Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. C. P. Polderman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. C. P. Polderman

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

|)r. C. P. Polderman De kerk gepasseerd. Van kerkelijke zorg riaar verzekeringscontract. Uitg. Pro Regio Research, Middelburg, (tel. oii8-6j9& $§2), € 15, -.

'Sociare^eWrheidblijftm discussie. Niet allejMomdat het beltaanszekerhejd biedt, maar ook omdat sociale zekerheidsregelingen door de overheid gebruikt worden als instrument van inkomenspolitiek en inkomensverdeling'. Met deze zin begint een interessant boek van dr. C. P. Polderman uit Middelburg met de titel De kerk gepasseerd. Het boek probeert een antwoord te geven op drie vragen: Wat zijn de achtergronden van de verschuivingen in de sociale zorgtaken in Nederland in de achterliggende twee eeuwen? Welke mentaliteitsverandering zit er achter een min of meer vloeiende overgang van kerk naar overheid en op dit moment van overheid naar verzekeringsbedrijf en op welke wijze wordt die verandering aangestuurd en welke consequenties heeft deze verandering (gehad) voor de Nederlandse samenleving als geheel?

Polderman neemt ons in een aantal hoofdstukken mee terug naar de jaren vijftig. Achtereenvolgens komen aan de orde: sociale zorg in historisch perspectief, van verzorgingsstaat naar verzekeringsmaatschappij, de teloorgang van de kerkelijk armenzorg, omgevingsfactoren en hun invloed. In het laatste hoofdstuk volgt een evaluatie en worden er conclusies getrokken. Het voert te ver om op elk hoofdstuk nader in te gaan. De hoofdstukken zijn helder geschreven en bieden veel informatie. Polderman weet de ingewikkelde problematiek toegankelijk te maken. Voor bijvoorbeeld diakenen is het lezen van zo'n boek een aanrader om enig zicht te krijgen op de geschiedenis van de sociale zekerheid en de armenzorg van vroeger. Ik beperk me in deze bespreking tot het maken van enkele opmerkingen en het stellen van enkele vragen naar aanleiding van de evaluatie en de conclusies.

N.a.v. de vraag hoe het kwam dat de kerkelijke armenzorg gebrekkig werkte en uiteindelijk overvleugeld werd door de burgerlijke armenzorg, zegt Polderman treffend: 'De diaconale zorg werkte in veel gevallen niet goed omdat het schortte aan liefde tot de armen. Kerkleden gaven in het algemeen weinig aan de diaconie. Ze stelden zich vaak op als eigenaars van hun middelen en niet als rentmeesters zoals de Bijbel voorschrijft. Ook de uitdelers waren vaak niet erg blijmoedig in het uitdelen. Ze waren over het algemeen zuinig en stelden condities bij het verstrekken van hulp'. Dat de overheid meer kon doen, was gelegen in het feit dat zij niet afhankelijk was van giften, maar kon putten uit de belastingopbrengsten.

Interessant is het te lezen op welke manier de politieke groeperingen aan het eind van de 19e eeuw invulling trachtten te geven aan sociale politiek. Nader wordt ingegaan op het stelsel van Von Bismarck (1883) en Beveridge (1944). Opmerkelijk is dat de liberalen (!) van de Vrijzinnig Democratische Bond onder leiding van Treub pleitten voor een actief sociaal overheidsbeleid. Nodig omdat 'de maatschappelijke oorzaken, welke tussen de leden van het volk ongelijkheid scheppen of versterken, weggenomen moesten worden'. De bedoeling van het stelsel van Von Bismarck was tweeledig, namelijk: loontrekkenden een sociale en economische status garanderen en de klassentegenstellingen matigen.

Vervolgens komen nog veel interessante zaken aan de orde zoals b.v. de relatie tussen de komst van de ABW en de kerkverlating, het oneigenlijk gebruik en misbruik van sociale zekerheidsvoorzieningen in de 20e eeuw en het verschil inzake de sociale benadering tussen overheid en kerk. Ten aanzien van dit laatste merkt Polderman op: het sociale van de overheid zit hem in het feit dat de overheid solidariteit afdwingt via premieheffing naar draagkracht. Het sociale van kerkelijke hulp is gebaseerd op (onbaatzuchtige) naastenliefde. Er wordt uitgedeeld naar behoefte. Kerkelijke hulp is niet gebaseerd op recht, maar op weldadigheid. Wel, hier zou ik met de schrijver graag verder willen discussiëren over de intenties van kerkelijke hulp. Zijn benadering van kerkelijke hulp is mijns inziens wel wat eenzijdig. Het gaat bij kerkelijke hulpverlening om meer dan weldadigheid alleen. Het gaat ook om gerechtigheid. Psalm 146 spreekt over het 'recht' der armen. Het is niet geheel terecht om te stellen dat met betrekking tot het werelddiaconaat de wereldse begrippen solidariteit en recht in de plaats zijn gekomen van naastenliefde en barmhartigheid. Ik vind dit te kort door de bocht en het doet ook geen recht aan de intenties van het kerkelijk (wereld)diaconaat. De christelijke gemeente is vanuit het Woord Gods geroepen om tekenen op te richten van vrede en gerechtigheid met het oog op het Koninkrijk van God. Polderman laat hier ook de oudtestamentische (thora

