Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Positie in de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Positie in de kerk

De kerkelijk werker (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanleiding

De hbo-opleiding Godsdienst Pastoraal Werk leidt op tot kerkelijk werker. Tijdens mijn opleiding aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) ben ik een jaar werkzaam geweest als kerkelijk werker in een hervormde gemeente. Een van de dingen die mij opvielen, was dat ik het werk van een ambtsdrager deed zonder dat te zijn. In het bijzonder in het pastoraat merkte ik dat ik als de vertegenwoordiger van de kerk werd gezien. Wel wisten de gemeenteleden mij niet altijd goed te plaatsen. Soms vroeg iemand of ik met 'dominee' moest worden aangesproken, soms ook deed iemand dat spontaan. Ik voerde in de gemeente taken uit die behoren tot het vervullen van het ambt van herder en leraar, zonder deel uit te maken van de kerkenraad.

Middenkader

Pastoraat en catechese zijn in de gere- 414 formeerde traditie bij uitstek t: aken die behoren tot het pakket van de predikant en aanvullend of plaatsvervangend de ouderling. Een belangrijke actuele ontwikkeling is om andere gemeenteleden op deze gebieden in te zetten, bijvoorbeeld als klaagvrouw of catecheet. De kerkelijk werker is een betrekkelijk nieuwe ontwikkeling. Hij/zij heeft een formele kerkelijke erkenning en is een beroepskracht.

In dit opzicht is er overeenkomst met de predikant. Hij verricht taken die liggen op de gebieden van pastoraat, diaconaat, catechese, vorming en toerusting, jeugd- en jongerenwerk en/of evangelisatie. Hij heeft een hbo-opleiding voltooid en behoort tot wat dr. J. Hoek heeft genoemd het middenkader van de gemeente. Door het creëren hiervan bevordert de gemeente het verbreden van de inzet van de gaven in de gemeente. Op zich is dit een positieve ontwikkeling. In het verleden is het inzetten van beroepskrachten naast de kerkenraad evenwel problematisch gebleken. Aan deze problematiek zitten zowel kerkordelijke als organisatorische kanten.

Drie spitsen

Op een van de jaarlijkse ontmoetingsdagen van de 'Hervormd-Gereformeerde Sectie in de Vereniging van Kerkelijk Werkers' hield prof. dr. W. Balke een referaat. Hij stelde dat ten onrechte kerkenraadsleden de predikant zien als de door hen betaalde uitvoerder van allerlei kerkenwerk dat zij hem opdragen. Uit mijn eigen praktijkervaring en uit wat ik van enkele collega's heb gehoord, leid ik af dat de kerkelijk werker ook vaak zo wordt gezien. Misschien is mijn waarneming onjuist, maar ik vraag mij af of een dergelijke visie terecht is als het de kerkelijk werker betreft. Een verschil is dat met de kerkelijk werker normaliter een arbeidsovereenkomst is gesloten. Prof. Balke wees erop dat zowel Luther als Calvijn het ambt zag als ministerium uerbi. En hij stelde dat het ambt naar refor-matorisch inzicht ministerium uerbi is, met zijn drie spitsen: prediking, catechese, pastoraat. Een ambtsdrager is dienaar van het Woord, pastoraat is naar de mening van Balke 'dienst des Woords aan de enkeling'. De kerkelijk werker doet in de praktijk het werk van een 'dienaar van het Woord'. Hij doet het werk van een ambtsdrager zonder ambtsdrager te zijn. \Ve mogen de kerkelijk werker zien als een dienaar van het Woord. Evenwel is hij tegelijkertijd dienaar van de kerkenraad, gelet op zijn dienstbetrekking en gelet op de positie die hij inneemt volgens de kerkorde.

Charismata

Het woord ambt in de Statenvertaling komen we tegen als vertaling van het woord avodah, voor de tempeldienst in het Oude Testament. In de Septuagint wordt het vertaald met het Griekse woord leitourtjia. In de vertaling met de woorden auodah en leitourflia klinkt door de dimensie van plechtige, wettelijke, (van Godswege) verordende instelling. De ambtelijke, door God ingestelde priesterdienst

van het Oude Verbond heeft zijn vervulling en voleinding gevonden in Christus. De gemeente bediend uit het priesterschap van Christus, is geroepen tot de priesterlijke dienst voor Gods aangezicht op grond van het offer dat Christus heeft gebracht. Dit is het ambt aller gelovigen.

Als het fundament van de gemeente is gelegd, is het vervolgens zaak dat de gemeente wordt gesticht, wordt opgebouwd. Paulus noemt in Efeze 4: 11 samen met de apostelen en als het ware in één adem met hen profeten, evangelisten, herders en leraars. In de opsomming van de charismata in 1 Korinthe 12: 28 noemt hij de apostelen, maar als opening van een rij van gaven: profeten, leraars, krachten, gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen. Al deze charismata zijn kennelijk van even groot belang. Het gebinte van de gemeente wordt erdoor bijeengehouden.

