Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Klaas en Fokkelien

Dat lijkt de titel van een kinderboek, maar is het niet. Het zijn de voornamen van twee predikanten. De een werkt in Middelburg. De ander staat in Amsterdam. Kees Posthumus wijdt in Woord en Dienst (12 april 2003) een bijdrage aan 'een meer informele verhouding tussen voorganger en gemeente'. Zou dat beter zijn voor het werk en de positie van een predikant, is de vraag die daarbij op tafel komt. Ds. Klaas Hendrikse uit Middelburg meent van wel, maar ds. F(okkelien) Oosterwijk uit Amsterdam is een andere mening toegedaan. J

'Klaas Hendrikse (55) dient de tiuee laatste vrijzinnige gemeenten in Zeeland: de Koorkerk in Middelburg en de Gasthuiskerk in Zierikzee. Hij moet niets hebben van ge-u. "Vanaf het begin heb ik erop aangestuurd en het resultaat is dat niemand mij dominee noemt. Voor de meeste mensen ben ik gewoon Klaas en uoor sommigen, waaronder kinderen, dominee Klaas. Elke kunstmatige ajstand is daarmee weg. Dat ik daar zo gevoelig voor ben komt voort uit mijn eigen geschiedenis. In militaire dienst heb ik altijd geleerd u tegen jou te zeggen, ook tegen hogergeplaatste leeftijdgenoten, en ik heb dat altijd potsierlijk gevonden. V

Ik studeerde in Amerika en was in dienst bij Rank Xerox. Ik vond het weldadig dat iedereen elkaar bij de voornaam aansprak. De hoogste baas uit Amerika en de technicus spraken elkaar openlijk aan met Bill en ' ohn. Ik noem niemand 'u'. Als ik bij een specialist in het ziekenhuis kom, begin ik altijd direct te tutoyeren. Als hij dat niet waardeert, heeft hij een probleem. Hij wil iets instandhouden wat er helemaal niet is. Het is een kwestie van met je tijd meegaan. Hij zal ook wel niet kunnen e-mailen. Uit mijn studie weet ik nog dat de predikant in en tegenover de gemeente staat. Bij mij is dat vooral in. Je bent geen functionaris, je bent een medemens. Je hebt een beetje gestudeerd, bezit bepaalde vaardigheden en bent vrijgesteld om bij mensen in de buurt te zijn. Daar hoort ajstand niet bij."

Bemoeilijkt het Klaas-zeggen niet de positie van "tegenover de gemeente staan"?

"Nee hoor. Als er iets aan de knikker is, ben ik de dominee. Maar ik ben ook Klaas. Voorbeeld: er overlijdt een man en ik kom bij zijn weduwe en kinderen. Ik stel me voor als Klaas. Er volgt een kort, maar intensief contact. Liefst ga ik iedere dag even, zo kom ik in de sfeer van de familie. Voor mij is dat de enige manier om de uitvaart te kunnen doen. Dat kan alleen als ik een van hen ben, hun gevoeligheden leer kennen, hun kwetsbaarheid leer zien. Je komt nooit in de buurt als je ajstand houdt." Niet dat Klaas regelmatig buiten werktijd vriendschappelijk met gemeenteleden verkeert. Sommigen zijn gewoon vrienden geworden, dat wel.'

Ik las dezer dagen in het Reformatorisch Dagblad (15 april 2003) een sympathiek overkomend gesprek met de afscheidnemende classisscriba van de Oud Gereformeerde Gemeenten de heer J. van Dam (Kinderdijk). Hij zegt daarin: In de Oud Gereformeerde Gemeenten hebben we geen democratie maar een dominocratie. De predikant heeft groot gezag. 'Mensen groeperen zich bij ons niet in de eerste plaats rond hun kerkverband, maar om een leraar. Dat verklaart ook onze organisatorische zwakte. Want als er bij ons een geliefd leraar overlijdt, brokkelt er vaak een stukje van de samenbindende kracht van de kerk af. Dat is eerlijk gezegd een kwaad. Dat moest alzo niet zijn', aldus de heer Van Dam.

Een dominocratie, de dominee is min of meer de baas, heeft althans veel gezag. Ik heb de indruk dat dat in hervormd-gereformeerde gemeenten iets anders ligt. Hoewel, de positie van de predikant is toch nog altijd van centraal belang. Wel is de relatie veel minder formeel dan voorheen. Ik heb oudere gemeenteleden in Barneveld vaak horen vertellen dat, als ze in de verte ds. Montfrans zagen aankomen, ze gauw een zijstraat kozen om hem vooral niet tegen te komen. Maar dan hebben we het wel over de periode vóór de Tweede Wereldoorlog. De relatie predikant en gemeente is veranderd, maar nog altijd wel één waarin respect voor het ambt dat de persoon in kwestie bekleedt de boventoon voert. De voorganger van de Amsterdamse Westerkerk is daar ook een voorstander van.

