Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezinning op de toekomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezinning op de toekomst

De kerkelijk werker [III]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KERKELIJK WERKER [III]

In dit (slot)artikel richten we onze aandacht op wat er besproken is op een studiedag, georganiseerd door het Instituut voor Gemeenteopbouw en Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) in maart 2004 met als thema De positie uan de kerkelijk werkers - nu en straks. In het bijzonder willen we ons concentreren op het 'straks'. Het 'nu' is aan de orde gekomen in het vorige artikel. We hebben toen het functioneren in de praktijk besproken. In dit artikel gaan we in op de vraag: 'Wat voor soort dienaar is de kerkelijk werker? '

De kerkelijk werker en de opleiding GPW

Dr. J. Hoek, manager van de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk aan de CHE, ging in zijn lezing in op het profiel van de kerkelijk werker in relatie tot de opleiding. De kerkelijk werker dient zijn beroepsidentiteit te ontlenen aan datgene waarvoor hij opgeleid is en waartoe hij bekwaam is. Hij moet zijn kracht vinden in de specifieke scholing, waardoor hij een specifieke bijdrage kan leveren aan de opbouw van de gemeente of de presentie van de kerk in de samenleving. Ds. Hoek sprak de hoop uit dat we toegroeien naar een kerk die minder domineeskerk is en waar gemeenten worden bearbeid door teams uan pro/essionals die, al dan niet met ambtelijke bevoegdheden, vanuit hun specialismen de gemeente toerusten en opbouwen.

Heldere en haalbare doelstellingen

Naar de mening van dr. Hoek zijn bij elke benoeming van een kerkelijk werker heldere en haalbare doelstellingen en taakomschrijvingen van groot belang. 'Er dienen principiële en goed onderbouwde keuzes te worden gemaakt ten aanzien van het profiel van de kerkelijk werker in elke specifieke situatie. Zal daarbij in het bijzonder aandacht zijn voor apostolaire en evangelisatorische aspecten of zal er juist concentratie plaatsvinden op vorming en toerusting? Hier ligt een keuzemoment. Niet alles kan. Keuzes maken kan pijnlijk zijn, maar is altijd beter dan noodzakelijke keuzes ontwijken en dan mislukking of op z'n minst teleurstelling bij voorbaat inbouwen.'

Dit houdt in dat in het beleidsplan van de gemeente waarin een kerkelijk werker werkzaam is of aangesteld zal worden, er een nadere omschrijving gegeven moet worden van zijn taak. Zijn opdracht kan bijvoorbeeld inhouden dat hij vooral als 'vormingswerker 'en toerustingswerker' uit de verf zal komen. Hij is dan gericht op het kader en op meelevende jongeren en jonge gezinnen. De invulling van de taken zal vanuit deze keuze worden beheerst. Dr. Hoek wees erop dat deze

toespitsing op vormingswerk niet uitsluit dat de kerkelijk werker tevens op bijvoorbeeld diaconaal gebied taken vervult. Dit zullen dan echter geen uitvoerende taken zijn zoals het organiseren van acties en vakantiekampen. Ook hier zal zijn betrokkenheid gericht zijn op vorming: toerusting van de diakenen, stimulering van diaconaal besef in de gemeente.

Catechese

De inleider lichtte toe dat een dergelijke keuze is gebaseerd op de overweging dat vooral zal moeten worden ingezet op versterking en toerusting van het kader, bijvoorbeeld de meelevende kern van de jongeren en jongvolwassenen in de gemeente. Er kan echter ook een heel andere, voluit missionaire keuze gemaakt worden, bijvoorbeeld met nadruk op evangelisatorisch werk onder de randbewoners van de gemeente, de vele jongeren en ouderen 'in de voorhof'.

