Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

En ik zag geen tempel in haar...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En ik zag geen tempel in haar...

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[Openbaring 21 : 22a]

Wat zal de apostel Johannes intens geschrokken zijn! Waarvan, zult u vragen? Wel, van die engel, die tot hem komt en met hem spreekt. We lezen over deze engel in vers g van ons tekstgedeelte. In het eerste deel van het eenentwintigste hoofdstuk heeft de Heere hem de heerlijke toekomst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde laten zien. Johannes mocht het horen dat God alle tranen van de ogen zal afwissen. De dood zal niet meer zijn, geen rouw en geen geschrei en geen moeite. Een heerlijk vooruitzicht!

En dan komt ineens die engel op hem af. Ja, en Johannes ziet het goed. Het is één van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen. Johannes herkent deze engelen uit duizenden, vanwege de ontzagwekkende en vreselijke dingen die er door hen over de aarde werden gebracht. U leest over deze zeven engelen en die zeven plagen in hoofdstuk 16. Kunt u begrijpen dat Johannes, als hij weer één van die engelen ziet naderen, de schrik om het hart slaat. Met welk onheil zal deze engel de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem nu gaan verstoren?

Maar dan blijkt dat de Heere voor deze engel dit keer een heel andere taak heeft. Ziet u maar wat er gebeurt! De engel voert Johannes weg in de geest en brengt hem op een grote en een hoge berg. Zoals Mozes vanaf de berg Nebo het beloofde land mocht zien, zo mag de engel aan Johannes de grote stad, het heilige Jeruzalem laten zien. Nee, thans is deze engel niet als een engel van het verderf gekomen. Hij is nu gezonden om een gids te zijn die Johannes uitleg geeft bij wat hij ziet.

Ook wij worden meegenomen naar die grote en hoge berg vanwaar de Heere ons zicht geeft op de grote stad, het nieuwe Jeruzalem. Wie in oude tijden naar Jeruzalem opging, was steeds weer verrukt als hij de stad zag liggen. Verschillende psalmen zingen daarvan. Schoon van ligging, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, aan de zijden van het noorden; de stad van de grote Koning (Psalm 48). Jeruzalem is welgebouwd, wel saamgevoegd, wie haar beschouwt, zal haar voor 's Bouwheers kunstwerk groeten (Psalm 122).

En nog! Wie vandaag de oude stad met de muren en de poorten, met de torens en de koepels ziet liggen, is onder de indruk. Toch gaat het in de psalmen en ook, ais het goed is vandaag, bij een bezoek aan Jeruzalem, niet om de stad en de gebouwen op zich, maar om de plaats die God in deze stad heeft en om het heil in deze stad geschonken en aangebracht voor een verloren wereld.

Psalm 48 belijdt: God is in haar paleizen; O God wij gedenken Uw weldadigheid in het midden van Uw tempel. Psalm 122 zingt van de stammen die opgaan om de Naam des Heren te danken. In de dagen van de Heere Jezus zijn het de discipelen, die, na al zoveel bezoeken aan de heilige stad, weer onder REDACTIE: P. J. VERGUNST, KLEINE FLUITERSWEG de indruk zijn van de gebouwen. Ze zeggen tegen de Heere: Meester! zie, hoedanige stenen, en hoedanige gebouwen! En dan zegt Jezus: Er zal niet een steen op de andere steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. Jezus weent over Jeruzalem, omdat het de profeten doodt en stenigt die tot haar gezonden zijn. Straks zullen ze Hem buiten de poorten terechtstellen door de kruisiging. Maar zo legt Hij als het Lam dat geslacht wordt voor de zonden der wereld het fundament voor het nieuwe, het heilige Jeruzalem.

En oneindig veel grootser en heerlijker is deze nieuwe stad. Met verwondering en verrukking zien wij het met Johannes voor onze ogen getekend. De engel neemt ons mee door de paarlen poorten en leidt ons over de gouden straten om ons de muren en de fundamenten te laten zien. En dan ineens staat het er: En ik zag geen tempel in haar. O, het gelovige hart van Johannes is er aanvankelijk door geschokt. Geen tempel? ! Vindt u dat ook niet vreemd?

