Vrolijk of vromelijk kruisdragen?
Over het dankgebed in het doopformulier
Kruisdragen is een wezenlijk bijbelse notie. Zowel in letterlijke als in figuurlijke zin. Letterlijk heeft Christus op weg naar Golgotha het kruis gedragen. Toen Hij eronder dreigde te bezwijken, werd Simon van Cyrene gedwongen het kruis naar de plaats van de terechtstelling te dragen.
Ook tijdens Zijn rondwandeling op aarde sprak Jezus diverse malen over kruisdragen in figuurlijke zin, als samenballing van alle verdriet, moeite, tegenkanting en bestrijding bij de navolging van Christus. Tegen de rijke jongeman zei Hij: 'Neem het kruis op en volg Mij' (Mark. 10:21). En allen die Hem willen volgen, houdt Hij de volgende boodschap voor: 'Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis dagelijks op en volge Mij.'(Luk. 9:23). Kruisdragen en discipelschap zijn onlosmakelijk verbonden: 'En wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn.'(Luk. 15:27).
Vrolijk kruisdragen?
In het klassieke doopformulier - zowel voor de kinderdoop als voor de volwassenendoop - wordt aan dat kruisdragen een element toegevoegd, namelijk in het eerste gebed. Dat gebed staat in de theologie bekend als het 'zondvloedgebed', omdat in het begin ervan de zondvloed wordt genoemd: de ongelovige en onboetvaardige wereld wordt gestraft, maar de gelovige Noach en zijn gezin worden behouden. Dit beeld wordt doorgetrokken naar de gedoopte kinderen: God wil hen behouden als eenmaal Noach.
In dit zondvloedgebed lezen we dan de volgende formulering over de navolging van Christus: 'opdat zij hun kruis, Hem dagelijks navolgende, vrolijk dragen mogen'. Vrolijk dragen! Deze combinatie komen we in bijbelteksten niet tegen. Is hier niet sprake van een vergissing? Het is toch geen vrolijke bezigheid om een kruis te moeten dragen?
In de Waarheidsvriend van 5 augustus jl. schreef ds. H. Harkema (Onstwedde) een meditatie over deze problematiek onder de titel 'Het kruis vrolijk dragen? ' Hij vermeldt daarin dat sommigen wel menen dat er oorspronkelijk 'vromelijk' moet hebben gestaan, zoals in het dankgebed aan het slot van het doopformulier staat vermeld: 'vromelijk' tegen zonde en duivel strijden. 'Vromelijk' betekende in de i6 e en i7 e eeuw immers vooral: flink, dapper, zonder vrees. Ds. Harkema handhaaft, mijns inziens terecht, 'vrolijk'. Letterlijk schrijft hij: 'Laten wij het er maar op houden dat onze voorouders wel degelijk bedoelden: vrolijk kruisdragen.'
Zoals gezegd, voor (sommige of vele? ) lezers van nu komt 'vrolijk' wat onbegrijpelijk over. Als we konden aantonen dat oorspronkelijk 'vromelijk' is bedoeld, dan zou voor hen het probleem grotendeels zijn opgelost. Maar is dat wel de juiste oplossing? In principe zijn er twee wegen die we in kunnen slaan om enige klaarheid te krijgen in deze problematiek. De eerste weg: Wat staat er op de bewuste plaats in vroegere versies van ons doopformulier, dus uit de tijd vóór Dordt (1618/19)? De tweede weg: Wat was de kernbetekenis van 'vrolijk' in de i6 e en i7 e eeuw? Op beide ga ik hierna in.
Vroegere versies
Voor gegevens over vroegere versies en formuleringen van het zondvloedgebed maak ik voornamelijk gebruik van een omvangrijke studie over het zondvloedgebed (Dick van Arkel, Voor ons de zonduloed. [...]. Zoetermeer 2001.) Voor ons zijn vooral van belang de voorstadia van het doopformulier in de lutherse/zwingliaanse en de gereformeerde tak van de Reformatie.
Allereerst de lutherse/zwingliaanse tak. Luther heeft in zijn Taufbüchlein (doopboekje) van 1523 reeds een formulering met 'vrolijk': 'frolich ynn hoffnung' (vrolijk in hoop), maar niet in combinatie met kruisdragen. Ook uit 1523 stamt de tekst voor de doopliturgie van Leo Judae uit Zürich. Deze noemt wel het kruis, maar zonder 'vrolijk': 'dinem sun durch das krüz ... yngelybt' (in Uw Zoon door het kruis ingelijfd). In de doopliturgie van Zwingli uit 1525 komt waarschijnlijk voor het eerst de combinatie 'vrolijk kruisdragen' voor (curs. door mij): 'indem er sein Kreuz, ihm taglich nachfolgend, jröhlich trage' (terwijl hij zijn kruis, Hem dagelijks navolgend, vrolijk moge dragen).