Weer een andere profilering gaat in de richting van catechese. 'De betrokkenheid van de kerkelijk werker bij de catechese moet gericht zijn op het geven van een kwaliteitsimpuls. Naast het daadwerkelijk geven van enkele catechisaties gaat het vooral om toerusting van de leden van het catecheseteam, organisatorische hulp aan de predikanten, contacten met ouders van catechisanten, bezinning op een leerplan en afstemming van de verschillende leermomenten binnen de gemeente. Het gaat dus beslist niet om zomaar 'een mannetje meer' om te catechiseren. De kerkelijk werker participeert in principe niet in de catechese, omdat er behoefte is aan extra menskracht. Dat is een kwantitatieve benadering, terwijl het gezien de kwalificaties van een hbo-theoloog moet gaan om een kwalitatieve benadering. De kerkelijk werker draagt er als catechetisch werker zorg voor dat de problematiek rond catechese - en vormingswerk in het algemeen - regelmatig aan de orde wordt gesteld in de vergaderingen van de kerkenraad. Hij zal daarin als adviseur vanuit zijn eigen deskundigheid een duidelijke inbreng behoren te hebben.'

Weloverwogen

Dr. Hoek wilde niet suggereren dat de ene keus beter is dan de andere. Wel wilde hij duidelijk maken dat er altijd een weloverwogen keus moet plaatsvinden. 'Immers, veel minder dan bij het beroepsprofiel van de predikant het geval is, is er voor de kerkelijk werker een standaardpakket aan werkzaamheden in allerlei verschillende situaties. Er dient steeds gewaakt te worden voor 'vervuiling' van het takenpakket, ook al treedt deze op door op zichzelf nog zo schone taken.'

De kerkelijk werker behoort geen 'gatenvuller' te zijn. Als er op een zeker moment behoefte is aan iemand om bepaalde taken te vervullen, mogen deze niet zonder er goed over na te denken aan de kerkelijk werker worden opgedragen. De kerkenraad zal zich dienen af te vragen op welke wijze taken passen in het vastgestelde profiel. 'Ik kan mij voorstellen dat de kerkelijk werker hierbij een zekere flexibiliteit opbrengt. Aanpassingen en verschuivingen binnen het takenpakket zijn bespreekbaar, maar dat moet niet louter afhankelijk zijn van toevallige factoren en mag niet ten koste gaan van de herkenbaarheid en tegelijkertijd diversiteit in het takenpakket.'

Ds. Hoek zag duidelijk een rol voor de kerkelijk werker in de kerkenraad: 'De kerkorde van de PKN laat ruimte voor het deelnemen van de kerkelijk werker aan de kerkenraadsvergaderingen als adviseur. Hierbij moeten we niet denken aan integrale deelname. Dat zou geen recht doen aan het verschil tussen ambt en dienst. In functionele zin staat de kerkelijk werker onder leiding van de kerkenraad. Tegelijkertijd erkent de kerkenraad zijn specifieke kennis en kunde op bepaalde terreinen en zal daarom zijn adviserende functie geen vrijblijvend karakter geven. Dat vraagt erom de deelname aan de kerkenraadsvergadering niet incidenteel, maar gestructureerd te doen zijn, bijvoorbeeld door het aantal keren per jaar vast te leggen naast de mogelijkheid van consultatie op ad hoc-basis.

De deelname aan de kerkenraadsvergadering heeft niet of in elk geval niet in de eerste plaats de bedoeling verantwoording af te leggen voor de verrichte werkzaamheden. Het gaat om advisering van de ambtsdragers vanuit specifieke deskundigheid, bijvoorbeeld ten aanzien van jeugdcultuur, coaching van vrijwilligers, gemeenteopbouw, missionaire vragen, bijzondere vormen van pastoraal werk, catechese, diaconale en missionaire bewustwording van de gemeente. Het is van belang ook dit punt in het beleidsplan vast te leggen', aldus dr. Hoek.

