Om de theologie van het Oude Testament
Van 24 tot 26 oktober 2001 werd op Hydepark een conferentie gehouden over de bijbelse theologie. Aan deze conferentie heeft het tijdschrift Kerk en Theologie onlangs een aparte aflevering gewijd. Daarin zijn de bijdragen van de professoren M. den E. Talstra, E. Noort, G. C. M. van O yen en B. E.J. H. Beek ing opgenomen. Dit artikel is bedoeld als een impressie en reactie. We beperken ons tot de theologie uan het Oude Testament.
De historisch-kritische wetenschap contra de christelijke geloofsleer
De historisch-kritische wetenschap doet onderzoek naar de oorspronkelijke gegevens over gebeurtenissen uit het verleden. Het gaat om waarheidsvinding. Waar is alleen waarheid wanneer het als waarheid kan worden geverifieerd. In het moderne wetenschapsbegrip is geen plaats voor God en goddelijk ingrijpen in schepping en geschiedenis. Zo is men sinds de Verlichting aan de universiteiten ook omgegaan met de theologie.
Wat de Bijbel betreft - en met name het Oude Testament - heeft dat geleid tot de ontwikkeling van een groot aantal onderzoeksmethoden. Het resultaat van al dat onderzoek leidde tot een reconstructie van de geschiedenis van Israël en het vroege jodendom. Dat gaf een heel ander beeld van de historische werkelijkheid dan de bijbelse geschiedenis. Daardoor wankelde het geloof van velen. Waar dit (oude) modernisme doordrong in de prediking, kwijnde het kerkelijk leven weg. De kerk had geen boodschap meer.
Tegenover de historisch-kritische bijbelwetenschap staat de christelijke geloofsleer of dogmatiek. Zij gaat op basis van filosofische en/of theologische vooronderstellingen uit van het geloof in God als actuele werkelijkheid. In principe sluiten beide benaderingswijzen elkaar uit. Aan de theologische faculteiten van de openbare universiteiten in ons land werd daarom een scherp onderscheid gemaakt tussen de staatshoogleraren en kerkelijke hoogleraren.
Prof. K. H. Miskotte, na de Tweede Wereldoorlog benoemd tot kerkelijk hoogleraar in Leiden, toen hét bolwerk van de historisch-kritische wetenschap, heeft geprobeerd beide benaderingswijzen met elkaar in verbinding te brengen door over en weer de grenzen van elk van beide te respecteren. Hij heeft dat gedaan met het oog op de verkondiging van het Woord van God. Hij wist zich in de eerste plaats een voorganger van de gemeente, een pastor. De kerk mag zich niet vervreemden van de wetenschap en daarmee van de cultuur waarin zij leeft, van de ménsen. Evenmin mag zij het geloof in God opgeven, het wonder van het Woord dat op Gods tijd zich metterdaad voltrekt. Beide benaderingswijzen markeren de weg van het Woord in de wereld. Dat Woord overstijgt niet alleen het puur wetenschappelijk bedrijf maar ook de systematiek van het dogmatiseringsproces. Zij hebben hun grenzen maar het Woord van God is niet gebonden. Miskotte pleitte voor een theologische exegese waarin wij het Woord van God horen in onze eigen leefwereld, hier en nu. Dus gewoon de woorden van de Schrift spellen. Zijn Bijbels ABC is daarvan een klassiek voorbeeld geworden (1941).
De theologische exegese van Miskotte behoort tot de bakermat van de bijbelse theologie in ons land. Voor verdere gegevens zie men het artikel van prof M. den Duik (181-186).
