Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Twee-eenheid van uiterlijk en innerlijk leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee-eenheid van uiterlijk en innerlijk leven

EEN STANDAARDWERK OVER HET PIËTISME

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie geeft een goede definitie van piëtisme? Meestal wordt volstaan met aanduidingen of het noemen van wezenlijke kenmerken. Historisch gaat het piëtisme terug op Philip Jacob Spener (1625-1705) de Duitse theoloog die 'collegia pietatis', colleges over vroomheid hield. In het voorliggende vierde deel van een reeks 'Geschichte des Piëtismus' wordt onder het hoofd 'Geschiedenis, heden en toekomst' het volgende gezegd: 'De manier waarop piëtisten over geschiedenis, heden en toekomst spreken - en dienovereenkomstig handelen - heeft hen steeds weer van hun omgeving onderscheiden: piëtisten vroegen om een directe ommekeer ter redding uit het komende gericht; ze beloofden de kerk een betere toekomst; ze zagen in de geschiedenis en in het heden apocalyptische voorzeggingen van de Heilige Schrift vervuld; ze berekenden het begin van het wereldeinde...'. Gewezen wordt ook op chiliastische stromingen die aan het eind van de zestiende eeuw opkwamen met sterke aandacht voor het boek Daniël en de Openbaring van Johannes. In dit verband wordt gewezen op de tegenstellingen tussen de kerken, die hadden geleid tot katholieke, lutherse en gereformeerde confessies die met elkaar in concurrentiestrijd waren, terwijl in dit strijdgewoel tevens sprake was van gebrek aan vroomheid.

Wedergeboorte en bekering

In het onderhavige kapitale standaardwerk is in de eerste drie delen de ontwikkeling van het piëtisme in chronologische volgorde weergegeven, vanaf de zeventiende tot en met de twintigste eeuw. In dit vierde deel wordt het piëtisme thematisch behandeld.

In het tweede hoofdstuk komen de theologische, religieuze en kerkhistorische aspecten aan de orde. Nadat uitvoerig aandacht is gegeven aan grondleggers van het piëtisme, als eerste Spener met diens 'Pia Desideria', vervolgens Gottfried Arnold en Johann Albrecht Bengel, volgt een hoofdstuk over 'Bekering en wedergeboorte'. Hoezeer Spener de kerk ook in verval zag, hij hoopte op betere tijden en wees afscheiding af. Hij maande tot een godvruchtig leven. De christenen stonden met hun aanstootgevend leven o.a. ook de bekering van de joden in de weg.

Hier ontstaat ook sterke nadruk op de wedergeboorte met zelfs een wedergeboortetheologie. Vooral August Herman Francke van de Universiteit van Halle, die zich als een centrum van het piëtisme ontwikkelde - een telkens terugkerend instituut in het boek - stelde wedergeboorte en bekering centraal in het religieuze leven van de mens, met de bewuste ervaring die een mens de zekerheid schenkt een nieuwgeboren mens te zijn. Wedergeboorte betekende omzetting van een 'slechts' gedoopt mens naar een bewust christen zijn. Dit betekende een 'herdefiniëring' van het christenleven t.a.v. de lutherse orthodoxie. In de benadrukking van de persoonlijke bekering vond het piëtisme ook aansluiting bij het honderd jaar oude puritanisme, waarin werd teruggegrepen op de plotselinge bekering van Calvijn, de noodzaak van eigen ervaring werd benadrukt vanwege onzekerheid aangaande de verkiezing en het behoren tot een gemeenschap van verzekerde christenen op basis van een convenant centraal stond. Nadruk op bekeringservaring behoefde daarbij niet altijd te betekenen dat bekering ook dateerbaar was.

In Brandenburg, Pruisen, was overigens de bekeringstheologie confessioneel verankerd. Daarentegen kregen bekering en wedergeboorte een eigen, verzelfstandigde plaats in conventikels, waarover in dit boek ook uitvoerig wordt gehandeld.

Binnen dit kader was er ook de discussie over de waarde van gebedenboeken. Spener benadrukte het bidden uit het hart als het vrije gebed van de Geest, vrijer dan vrije gebeden die parafrasen waren van het Onze Vader of van psalmgebeden, zoals Luther benadrukte tegenover louter formuliergebeden. Met zijn kritiek op gebedenboeken overtrof August Herman Francke overigens Speners kritiek. Toch ontstonden op den duur ook piëtistische gebedenboeken.

