eunuchen of ontmanden. Jezus zegt: 'Allen vatten dit woord niet, maar dien het gegeven is. Want er zijn gesnedenen, die uit moeders lijf alzo geboren zijn; en er zijn gesnedenen, die van de mensen gesneden zijn; en er zijn gesnedenen, die zichzelven gesneden hebben, om het Koninkrijk der hemelen. Die dit vatten kan, vatte het.'

Er zijn mensen die met een afwijking, onmanlijk, geboren zijn. Er zijn ook mensen die door anderen ontmand worden; castratie maakte jongens geschikt tot haremdienaar aan een Oosters hof. En ten slotte zijn er dan ook nog mensen die zichzelf ter wille van het Koninkrijk van God gesneden hebben.

Nu is er omtrent de uitleg van dit raadselachtige woord heel wat te doen geweest. Is het inderdaad van toepassing op de ongehuwde staat en bedoeld als een aanbeveling voor het celibaat? Of - zo luidt een andere uitleg - gaatjezus met deze woorden inderdaad in op de conclusie van de discipelen, dat het maar beter is om ongetrouwd te blijven, en antwoordt Hij op die conclusie dat daarvoor een bijzondere leiding van God nodig is, bestaande uit de drie aangegeven mogelijkheden: als gesnedene geboren zijn, door anderen gesneden zijn, of zichzelf snijden? Of gaat Jezus - als derde mogelijkheid - met dit Woord direct in op het eigenlijke onderwerp in de pericoop: de echtscheiding en is de uitspraak te zien als een intensivering van Christus' uitspraak over de heiligheid van het huwelijk, in die zin, dat er mensen zijn die een gefrustreerd huwelijksleven aanvaarden ter wille van het gebod van God (niet scheiden) en zodoende dus zichzelf'snijden'?

Verhaar wijst de eerste uitleg af en toont aan dat tussen de tweede en de derde niet noodzakelijkerwijze gekozen behoeft te worden. Centraal staat voor gehuwden en ongehuwden de gehoorzaamheid aan God en de gerichtheid op Zijn Koninkrijk. Dit kan voor een gehuwde betekenen, dat hij, ofschoon gehuwd, toch leeft als een 'gesnedene' en niet een ongeoorloofde scheiding laat voltrekken. En voor een ongehuwde kan het betekenen, dat hij of zij het ongehuwde leven vrijwillig aanvaardt. We merken hoe diverse uitleggingen hier door elkaar lopen, zonder elkaar uit te sluiten. Bovendien is er sprake van een letterlijk en figuurlijk gebruik van het begrip 'gesneden zijn'. Dat maakt de verklaring van deze tekst er niet eenvoudiger op.

Als we toch ten aanzien van de nietgehuwde vanuit deze tekst een conclusie willen trekken, zou deze als volgt kunnen luiden: er zijn inderdaad mensen die op een wettige manier ongetrouwd blijven en wel op drie manieren:

a. je kunt vanaf je geboorte niet in staat zijn tot een huwelijk, bijvoorbeeld vanwege een handicap; b. er zijn er ook die later ontmand zijn (de eigenlijke eunuchen = gesnedenen = ontmanden) en zij mogen naar joods recht niet trouwen; c. en er zijn er die vrijwillig afzien van een huwelijk (degenen die figuurlijk ontmand zijn).

(On)mogelijkheden

Het is heel goed om je te realiseren, als je (onvrijwillig) ongehuwd bent, waarom je niet getrouwd bent. Je kunt vanaf je geboorte onbekwaam zijn tot een huwelijk (a) of door mensen verhinderd worden om te trouwen (b). Ofwel: natuurlijke omstandigheden (a) of door mensen (anderen of jezelf) veroorzaakte verhinderingen (b) kunnen oorzaak zijn van het ongehuwde bestaan.

Aan de natuurlijke omstandigheden zal meestentijds weinig te veranderen zijn (a). Maar in het tweede geval (b) geldt dat situaties, gedragingen en omstandigheden, door anderen of jezelf veroorzaakt, kunnen wijzigen. Anderen kunnen veranderen. En dat kun je ook zelf.