De gereformeerde tak is zeker schatplichtig aan de lutherse/zwingliaanse en voert ons naar de Palts. Caspar Olevianus, bekend als een der opstellers van de Heidelbergse Catechismus, gebruikte teksten uit Zürich en bij hem vinden we in zijn Form zu taujfen (Heidelberg 1563) de volgende zinsnede die vrijwel identiek is aan die van Zwingli: 'sein Creutz im teglich nachfolgende frölich trage'. Deze formulering komen we in vertaalde vorm weer tegen bij Datheen (1566): 'op dat het sijn Cruys, hem daghelicks naevolgende, vroylick draegen moge'. Zoals bekend verdrong in de Nederlanden de liturgie van Datheen spoedig die van Marten Micron, predikant van de Nederlandse vluchtelingengemeente in Londen. De formulering 'vrolijk kruisdragen' bleef na Dordt (1618/19) gehandhaafd.
Wat in al deze teksten opvalt, is het volgende: nergens treffen we in de bewuste passage zoiets als 'vromelijk' aan. Het is dan ook uiterst onwaarschijnlijk dat 'vrolijk' de plaats heeft ingenomen van een ouder 'vromelijk'.
'Vrolijk' in de i6elije eeuw
Wanneer de lezer van nu enige moeite heeft met de combinatie 'vrolijk kruisdragen', zal hij zich moeten afvragen of dat ook zo was voor gemeenteleden in de i6 e en i7 e eeuw. Anders gezegd: hij zal zich moeten afvragen of'vrolijk' toen wel dezelfde betekenis had als nu.
'Vrolijk' gebruiken we thans in situaties als: een vrolijke Frans, een vrolijk feest, een vrolijke stemming. Van Dale omschrijft de kernbetekenis als volgt: uitgelaten (of: opgeruimd, blij, jolig). In de i6 e en i7 e eeuw - we noemen de taal uit die eeuwen tegenwoordig 'vroegmodernnederlands', omdat toen een algemeen, bovengewestelijk Nederlands ontstond waar ons huidige Nederlands op teruggaat - was de betekenis ruimer. 'Vrolijk', waarin het Middelnederlandse woord 'vro' is terug te vinden, blijkt in het vroegmodernnederlands twee kernbetekenissen te hebben: (1) uitgelaten, luchthartig en (2) blijmoedig, onbezorgd. Dit leert ons het WNT, het Woordenboek der Nederlandsche Taal, het grootste woordenboek binnen ons taalgebied. Het gaat mij hier om die tweede betekenislaag. Het WNT tekent bij 'blijmoedig' nog het volgende aan: het slaat op een 'gemoedsgesteldheid, veelal voortvloeiend uit (sterke) innerlijke voldoening' of'gemoedsrust' en vaak gepaard gaande met de bijgedachte van 'vertroosting'. Die betekenis is in het huidige Nederlands niet meer aanwezig. Er heeft in de loop der eeuwen een betekenisinperking plaatsgevonden, zoals bij zoveel woorden het geval is. Die tweede betekenis - blijmoedig, onbezorgd - is mijns inziens van kracht in 'vrolijk kruisdragen'. Het slaat op de innerlijke rijkdom en troost van een christen die zich door het geloof met Christus verbonden weet. Kruisdragen is niet iets om 'uitgelaten' over te zijn, maar heeft wel alles te maken met innerlijke gemoedsrust en vertroosting. Ziende op Christus, ondanks alle moeite en druk, niet luchthartig of jolig maar wel 'blijmoedig' zijn. Zo hebben we als commissie die de klassieke formulieren heeft hertaald, het woord dan ook opgevat: het kruis 'vrolijk' dragen heeft de commissie hertaald tot: het kruis 'blijmoedig' dragen. Op vergelijkbare wijze spreken we ook niet van de 'vrolijke Boodschap' als het om het evangelie gaat, maar van de 'Blijde Boodschap' (in het Duits: die Frohe Botschaft). Het WNT geeft verschillende oude citaten die deze betekenis ondersteunen. Anna Bijns schreef in 1528 naar aanleiding van lasterlijke aantijgingen waaraan een christen soms is overgeleverd: 'Dat urolijc verdraecht, want God troost de sijne'(Verdraagt het
blijmoedig, want God vertroost/helpt de Zijnen). En een citaat van zo'n tien jaar later uit een andere bron: 'Met Abraham wilt uroeyelic uut u lant, gaen Op Christum gods woort betrouwende vastelic' (Wilt blijmoedig met Abraham uit uw land gaan, vast vertrouwende op Christus, op Gods Woord). In deze citaten heeft 'vrolijk' zonder twijfel dezelfde betekenis als in het zondvloedgebed in het doopformulier.