en profetische) noties van gerechtigheid liggen. En dat is jammer! Het is ook niet terecht te stellen dat het werelddiaconaat in vergelijking met het traditionele diaconaat 'vermaatschappelijkt' is, omdat het niet langer meer primair in dienst zou staan van de verkondiging van het evangelie. We moeten hier het traditionele diaconaat zoals dit vanuit de eerste christengemeente tot ons komt, niet verheerlijken. Ook in die gemeenten ging het ai snel mis met de armenzorg.' Als het gaat om het bestaansrecht van christelijke hulp, wordt door Polderman Matt. 25 vers 31-46 aangehaald.

Wie dit gedeelte goed op zich laat inwerken, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat christelijke naastenliefde zelfs voorwaarde is om het Koninkrijk van God te beërven! Enigszins negatief spreekt Polderman over het kerkelijk meeleven als hij zegt: '...sterk verdeelde en in ledental teruglopende protestantse kerken en een op het gebied van kerkelijk meeleven gedecimeerde Rooms-Katholieke Kerk lijken op sterven na dood'. Wie regelmatig in de keu-ken van het kerkelijk werk kijkt, komt toch wel onder de indruk van de vele vrijwilligers die zich geweldig inzetten voor allerlei werk, zeker ook op het terrein van het diaconaat. Wat is een kerk zonder vrijwilligers? Deze kritische kanttekeningen bij dit boek nemen niet weg, dat ik het graag van harte ter lezing wil aanbevelen.

AART PETERS, BARNEVELD

Gerben Heitink en Hijme Stoffels (red.) Niet zo'n kerkganger. Zicht op buitenkerkelijk geloven. Uitg. Ten Have, Kampen; 219 blz.; € 14, 90.

'Claus was niet zo'n kerkganger. Hij had meer vragen dan antwoorden, zoals veel buitenkerkelijke christenen', woorden die Huub Oosterhuis tijdens de uitvaartdienst van prins Claus uitsprak en waaruit de titel is gekozen voor een bundel opstellen die de relatie tussen kerkelijk en buitenkerkelijk geloven zichtbaar wil maken. Deze bundel komt voort uit een onderzoeksgroep van praktisch theologen en sociale wetenschappers aan de Vrije Universiteit, die antwoord zocht op de vraag met welke vragen en be-hoeften buitenkerkelijken een beroep doen op (vertegenwoordigers van) de kerken en hoe kerken hierop inspelen. Hiermee is het kader van dit boek verwoord en weet de lezer wat hij kan verwachten.

Prof. Stoffels geeft een historisch overzicht van de buitenkerkelijkheid, toeschrijvend naar het huidige klimaat in onze samenleving, waarin niet langer de kerkelijkheid de norm is en buitenkerkelijken zich moeten verantwoorden, maar waarin kerkelijken iets moeten uideggen en buitenkerkelijkheid de norm is. Hij merkt daarbij op dat het onderscheid tussen beide wellicht zal verdwijnen, omdat het steeds minder relevant wordt. Misschien willen velen zich niet kerkelijk binden, waarbij ze toch niet onverschillig staan tegenover de rituelen die zich op het vlak van de georganiseerde religie aandienen, aldus Stoffels. Mijn vraag daarbij is of de post-christelijke situatie niet zodanig anders is dan de tijd van de Reformatie, waarbij de kerk leden en liefhebbers kende, dat een parallel met die tijd niet vruchtbaar is voor de doordenking van vragen naar de betrokkenheid van mensen op het evangelie.

We leren uit dit boek dat de religiositeit die onze samenleving doortrekt, met name in termen van de eigen verlangens geformuleerd wordt. In zijn afrondende praktischtheologische reflectie pleit prof. Heitink voor een open kerk, die van buiten naar binnen denkt. Wat daarbij de identiteit van de kerk blijft? 'Een gemeenschap van mensen die een geheim delen en daaraan uitdrukking geven in geloofstaal en in het ritueel van de maaltijd des Heren' (p. 185). Hierbij laat de auteur ruimte voor meer of minder betrokkenheid.

Deze bundel leert de kerk welke bescheiden plaats zij inmiddels in ons land heeft. Waar het haar boodschap betreft blijft het luisteren naar de woorden van God echter primair boven het in kaart brengen van waar de hedendaagse mens behoefte aan heeft, hoe winstgevend deze analyse ook kan zijn voor hen die zich bezighouden met de doordenking van de verhouding tussen evangelie en cultuur.

P. J. VERGUNST

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Dr. C. P. Polderman

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's