De Amsterdamse school
Ondertussen was een andere beweging op gang gekomen, die naderhand werd aangeduid als de Amsterdamse school. Ook hier was het adagium: de tekst centraal. Tegenover de traditioneel historisch-kritische exegese die aan de rijksuniversiteiten nog steeds de toon aangaf, stelde men de nieuwe aanpak van de algemene literatuurwetenschap: de tekst spreekt voor zich. Om haar te verstaan, heb je niet de rompslomp nodig van het historischkritisch onderzoek. Exegetiseren van een bijbeltekst is primair vertalen -woord voor woord. Hetzelfde Hebreeuwse woord steeds weer vertalen met hetzelfde woord in het Nederlands. Zoveel mogelijk ook dezelfde zinsconstructie van het Hebreeuws laten terugkeren in het Nederlands. Ook dezelfde volgorde van woorden. Zoals Martin Buber had gedaan met de 'ver- Duik, duitsing' van de Schrift. Van invloed waren ook de contacten met joodse bijbelgeleerden. Amsterdam deed zijn naam eer aan. Voor de Amsterdamse school is bijbelse theologie vooral de Bijbel vertalen. En dan gebeurt het! De Bijbel maakt geschiedenis. Dat is relevant. Niet wat al dan niet in vroeger tijden gebeurd moet zijn. De bijbelse theologie was in de praktijk maatschappelijk geëngageerd. Soms nam ze de vorm aan van een theologie van de revolutie. De kerk was pas kerk als actiegroep.
Water en vuur
Het was tussen de historisch-kritische bijbelwetenschap en de Amsterdamse school water en vuur. Frans Breukelman noemde de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap een nationale ramp. Dat kwam hard aan. Juist hoogleraren aan de staatsfaculteiten hadden daarin veel tijd geinvesteerd. Dat is jaren zo gebleven. Ik herinner mij de gespannen atmosfeer op de studiedagen Oude Testament van februari 1972 in de Uithof te Utrecht. 'Wij willen geen knokpartij maar gerichte dialoog', zei een van de inleiders. Niet alleen theologisch maar ook politiek stonden links en rechts lijnrecht tegenover elkaar. En vooral geestelijk. In oktober 1971 verscheen het Getuigenis als 'reactie op de ernstige crisis, waarin kerk en theologie in de Nederlandse Hervormde Kerk maar ook in andere kerken zijn terechtgekomen'. Nog in 1982 was dit de teneur in de negatieve beoordeling van de Amsterdamse school door dr. B. Maarsingh in ons tijdschrift Theologia Reformata.
Veranderde situatie
Inmiddels is de situatie gaandeweg veranderd. In de oudtestamentische wetenschap tekent zich een nieuwe trend af. Naast het historisch-kritisch onderzoek krijgt de literair-theologische benadering haar eigen plaats. Als voorbeeld noem ik de Nederlandse editie van de Inleiding op het Oude Testament van Dillard en Longman. Ook de conferentie over de bijbelse theologie, vorig jaar op Hydepark gehouden, wijst in die richting. Wetenschappers, van oorsprong afkomstig uit beide wetenschappelijke tradities, namen daaraan deel. Voor prof. K. Deurloo moet dat een bijzondere ervaring zijn geweest. Hij heeft zich altijd vol enthousiasme ingezet voor de bijbelse theologie. Het zal zeker ook leiden tot een hernieuwde bezinning over de theologische exegese waartoe Miskotte destijds studenten en voorgangers opriep.
Motieven
Het is moeilijk om te zeggen welke motieven tot deze ontwikkeling hebben geleid. Wij maken immers zelf deel uit van dit proces. Het kan zijn dat de vraag naar de theologische relevantie (het nut) van het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs een rol speelt. Je hoort tegenwoordig niet anders: waar zijn we nu eigenlijk mee bezig? Het is een cliché, maar het hoort bij ons tijdsbeeld. Daarom zou het onverstandig zijn deze vraag af te doen als een uiting van consumentengedrag of marktgericht denken om je dan als beroepstheoloog terug te trekken in de ivoren toren van de wetenschap. Onze studenten zijn mondig geworden. De gemeente vraagt erom. Ook hier stuiten we op het probleem van de 'kloof: de verstaanbaarheid van de prediking in deze tijd. We moeten dus serieus ingaan op de vraag: wat is de actualiteit van het Oude Testament? Moeten we een selectie maken van de meeste aansprekende verhalen, psalmen en profetische teksten? Dan weet ik het al. Dan blijft er een heel klein 'Oude Testamentje' over. Nee, het gaat om het Oude Testament als gehéél, om de Wet, de Profeten en de Geschriften. Geen jota of tittel van de Tora zal voorbijgaan. Daarom zeggen wij kort en krachtig: de actualiteit van het Oude Testament is de theologie van het Oude Testament! Daar heb je wat aan voor het leven van alledag en de samenleving. Dat was zo in de ontmaskering van het nationaal-socialisme als een acute uitbraak van modern Germaans heidendom. Dat is mijns inziens nu nog meer aan de orde dan toen. Want nu wordt onze samenleving geleidelijk aan steeds meer doortrokken van het zélfbeschikkingsrecht. Als reactie is de steeds luider
wordende roep om normen en waarden een teken aan de wand.