Ja, dat Johannes in de grote stad, in het heilige Jeruzalem geen ziekenhuizen ziet, dat hij geen begraafplaatsen ziet, dat hij nergens meer de tekenen ziet van de ellende van deze bedeling, dat hoeft ons niet te verwonderen. Dat had de Heere in het begin van hoofdstuk 21 al gezegd. Maar geen tempel? Die hoort er toch helemaal bij. Die is toch onlosmakelijk met het leven van de gelovigen verbonden. Zoals in ons land de steden en de dorpen getypeerd worden door de torens van de kerken, zo typeert en domineert toch de tempel in de stad van God? Is dan het nieuwe Jeruzalem, als een grote nieuwe stad of stadswijk van de eenentwintigste eeuw waarin geen kerk meer staat? Is het niet typerend dat we 253, 7316 MX APELDOORN, TEL. 055-5766SS0 in ons land een wereld aan het worden zijn zonder kerk. Een samenleving zonder God. Een wereld waarin het Woord nog wel klinkt, maar vaak geen of nauwelijks meer beslag heeft. Zo is de antichrist bezig een stad te bouwen zonder kerk. En hij lijkt steeds machtiger te worden en z'n duizenden te verslaan. O, dat kan ons en dat moet ons ook verontrusten, voor onszelf, voor onze kinderen, voor de gemeente van Christus in deze wereld. Dat wil ons voortdurend doen bidden: o Heere neig ons hart en voeg het saam tot de vreze van Uw Naam. Want een leven, een samenleving zonder God, zonder Zijn Woord heeft geen toekomst, ja een vreselijke toekomst, namelijk een toekomst zonder God.

Maar hoe kan het dan dat Johannes, dat wij in het nieuwe Jeruzalem géén tempel zien? Wel dan gaat het om heel iets anders. Waarom is er in deze bedeling een tempel? Waarom is er in

ons leven een kerk? Dat is toch vanwege hetzelfde waarom er ziekenhuizen en begraafplaatsen zijn, waarom er verdriet is, waarom de dood er is. Door de zonde is alle ellende, is de dood, in de wereld gekomen en doorgegaan tot alle mensen. En nu heeft de Heere in die ellende, in die chaos die wij hebben gesticht, eerst de altaren, toen de tabernakel en nog weer later de tempel doen oprichten. De Heere heeft zich willen openbaren als een genadig en vergevend God door de bediening der verzoening in te stellen. Hij heeft de tempel, het heiligdom gegeven als de plaats der ontmoeting met Hem. Sinds het enige en volkomen offer van Christus, het Lam Gods, is er de kerk. Daar mag in de verkondiging de bediening der verzoening geschieden. Daar mag ook de oproep tot bekering en geloof klinken. Daar wil de Heere door Zijn Geest ons ook leren om in een nieuw godzalig leven te wandelen, door Hem lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf.

Wat hebben we in het strijdperk van dit leven, met z'n verleidingen en aanvechtingen nodig dat de Heere tot ons komt in en met het Woord, dat Hij ons hart en ons leven voortdurend weer richt op zichzelf, geneigd als we telkens weer zijn om af te dwalen. Wat hebben we de kerk en het Woord nodig opdat we steeds weer door de adem van de Geest vernieuwd worden. En als we daar iets van kennen en daar ook door het geloof bij leven, dan is er in dat geloofsleven ook iets van het verlangen van Psalm 27: één ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken dat ik al de dagen van mijn leven mocht wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoeken in zijn tempel.

Met andere woorden: ik hunker ernaar dat wat nu nog zo gebroken en onvolkomen is, volkomen zal zijn. En dat zal zo zijn in het Nieuwe Jeruzalem. Het zal een stad zijn zonder tempel...' Want de Heere, de almachtige God is haar Tempel.

Daar is geen onderscheid meer tussen de kerk en de wereld, tussen het leven op zondag en op maandag. Daar zal de dubbelheid die er nu nog in het leven van iedere christen is, er niet meer zijn. Daar zullen we altijd met de Heere wezen en volkomen voor Hem leven.

De almachtige God zal de tempel zijn... en het Lam. Ja, Jezus Christus hoort er onlosmakelijk bij. Door Zijn kribbe en door Zijn kruis is dat alles mogelijk geworden. Hij is de enige weg naar deze Godsstad. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Of zoals Johannes het schrijft, zoals hij het de stad ziende van de engel hoort: in haar zal komen die geschre-ven zijn in het boek des Levens des Lams. Daarom is er nu nog een kerk op aarde! Daarom wordt er nu nog'gepreekt! Wat? Jezus Christus en dien gekruisigd! Jezus Christus als de Weg tot het Leven.

Lof zij het Lam, dat mijn schuld op zich nam, dat mijn zonden droeg. Dan is het geen verlies, maar winst als we lezen: ik zag geen tempel in haar; want de Heere, de almachtige God, is haar Tempel, en het Lam. Dan hoeven we het niet meer te doen met de tempel, met een kerkgebouw, met een kerkdienst. Dan is de Heere er zelf tot in alle eeuwigheid. En wat zal het groot zijn als dankzij de bekroonde strijd van Christus dan zelfs een we- " derhorig kroost altijd bij Hem mag wonen.

H. A. SAMSOM, STAD AAN 'T HARINGVLIET

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 december 2003

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

En ik zag geen tempel in haar...

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 30 december 2003

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's