Geschikt, bevoegd, bekwaam

Op de studiedag zette prof. dr. G. Heitink, emeritus-hoogleraar aan de Vrije Universiteit, uiteen dat een belangrijke ontwikkeling in de kerk die is van functionele differentiatie binnen het predikantschap. Ik citeer: 'Was het predikantschap vroeger een zijnsberoep op grond van een ambtstheologie van volledige beschikbaarheid op elk moment van de dag, tegenwoordig maken we meer onderscheid tussen de drie invalshoeken van persoon, ambt en beroep. Dat noemen we functionele differentiatie. Van een geestelijk werker, een term die zowel predikanten als kerkelijk werkers omvat, wordt in toenemende mate gevraagd dat deze als persoon geschikt, als ambtsdrager bevoegd en als professioneel werker bekwaam is om die taken uit te voeren waarvoor hij of zij wordt aangesteld. De woorden geschikt, bevoegd en bekwaam zijn volgens Van Dale alle drie aspecten van het begrip competent. Daarom kan onderscheid gemaakt worden tussen persoonlijke competenties, volmachtcompetenties en bekwaamheidscompetenties .'

Tot de persoonlijke competenties rekent prof. Heitink communicatieve openheid, invoelend vermogen en spiritualiteit, verbonden tot een geïntegreerde persoonlijkheid. Onder volmachtcompetenties verstaat hij dat men vanuit het priesterschap van alle gelovigen gemandateerd wordt in en namens een geloofsgemeenschap als geestelijk werker op te treden. In formuliertaal uitgedrukt dat men zich 'door de gemeente en mitsdien door God zelf geroepen weet' om deze functie te vervullen. Dat betekent dat geestelijk werk naar de overtuiging van prof. Heitink gepaard dient te gaan met het vervullen van een ambt. Onder bekwaamheidscompetenties verstaat hij de professionalisering van het beroep. In een geestelijk beroep gaat het hier om competenties op het gebied van kennis en kunde, gepaard met bepaalde vaardigheden.

Als samenvattend begrip spreekt Heitink van een hermeneutisch-communicatieve competentie. Er dient naar zijn mening een evenwicht te ontstaan tussen deze drieërlei competentie. 'Door integratie van de drie groeit iemand in het werk. Met de persoonlijke en professionele competenties van kerkelijk werkers is niets mis, maar het ontbreekt hun veelal aan volmachtcompetenties en dat maakt hen kerkelijk vleugellam. Daarom zou ik hen een ambtelijke bevoegdheid niet willen onthouden. Hiervoor zou, al naar gelang de taak die men uitoefent, aansluiting gezocht kunnen worden bij een der drie bestaande ambten of in apostolair opzicht bij het bijbels niet minder te verantwoorden ambt van evangelist.'

Beginnend beroepsbeoefenaar

Prof. Heitink maakte zorgvuldig onderscheid tussen de academisch gevormde predikant en de hbo-gevormde kerkelijk werker. Ieder heeft zijn eigen plaats in de gemeente met zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. Hij ziet de hbo-afgestudeerde - of zoals dat tegenwoordig heet: theoloog met een bachelor-graad - als een beginnend beroepsbeoefenaar. Hij is als zodanig een professionele pastor, jeugdwerker enzovoorts. Maar hij is niet bekwaam tot het uitvoeren van alle taken die tot het predikantschap behoren. Hij moet niet meer willen zijn dan waarvoor hij is opgeleid. De bevoegdheid tot preken ziet Heitink voorbehouden aan de predikant met een klassieke opleiding aan een universitaire instelling.

Deze studiedag bood de deelnemers informatie over en bezinning op de positie van de kerkelijk werker in de kerk en de gemeente. Het profiel van de kerkelijk werker is in ontwikkeling. Kerkenraden die een kerkelijk werker hebben aangesteld of overwegen aan te stellen, beschikken hiermee over een beroepskracht met specifieke kwaliteiten of competenties. Het verdient daarom aanbeveling goed na te denken over de specifieke bijdrage van de kerkelijk werker aan het gemeentelijk leven. Laten we ervoor oppassen hem in te zetten als gatenvuller, spaarpot of hulpje van de predikant. Daarmee doen we de kerkelijk werker en de gemeente tekort. En laten we open staan voor nieuwe ontwikkelingen. Het profiel van de kerkelijk werker is al wel duidelijk, maar zeker nog niet uitgekristalliseerd.

H. A. POST, VEENENDAAL

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 2004

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bezinning op de toekomst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 2004

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's