Boezemzonde
PASTORAAT [13]
Dat is een geladen begrip: wat er zo diep in uw en mijn hart woelt als de zonde bij uitstek, die echt typisch is voor uw en mijn persoon, voor mijn natuur. Wij zijn zondaren, ik denk dat wij het daarover snel eens zijn. Als wij dat gaan invullen, wordt het al moeilijker. Snel vervallen wij in de algemene zwakheden, die wij als mensen nu eenmaal met elkaar delen. Ik denk aan hoogmoed, aan een mate van egoïsme. Maar wij hebben daar ook weer spoedig onze verontschuldigingen voor klaar, niet waar? Moet je je naaste niet liefhebben als jezelf: dus ook jezelf heb je lief, dat is een gegeven. 'Niemand haat zijn eigen vlees.' En dat een mens bewust is een uniek persoon te zijn, waar hij voor staat en waar hij op gezette tijden trots op is, daar is toch ook niets mis mee.
Zondebesef begint in het pastoraat een zeldzaam goed te worden. Die stelling wil ik graag poneren, niet omdat ik het liefst een mens 'in de put' tegenkom. Wel valt mij op dat over het algemeen er niet zo'n grote waardering meer is voor een ongenuanceerde verklaring dat een mens - in die terminologie houden wij het bewust onpersoonlijk - toch zo'n grote zondaar is. Het is trouwens wél waar. Wie zijn ogen en oren, zijn hart open heeft voor wat in deze mensenwereld wordt geproduceerd, kan toch tot geen andere conclusie komen. Over het algemeen, daar heb je dat algemene weer, zeggen wij daarbij: en wij zijn geen haar beter. Maar dan volgt daar meestentijds een getuigenis van de zondaarsliefde van de Heere Jezus, Die Zijn leven voor zondaren aan het kruis heeft gegeven. Op zich is het allemaal waar, maar toch blijkt het vaak niet zo'n grote uitwerking te hebben. Het mishagen aan onszelf en het leedwezen om de zonde laten zich in onze tijd niet zo gemakkelijk vertalen. In het pastoraat rond het Heilig Avondmaal wordt dat steeds duidelijker.
Weerstand
Nu kun je je afvragen of deze zaken niet in eerste instantie in de binnenkamer, in een gebedsleven, aan de orde komen. Verootmoediging die zich etaleert, heeft geen ernst in zich. Toch is het van groot belang dat wij weten, en ook kunnen verklaren, dat de diepste kern van ons bestaan, onze natuur, is geraakt door God Zelf, in Zijn heiligheid en gerechtigheid. Die krijgen, met Zijn liefde, voluit gestalte in Zijn heilige wet en in Zijn Zoon, Die Hij tot ons en voor ons in deze wereld gezonden heeft. Nu leeft er in onze natuur een weerstand tegen Gods heilzame openbaring, met een eigen, specifiek karakter. Daarvan moeten wij op de hoogte gebracht worden. Ieder mens heeft zijn, haar eigen kwaad, een spil waarom het draait in zijn of haar leven. Daar moet geen onduidelijkheid over zijn. U weet die zonde van Petrus: wat een 'ego' had die broeder; van Paulus: gedrevenheid om eigen gerechtigheid op te richten. Van David: zou de lust hem geen grote parten hebben gespeeld: schep mij een rein hart, o God! Van Jakobus en Johannes: de eerste plaats innemen in het Koninkrijk van God. U weet die van uw broeder en zuster in het geloof. Weet u die ook van uzelf? Zou u die ook durven zeggen aan die broeder of zuster, in een vertrouwelijk contact? Belijdt elkander uw zonden.
Godvrezend
De kwaliteit van het geloofsleven, van het gemeenteleven wordt met name bepaald door de ernst van deze ootmoed. Wie zichzelf in de kern, in zijn boezemzonde, kent, vanuit God, wie zich in al zijn doen én laten voor Gods aangezicht weet, wie de zwaarte van Gods oordeel in het kruis van Christus ervaart, die komt tot verandering. Hij kent zichzelf, ook en juist als hij de ontrouw, de traagheid, de ongehoorzaamheid, de onreinheid, de vervreemding, de vijandschap, de hoogmoed, de gierigheid, de liefdeloosheid en de leugen in zoveel verbanden ontdekt.
Is hier iets voor u bij, waarin u zich gekend weet? Vanuit de concrete ontdekking en de daaruit opkomende belijdenis kan een geloofsgesprek over de verzoening, de bedekking van de schuld en het leven uit de genade, in klein en groot verband, worden gevoerd. Zo'n gesprek is ernstig en innemend en bevrijdend. Met name vanuit de wetenschap, die Augustinus zo verwoordt: God is al nederig en een mens is nog trots. Wie overweldigd is door Gods openbaring: Hij daalt tot ons af, om ons te zoeken en te behouden, in Christus, die wordt gebroken in de statuur van het als God willen zijn, en gebracht tot de eenvoud van het ware mens-zijn: Godsvreze. En een godvrezend mens is sympathiek, in de volle betekenis van het woord.
J. L. W. KOPPENHOL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 2002
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 2002
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's