Het verraderlijke
De taal van onze voorvaderen in de i6 e en i7 e eeuw staat veel dichter bij de onze dan het Middelnederlands, de dialecten van de Middeleeuwen. Daarom spreken we van 'vroegmodernnederlands': het is het vroegste stadium van ons moderne Nederlands. Veel woorden van toen gebruiken we nu nog. En toch is voor de Nederlander van nu die taal verraderlijk. Veel woorden van toen die we nu nog gebruiken, hebben betekeniselementen verloren of hebben zelfs een heel andere bete-kenis gekregen. En dat is heel gevaarlijk. Het kan gemakkelijk leiden tot onbegrip en misverstanden, en zelfs tot wantrouwen bij binnenkerkelijke discussies.
Ik geef enkele voorbeelden uit de Statenvertaling. Het woord 'verdoemen' betekent thans: voor eeuwig veroordelen, overgeleverd worden aan Gods eeuwige straf. In de grofste vloek die we kennen zit die betekenis. In de i6 e en I7 e eeuw had het woord echter een veel ruimere betekenis: veroordelen in het algemeen door de rechter. Daarnaast kon het ook betekenen: veroordelen (tot de eeuwige straf) door God. In de I7 e eeuw kon je 'verdoemd' worden tot een geldboete of gevangenisstraf. Die betekenis is in het huidige Nederlands helemaal weggevallen. Maar in Deut. 25:1 bijvoorbeeld is deze betekenis juist wel bedoeld: het (aardse) 'gerecht' heeft als opdracht de onrechtvaardige te 'verdoemen' (= veroordelen).
Als Saul bij de waarzegster in Endor komt, ziet zij dat hij zeer 'verbaasd' was (Deut. 28:21). Maar dat is niet ons huidige 'verbaasd'. In de 1 j e eeuw had het een veel sterkere betekenis, namelijk: ontsteld. Saul is niet verbaasd, maar hij is totaal van de kaart! In Job 21:6 staat het woord 'beroerd': 'zo word ik beroerd'. Als we thans dit woord gebruiken - 'ik voel me beroerd' of 'ik word er beroerd van' - dan betekent het zoiets als: ellendig, belabberd. In de iy e eeuw, en dus ook in de Statenvertaling, betekende het echter: ontroerd, ontsteld, verontrust. Van kindsbeen af is mij geleerd dat wij kleine mensen aan God geen 'eisen' mogen stellen. Toch staat er in Psalm 2:8: 'Eis van Mij' en we zingen het ook: 'Eist van Mij vrijmoedig' (Psalm 81:12, berijmd). De verklaring is heel eenvoudig: vroeger betekende dit woord gewoon 'vragen'. Inderdaad, we mogen God wel vrijmoedig vragen, maar we mogen Hem niet onze eisen stellen!
De genoemde voorbeelden zijn met honderden aan te vullen. De woorden zijn in onze taal gebleven, maar de betekenis is verschoven. Ze kunnen in de loop der eeuwen een totaal andere inhoud hebben gekregen. De betekenisverschuiving kan ook inhouden dat ze óf verzwakt óf versterkt zijn. Dit zijn de gevaarlijkste woorden: de hedendaagse lezer denkt die woorden te kennen, maar ziet niet dat de inhoud ervan vroeger anders was dan nu. Dit is het 'verraderlijke' van de i6 e - en I7 e - eeuwse taal. Wat met het woord 'vrolijk' is gebeurd - een betekenisverenging - is met honderden andere woorden ook gebeurd: verdoemen, verbaasd, beroerd, eisen, enzovoorts. Daarom was het noodzakelijk de klassieke formulieren te hertalen. Daarom ook is het goed dat er een herziene vertaling komt voor degenen die de Statenvertaling willen blijven lezen.
J. de Gier, Ede
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 2004
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 2004
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's