'Ds. F. W. Oosterwijk dient de gemeente van de Westerkerk te Amsterdam. Zij stelt prijs op het in acht nemen van omgangsvormen, maar om dat nu formeel te noemen... "Formeel heeft zo'n negatieve klank. Het wordt geassocieerd met uormelijkheid en buitenkant. Daar zit het 'm bij mij niet in. Ik ben wel vanuit mezelf gesteld op stijl. Niet uoor niets ben ik beroepen in een gemeente die stijl waardeert, in een gebouw dat stijl uitstraalt.

Daarnaast denk ik dat zeker het ambt uan predikant een rol is die je uervult, niet een rol die je speelt!, waarin je in zekere zin een vertegenwoordiger van gene zijde bent. Dat

moet herkenbaar zijn in de manier waarop je elkaar bejegent. Het woord 'respect' staat voor mij centraal. Om elkaar in eikaars waarde te laten is een zekere ajstand nodig en juist daarin kun je elkaar nabij zijn. Gemeenteleden kunnen in mij, als predikant, een beroep doen op een nabijheid die met God te maken heeft. Voor mijzejfis dat een balanceren op het slappe koord uan de ervaring uan die nabijheid, luant vanzelfsprekend is die zeker niet; ik heb de Eeuwige niet in mijn handtas zitten. Ik ben voor gemeenteleden geen dochter of goede vriendin. Het is mooi als mensen dat soms zo ervaren, want ze uoelen zich dan blijkbaar bij jou op hun gemak en vertrouwd, maar mijn aanwezigheid is van een andere orde dan die van een uriendin of zusje. Dat kan ik ook nooit waarmaken, een goede vriendin zijn uoor pakweg een paar duizend gemeenteleden. Maar ik zou het ook niet goedvinden. Het ambt uan predikant ueronderstelt een tegenouer. Als ik met mensen spreek ouer uerdriet, berouw. Schuld en vergeving, dan moet daar iets uan een andere kant in zitten. Mensen komen naar je toe om zich uit te spreken, om je iets toe te vertrouwen. Je helpt nieuiue wegen te zoeken. Maar dat doe je uanuit het perspectief uan de band die de Eeuwige met' ons mensen heeft. Iets uan die notie moet te herkennen zijn in de aard uan de pastorale relatie. Symbolisch steek ik op mijn kamer in de Wester altijd een kaars aan als om te zeggen: er is nog een Derde in het spel... Gemeenteleden moeten ook weer van mij afkunnen en juist daarvoor is een zekere ajstand gewenst. Als zij mij in een pastoraal gesprek iets toevertrouwen, dan moeten ze er uan op aan dat ik daar bij een kop koffie na de dienst of als we elkaar in de stad tegenkomen niet ouer begin. Dat zijn ttuee verschillende zaken.

Omgekeerd heb ik ook ajstand tot mijn gemeenteleden nodig, het blijft mijn u; erk. Ik heb twee telefoonlijnen, dit nummer en een prive'-lijn, waar ik met 'Fokkelien' opneem. Als ik niet werk, uind ik het heerlijk om een spijkerbroek aan te trekken, maar ik denk er niet aan daarmee naar de kerk oj op huisbezoek te gaan. Zoals ook een toga helpt om je werk te doen. Als je een keer uerdriet hebt of niet goed in je vel steekt, dan helpt die toga als een steun in de rug, om er anders te gaan staan, om het prive'-leven achter je te laten en uoluit voorganger te zijn."

EERWAARDE

Hoe wordt u aangesproken> "Ik vind het prettig om in mijn werk dominee genoemd te worden. Ikga zelf beslist niet direct jij-en en jou-en, zeker niet bij mensen'die ouder zijn, en stel dat omgekeerd ook niet op prijs. Als bijuoorbeeld catechisanten uragen hoe ze me zullen aanspreken, Iaat ik dat aan hen ouer: u, jij, dominee, Fokkelien. In de praktijk gebruiken ze uerschillende uormen door elkaar, al naargelang de situatie. Maar ik wil niet dat ze "he'Fokkelien!" door de kerk heen roepen, al was het alleen al om anderen niet te shockeren. Een oudere dame, een trouw gemeentelid en haast iedere zondag op haar eigen plek in de kerk, noemt mij al jaren "dierbare eerwaarde". Daar zit die complementaire spanning in, respect geuuld met nabijheid. Ze zegt het met een gekscherende ernst en we moeten er allebei ook altijd euen bij glimlachen.'"

Afstand en nabijheid. Twee woorden die treffend de juiste relatie weergeven van de man die Christus mag dienen in Zijn gemeente. Geen onnodige afstand, maar ook geen 'popi-jopie' gedrag. We hebben niet iets van een quizmaster of een dj, die door hun optreden zeifin het middelpunt komen te staan. Een ambt vervullen is een dienst verlenen. De dienstverlener moet ondergeschikt blijven aan de dienst die hij verleent. Wij moeten niet opvallen, maar Christus mag en moet grootgemaakt worden.

J. MAASLAND

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's