Ons vertrekpunt
Op genoemde conferentie sprak prof. dr. E. Talstra over de verschillende 'vertrekpunten' bij de beoefening van de bijbelse theologie. Want niemand begint daar blanco aan. Iedere wetenschapper heeft behalve zijn wetenschappelijk instrumentarium toch ook zijn eigen opvattingen over het geloof in God. Dat is met ons mens-zijn gegeven. Hij is bepaald geen robot. Hij 'staat' ergens, heeft zijn 'standpunt' en dat is dan zijn 'vertrekpunt'.
Zo ook de professoren Noort en Becking. Voor prof. Noort is dat de Godsdienstgeschiedenis. Wij bevragen dan de mensen uit het Oude Testament op hun geloof in God. Hoe hebben zij dat in hun tijd en in hun situatie ervaren. 'Als er ergens in tijd en ruimte moet worden gedacht, als ergens van incarnatie sprake is, God kwetsbaar present in de mensenwereld, dan reeds in het Oude Testament 1 (213). Het vertrekpunt van prof. Becking is niet veel anders: de geschiedenis van het geloof in God als gelijkenis: hunkering naar de beleving van ware menselijkheid en geluk (249V.).
Ons vertrekpunt is 'de ganse Heilige Schrift, bevattend al de canonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament'. Zo staat het geformuleerd op het titelblad van de Statenvertaling. Dat sluit ook aan bij de artikelen 2 tot en met 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Waar dat inhoudelijk toe leidt, vinden wij terug in de gereformeerde belijdenisgeschriften. Zij geven het interpretatiekader voor de exegese van de Bijbel en de bijbelse theologie. Daar kom je als het ware vanzelf uit wanneer je je herkent in de artikelen 2 tot en met 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Je deelt het algemeen (katholiek) christelijk geloof zoals dat in de Reformatie opnieuw is verstaan. Dat geloof is geen aanname. Want wat hier met het hart wordt geloofd (dat is wetenschappelijk niet te verifiëren), wordt met de mond beleden (dat kan wetenschappelijk wél worden geregistreerd). Het getuigenis van de Heilige Geest in het hart wordt hoorbaar in 'de heilige vergadering van alle ware Christgelovigen die al hun zaligheid verwachten in Jezus Christus, gewassen door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest' (art. 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis).
De Schrift legt zichzelf uit
Wordt met de keuze voor dit 'vertrek-. punt' de Bijbel ingekapseld door de gereformeerde traditie? Is het dan ook met de vrijheid van de exegese gedaan? Zijn we dan weer terug bij af, want in het rooms-katholicisme wordt de Schrift uitgelegd bij het licht van de traditie, vormt zij een onderdeel van die traditie en heeft het kerkelijk leergezag het laatste woord?
Toch is er duidelijk verschil. Het interpretatiekader van de Schrift is haar eigen canonieke structuur. In tegenstelling daarmee zijn de traditie en het kerkelijk leergezag in het rooms-katholicisme, documenten en instanties met een eigen inhoud en een eigen autoriteit. Alleen bij het licht van de traditie en op grond van het pauselijk leergezag leest men in Openbaring 12 de hemelvaart van Maria. Zij wordt geïdentificeerd als de vrouw bekleed met de zon, de maan is onder haar voeten en op haar hoofd is een kroon van twaalf sterren.
Toch is dat gevaar van het inkapselen van het Woord in onze denkpatronen reëel. Hier zou wel eens één van de oorzaken kunnen liggen van het probleem van de 'kloof, dat we zo-even al hadden aangeduid. Daar mogen we elkaar ook op bevragen. Laat dat gebeuren in de gezindheid die ook in Christus Jezus was. Ook dat is iets wat we met vallen en opstaan moeten leren. Maar het is wel wezenlijk voor de bijbelse theologie. Liefde is de hoofdsom van de Wet en de Profeten.