De Bijbel en het lied

Een fundamenteel hoofdstuk wordt gewijd aan de betekenis van de Bijbel binnen het piëtisme. Ook hier trok Spener grondlijnen. In zijn catechismusverklaring benadrukte hij de zekerheid, helderheid, volkomenheid en innerlijke kracht van de Bijbel. Intussen stelde hij vast dat de Bijbel niet slechts door geleerden maar ook door leken moet (mag) worden gelezen. Maar vergeestelijking, ook allegorisering kreeg meer en meer ingang, waarbij de helderheid van het Woord zelf vaak teloor ging. Het piëtisme werd intussen ook een beweging gekenmerkt door liefde voor het zingen, waardoor vele zangbundels (o.a. van Wesley en de Hernhutters) ontstonden, waarin het Woord ook weer onderhevig was aan vrije interpretaties.

De joden

Speciale aandacht krijgt ook de houding van het piëtisme ten opzichte van de joden. Spener geeft in zijn Pia Desideria in drieërlei opzicht aandacht aan de joden. De verdorven toestand van het christendom is een ergernis voor de joden. Hij hoopt op een verbeterde toestand van de kerk, waardoor joden niet langer ertoe bewogen worden Christus te loochenen. En dan komt Spener op zijn verwachting dat vóór de jongste dag de joden tot bekering komen. Hier is voor hem het duizendjarig rijk in het blikveld met de beloften uit Rom. n : 25 e.v. Hier nam Spener ook krachtig stelling tegenover Luthers visie. Uitvoerig wordt dan verder ook gehandeld over de in het piëtisme opkomende jodenzending. Bovendien krijgt aandacht de zending op zich, waartoe ook vanuit het piëtisme een krachtige impuls werd gegeven, vooral vanuit Halle en vanwege de Hernhutters.

En verder

Het is onmogelijk in kort bestek dit rijke standaardwerk compleet te schetsen. In het derde hoofdstuk wordt in afzonderlijke onderdelen aandacht gegeven aan de geestelijke, wetenschappelijke en culturele aspecten van het piëtisme, waarin de eigen cultuur en de vorming van een eigen traditie alsook de dominees en de theologen voor het voetlicht komen, maar waarin ook wordt uitgewerkt hoe het piëtisme inwerkte op de filosofie, de pedagogiek (vnl. bij Francke), de psychologie, de medische wetenschap, natuurwetenschap en techniek, de literatuur, muziek en architectuur.

De tale Kanaans krijgt hier ook aparte vermelding als specifieke taal van de piëtisten. Het laatste hoofdstuk handelt over ethische, sociale, economische aspecten, het gezin, waarbij de plaats van de vrouw en het zicht op de wereld aandacht krijgen. Dit hoofdstuk sluit af met een essay over de blijvende betekenis van het piëtisme. Daarin onderstreept de auteur, Martin Kruse, als wezenlijke krachten van het piëtisme: de liefde tot de Bijbel, het zoeken en oefenen van gemeenschap, het priesterschap van alle gelovigen.

Ten besluit

Ik begon met de vraag hoe het piëtisme te definiëren. Aanvankelijk was het een spotnaam: die (over)vrome piëtisten. De geschiedenis heeft anders geleerd. Het gaat om een beweging waarin de in-werking van de Heilige Geest, in allerlei varianten,

wordt beleefd en de uit-werking ervan in het praktische leven wordt beoogd. Hét piëtisme bestaat intussen niet. Niet elke piëtist is chiliast, niet alle spiritualiteit staat gelijk met wat in gereformeerde kring bevindelijk heet, niet overal wordt vergeestelijking boven exegese gepraktiseerd, niet overal leeft verwachting aangaande de joden even sterk, niet overal wordt dezelfde betekenis gehecht aan piëtistische liederen. Niet bij alle piëtisten wordt over bekering en wedergeboorte gelijk gedacht. Maar 'Geest en leven' vormen toch een gemeenschappelijke grondtrek.

We hebben hier te maken met een naslagwerk dat in geen enkele bibliotheek van waarde mag ontbreken maar dat ook voor persoonlijke studie een mèr a boire is, een zee om uit te drinken.

We namen slechts kennis van dit vierde deel, dat ten opzichte van de eerste drie delen een eigen plaats heeft. Het complete werk kost een heel kapitaal (zeg ± € 350, -). Maar het bevat dan ook een kapitaal aan inhoud. Het was meer dan honderd jaar geleden dat in Duitsland een standaardwerk over het piëtisme het licht zag. Dit werk verdient een Nederlandse vertaling! AI valt het moeilijk het hoofdstuk 'Tale Kanaans' wat de woorden in het Duits betreft, in het Nederlands over te zetten.

V.D.G.

N.a.v. Martin Brecht e.a. Geschichte des Pietismus, deel 4, 'Glaubenswelt und Lebenswelten', Uitgave Vandenhoeck en Ruprecht, Göttingen, 703 pag., € 86, -.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Twee-eenheid van uiterlijk en innerlijk leven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's