Centrale opdracht

We kunnen stellen dat het werk dat het ene apostelambt met zich meebracht zo veelomvattend werd, dat het om organisatorische redenen is verdeeld geworden over verscheidene personen, waarbij tegelijkertijd een specialisatie plaatsvond. Dit zijn processen die zich voordoen in elke organisatie die zich ontwikkelt. Bovendien kunnen wij vaststellen dat de begrippen ambt, bediening en gave in de Bijbel op diverse manier gebruikt worden en in hun praktische betekenis elkaar aanvullen en kunnen overlappen. De ambten zijn gaven van Christus aan de gemeente en ambtsdragers zijn dienaars van Christus en van Zijn Woord en hebben een bediening. Dit geldt in algemene geestelijke zin voor heel de gemeente en daarbinnen in specifieke zin voor hen die een bijzonder ambt - predikant, ouderling, diaken - vervullen. Bijbels gezien betreft het echter niet alleen hen. Elke specifieke bediening kan als een bijzondere gave van Christus aan de gemeente worden opgevat. In de nieuwtestamentische gemeente zien we dat zich bijzondere ambten gaan uitkristalliseren (o.a. Hand. 6:3, 20:28, 1 Kor. 12:28, Efeze 4:11, 1 Tim. 5:17). Uitgaande van dit gegeven is een belangrijke vraag hoeveel en welke ambten dit zijn. In de gereformeerde traditie is de visie van Calvijn van doorslaggevende betekenis geworden. Zijn drievoudige ambtsvisie omvat de ambten van herder (en leraar), ouderling en diaken. Kenmerkend voor de ambtsleer van Calvijn is dat hij de bediening van het Woord als de centrale opdracht ziet voor de ambtsdragers van de kerk. Dat heeft tot gevolg dat hij het ambt van de herder op de eerste plaats zet. Vanuit deze centrale positie van de Woordbediening door de herders krijgen het regeerambt van de ouderling en het dienende ambt van de diaken hun plaats en betekenis.

De synode en de kerkorde

In 1951 kreeg de Nederlandse Hervormde Kerk een nieuwe kerkorde. Een vernieuwing was het introduceren van de bediening. Hierin is de invloed van prof. dr. A. A. van Ruler vast te stellen. De bediening werd een nieuw instituut naast het ambt. Dit instituut werd geïntroduceerd, omdat de synode inzag dat naast de traditionele ambtsdragers anderen in de gemeente een geordende plek moesten krijgen. De synode hield vast aan haar drievoudige ambtsopvatting - predikant, ouderling, diaken - maar erkende de nood der tijden en stelde nieuwe functies in.

In de kerkorde van 1951 heeft de synode ambt en bediening nadrukkelijk van elkaar willen onderscheiden, wat nog blijkt in Ord. 1-16-4: 'men kan niet, in een bediening gesteld zijnde, tevens een ambt dragen'. Dr. P. van den Heuvel merkt hierover op: 'De bediening is uitdrukkelijk niet betrokken in de regering der kerk, maar wil gemeenteleden inzetten in het gebied waar kerk en samenleving elkaar raken.'

Hulppredikers

In een persoonlijk gesprek gaf Van den Heuvel mij een toelichting op de positie van de kerkelijk werker. Deze kan in een bediening worden gesteld. Het ambt is bedoeld om te regeren, te leiden, verantwoordelijkheid te dragen. Een bediening is bedoeld om te assisteren bij de uitoefening van het ambt. Het gaat om het uitvoeren van taken in de gemeente in samenwerking met de ambtsdragers. Van den Heuvel schetste dat er in de periode na de Tweede Wereldoorlog een grote druk op de synode was om de hulppredikers die werkzaam waren in kleine gemeenten die geen predikant konden betalen, de volledige bevoegdheden van een predikant toe te kennen. In het bijzonder betrof het de bediening van de sacramenten. Toen dit de hulppredikers werd toegestaan in de eigen gemeente, dacht men het probleem te hebben opgelost. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Want waarom wel in de eigen gemeente en niet elders? De synode besloot vervolgens de mogelijkheid te creëren dat hulppredikers predikant werden. Na vier jaar werden deze predikanten beroepbaar. Zij vertrokken vervolgens naar grotere gemeenten. De kleine gemeenten die ze verlieten, hadden nu echt een probleem. Hulppredikers waren er niet meer en een predikant konden ze niet betalen. Daar ligt volgens Van den Heuvel een belangrijke reden om deze gang van zaken met de kerkelijk werker niet te herhalen. De synode wil niet opnieuw een tweede weg naar het predikantschap. Om twee redenen. In de eerste plaats dus omdat kleine gemeenten die wel een kerkelijk werker kunnen betalen en geen predikant daarmee alleen in eerste instantie zijn geholpen. En bovendien, de eisen aan het predikantschap worden steeds zwaarder. Daar is de universitaire opleiding voor vereist.

Protestantse kerkorde

In de kerkorde van de Protestantse Kerk besteden de Ordinantiën aandacht aan de positie van de kerkelijk werker. Ordinantie 3, artikel 12 gaat over de Diensten en luidt: 'Met het oog op de vervulling van de roeping van kerk en gemeente kunnen leden van de kerk naast de ambtsdragers in een dienst worden gesteld. Zij worden kerkelijk werker genoemd. Een dienst betreft arbeid ten behoeve van: de kerkmuziek, de missionaire arbeid, het jeugd- en jongerenwerk, de vorming, de toerusting en de catechese, de pastorale arbeid, de diaconale arbeid, de gemeenteopbouw of waar de orde van de kerk dit aangeeft. Zij verrichten hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de ambtelijke vergadering die hen heeft benoemd.' Een kerkelijk werker kan in een bediening worden gesteld. Dit vindt plaats in een kerkdienst door een predikant met gebruikmaking

van een daarvoor bestemde orde. De kerkelijk werker legt dan een belofte af. Een kerkelijk werker in pastorale arbeid is in beginsel niet bevoegd om kerkdiensten te leiden. Het verlenen van toestemming hiertoe - een consent - is mogelijk indien er niet op een andere wijze in kan worden voorzien. Degene die een preekconsent ontvangt, is evenwel niet bevoegd tot de bediening van doop en avondmaal, het afnemen van de belijdenis van het geloof, de bevestiging van ambtsdragers en het leiden van trouwdiensten alsmede tot het uitspreken van de zegen.

H.A. POST, VEENENDAAL

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Positie in de kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's