Ons vertrekpunt in de bijbelse theologie is de benadering van de Heilige Schrift als de canon van het Oude en Nieuwe Testament. Staat het resultaat dan al vast, nog voor ons onderzoek is gestart? Ja en nee. Ja, omdat de Heere Jezus zegt: onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen. Nee, omdat wij voor het onderzoek van de Schriften van het Oude Testament wel op het goede been zijn gezet, maar nu ook daadwerkelijk aan de slag moeten gaan.
Verschil in interpretatiekader
Niet iedereen hanteert hetzelfde interpretatiekader. Dat wordt duidelijk als we op dit punt het synagogale jodendom, de Samaritanen en de Essenen met elkaar vergelijken. Ook binnen het christendom stuiten wij op grote verschillen. In de katholieke traditie (oosters-orthodoxen, rooms-katholieken e.a.) hebben de apocriefen een plaats gekregen in de canon, in de Koptische kerk de Vijfhoeken van Henoch.
In de eerste helft van de vorige eeuw zagen wetenschappers in het ethisch monotheïsme van de grote schriftprofeten het interpretatiekader van het Oude Testament voor Jezus. Gerhard von Rad wist zich aangesproken door het Oude Testament als het getuigenis van Gods handelen in de geschiedenis ondanks alle machten in Israël die dat ontkennen en bestrijden. De geschiedenis van Israël in het Oude Testament staat daarvoor model. Dat hield hem staande in zijn strijd tegen het nationaal-socialisme. Wat prof. Noort over hem schreef, sprak mij bijzonder aan (207-211).
Om de theologie van het Oude Testament
In de uitleg van het Oude Testament draait alles om de theologie van het Oude Testament. Dairin ligt zijn actualiteit. Het Oude Testament zegt de heidenen dat zij mensen zijn. Dat getuigenis wordt vervuld en versterkt in het Nieuwe Testament. De Heere regeert. Christus heeft alle macht in de hemel en op de aarde. De geschiedenis is Gods domein.
Maar dat is ook de schepping. Op dit punt verschillen wij van de opvattingen van Miskotte en Von Rad. Miskotte hield om zo te zeggen de schepping over en rekende dat tot het 'tegoed' van het Oude Testament. Bij Von Rad doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Hij schreef aan het einde van zijn leven een boek over de wijsheid in Israël als ordeningsprincipe van de schepping en daarmee ook van ons leven.
In de theologie van het Oude Testament draait alles om de christologie. De Schriften getuigen van Christus. Daarover schreef Kohlbrugge het traktaat Waartoe het Oude Testament? (1846). De theologie van het Oude Testament leert ons te beginnen bij het begin. Want achteraf gezien, vanuit het boek Openbaring, is alles in het eerste vers van het boek Genesis in principe al gezegd. Omdat God de Alfa is, is Hij ook de Omega. Omdat Hij het begin is, is
Hij ook het Einde.
Belangrijk blijft het onderzoek van de bijbelse kernwoorden. In de grote theologische woordenboeken ligt heel wat bijbels-theologisch materiaal opgeslagen. Helaas is daar methodisch gezien nogal wat op aan te merken. We kunnen er ook niet mee volstaan. Van niet minder belang is het onderzoek naar de structuur van bijbelgedeelten en bijbelboeken. De combinatie van beide onderzoeksmethoden zou wel eens kunnen leiden tot een nieuw type theologisch woordenboek. Het interpretatiekader van het Oude Testament kan gekarakteriseerd worden door drie trefwoorden: trinitarisch, heilshistorisch en heilsordelijk. Trinitarisch, want het gaat over de God van Abraham, Izak en Jakob, de God van Israël, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, het gaat over de Vader, de zoon en de Heilige Geest. Heilshistorisch, want het gaat over de geschiedenis van de Godsopenbaring. Heilsordelijk, want het gaat om het geloof en al de facetten waarin dat wordt beleefd. Zo heeft de kerk het altijd gezien en ervan gezongen. Illustratief is de Evensong in de Anglicaanse liturgie. Elke gezongen onberijmde psalm wordt afgesloten met het 'Klein Gloria', 'Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in de beginne, nu en immer, en, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen'. Dit liturgisch gebruik gaat terug tot in de Vroege Kerk. Elke psalm staat nu in dit interpretatiekader. Zo gaat de bijbelse theologie van het Oude Testament over in doxologie (lofprijzing).
H. J. DE BIE, HUIZEN
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 2002
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 2002
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's