De derde mogelijkheid die Jezus noemt in Mattheüs 19, geldt het vrijwillig ongehuwd zijn (c). Er zijn gesnedenen die zichzelf gesneden hebben omwille van het Koninkrijk der hemelen. Hierbij is niet alleen sprake van een aanvaarden pn dragen van de situatie, zoals die nu eenmaal gegeven is, maar je kunt ook kiezen voor het ongehuwd zijn. Dit mag nooit uit egoïstische motieven gebeuren. Echter, de relatie tot het Koninkrijk der hemelen kan als zo ingrijpend worden ervaren, dat men als geloofskeuze op zich neemt, af te zien van het huwelijk om volledig beschikbaar te zijn voor de Heere. Het Koninkrijk krijgt voorrang op de eigen verlangens, die met ons bestaan gegeven zijn en blijv.en. Deze keuze zal in een enkel geval wellicht bewust vooraf gemaakt worden, voortkomend uit een sterk roepingsbesef van Godswege tot een bepaalde taak. Veel vaker echter zal achteraf, vanuit het geheel van de op een bepaald moment te overziene persoonlijke levensloop, worden geconcludeerd tot een dergelijke algehele toewijding aan God. Een eventueel gewenste partner heeft het levenspad niet gekruist en vandaaruit wordt men (telkens opnieuw) positief gehoorzaam aan Gods roeping in kerk of maatschappij.

Als kanttekening is bij zulk een situatie niet ten onrechte opgemerkt, dat het goed is om ook in deze situatie open te blijven staan voor Gods leiding in een andere richting. Misschien wil Hij datje als ongehuwde morgen een mogelijke partner ontmoet. Daar mag je ook als ongehuwde voor open blijven staan. Ook wanneer je je door God geroepen weet tot de ongehuwde staat, mag je bereid blijven ooit tot een huwelijk te komen. Er bestaat namelijk niet zoiets als een algemeen gebod van God om niet te trouwen.

Paulus

Zelfs Paulus komt niet met zo'n gebod, zij reeds nu met nadruk vermeld. Wel neemt hij het op een geheel eigen manier op voor het ongehuwde leven. Soms lijkt hij daarmee zelfs in directe tegenspraak te komen met andere bijbelpassages - van hemzelf of anderen -, die de rijkdom van het huwelijk beschrijven. Dat geeft iets aan van de spanning die dit gedeelte onafwendbaar oproept en die ook onmiskenbaar in deze artikelen naar voren zal komen.

Waar het ons echter om gaat, is het benadrukken van de niet te onderschatten bemoediging en het bijzon-:

dere perspectief dat van Paulus' gedachten aangaande de ongehuwde staat uitgaat. Toegewijd alleengaan: dat kan een zeer gezegende vorm van christenleven zijn, een echte aanrader, schreven we. Het is verfrissend en bevrijdend om te lezen hoe Paulus het opneemt voor de alleengaande medebroeder of - zuster. Hoe hij die een vooruitgeschoven positie toebedeelt, een ereplaats in het Koninkrijk van God. Niet-gehuwd zijn heeft werkelijk niets te maken met een afgebonden bestaan of een mislukt toekomstper-spectief. Het is veeleer bij uitstek de status waarin het toegewijde leven aan de Heere tot volle ontplooiing kan komen.

Toegewijd alleen gaan, Paulus is er vol van.

Spreekt Christus nog over een gesneden zijn, waarin - zelfs al vindt dit vrijwillig plaats - toch de pijndimensie een dominante grondtoon blijft vormen, Paulus lijkt meer de nadruk te leggen op het bevrijdende, vreugdevolle en bevoorrechte aspect van het alleen gaan. Dit alles overigens zonder op het huwelijk dan ook maar enigszins principieel af te dingen.

Vragen

Echter: konden vrijgezellen en alleengaanden de vragen, die de positie waarin ze terechtgekomen zijn of die ze misschien ook wel zelf gekozen hebben, maar net zo schijnbaar vlot en vrolijk en gelovig beantwoorden als Paulus dat in i Korinthe 7 doet. En kon de gemeente van Jezus Christus maar net zo goed met de vragen van de alleengaande medebroeder of zus-ter omgaan als Paulus dat in dit hoofdstuk uitschrijft. Wij zijn er toch zo snel nog niet uit. Zowel de gemeente alsook de alleengaande zelf, kan grote moeite hebben met de onthutsend positieve gedachten van Paulus in 1 Korinthe 7 aangaande het ongehuwde leven.

Daarover een volgend maal graag meer.

J. FLIKWEERT, NUNSPEET/HULSHORST

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Toegewijd alleen gaan [2]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 2002

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's