Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moeder en oma, een middel in Gods hand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moeder en oma, een middel in Gods hand

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd dat het ook in u woont. 2 TlMOTHEÜS 1 : 5

Wanneer ik terugdenk aan mijn jeugd, waren mijn ouders en grootouders (voorzover ik ze bewust heb meegemaakt) zogenoemde identificatiefiguren. Er viel wat van hen af te lezen, met name hoe ze omgingen met God, met Zijn Woord en met Zijn dienst. Ik denk daar vaak nog met veel dankbaarheid aan terug.

Iets dergelijks moet ook Paulus gedacht hebben toen hij z'n brief aan Timotheüs schreef. Helder ziet hij het plaatje weer voor zich. Grootmoeder Loïs, moeder Eunice en Timotheüs. Zo hoorden ze bij elkaar. Middellijkerwijs heeft Timotheüs het geloof aan hen te danken.

Eerst valt het licht op grootmoeder Loïs. Door haar naam te vermelden samen met die van haar dochter en kleinzoon, laat de Heere God ons zien dat Hij werkt in de lijn van de geslachten. Hij gebruikt ze als middelen in Zijn hand.

Begrijp me goed, ik bedoel daar niet mee te zeggen dat de Heere God van Loïs afhankelijk zou zijn geweest, al is het tegelijk ook waar dat de kerk geen Timotheüs zou hebben gehad als Timotheüs niet deze grootmoeder had gehad. Het één staat hier niet los van het ander.

Nu worden er twee dingen van Loïs gezegd. In de eerste plaats gaat het over haar geloof. Paulus omschrijft het nog wat nader als een ongeveinsd geloof. Dat wil zeggen een onvoorwaardelijk vertrouwen op Gods genade, zonder enige dubbelhartigheid. Het is oprecht, echt. Wanneer Loïs met Timotheüs sprak, dan proefde hij de echtheid van haar geloof. En juist dat maakte diepe indruk op Timotheüs.

Dat geldt, denk ik, nog. Ouders, grootouders zijn voor hun kinderen het doorkijkglas van God. En zien ze dan ook wat? Of zien ze niets? Want er is niets funester dan dat kinderen zich later ouders of grootouders herinneren die wel mooi konden praten, maar er zelf niet naar handelden. Jongeren zijn daar uiterst gevoelig voor. Ze merken wanneer er een rookgordijn wordt opgetrokken, wanneer het niet echt is. Hoeveel jongeren zijn daar al niet op • afgeknapt en keerden als gevolg daarvan de kerk de rug toe. Laten u en ik, wij samen op dit punt onze verantwoordelijkheid verstaan. Laten we de Heere bidden echt en oprecht te zijn, opdat ze in ons zullen opmerken het geloof in Hem!

Zó was het bij grootmoeder Loïs. Het is van niet te onderschatten betekenis geweest voor haar dochter en kleinzoon. Het is als een vonk van het ene geslacht op het andere overgesprongen. Vandaar dat Paulus kon schrijven dat het in haar gewoond heeft. Dat is het tweede wat over haar geloof wordt opgemerkt. De apostel gebruikt een woord waarmee hij aangeeft dat het geloof iets is dat zich als een macht aan de mens meedeelt en één met hem wordt. Het is een gave, een geschenk van God dat Loïs zo beheerst dat het haar hart en leven totaal in beslag neemt. Het stempelt al haar woorden en daden. Er gaat een bezielende kracht van uit. De invloed ervan kan niet uitblijven.

Loïs, Eunice en Timotheüs zijn er alle drie door gegrepen en er door in vuur en vlam gezet. God werkt met Zijn genade in de opeenvolgende geslachten. Hij is de God van het verbond. Hij stuwt de stroom van Zijn genade door de bedding van de geslachten.

Dat betekent niet dat de ene mens aan de andere het geloof zou kunnen geven. Op de vraag: vanwaar komt het geloof, antwoordt de Catechismus niet: van de ouders of van de grootouders, maar van de Heilige Geest. Je kunt het wat dat betreft niet erven. Toch is daarmee niet alles gezegd. Want ongeloof - de Bijbel is daar heel duidelijk over - is onze persoonlijke schuld. Er treedt hier een spanning op die we er niet uit moeten halen, willen we aan het Woord van God recht doen. Daarom is het wel degelijk van belang hoe wij als ouders, grootouders leven. De opvoeding doet zo ontzaglijk veel. De regel is dat gelovige kinderen gelovige ouders hebben. Als het anders is, is het uitzondering. Kijk er de Bijbel maar op na.

Wat van grootmoeder Loïs geldt, geldt ook van haar dochter Eunice. Ook in haar woont een ongeveinsd geloof. Ze was in de goede zin van het woord een vrome moeder, wat niet wil zeggen een volmaakte moeder. Het is bijv. onbegrijpelijk waarom Eunice, van afkomst toch een joodse, met een Griek getróuwd is. Dat was haar eenvoudig niet toegestaan. Toch verzaakt ze haar taak en roeping niet om haar kind op te voeden in de vreze des Heeren. Even verder in de brief lezen we dat Timotheüs van jongs af aan in de Schriften is onderwezen door moeder en grootmoeder. Het is hem als het ware met de paplepel ingegoten. Ze hebben niet gedacht: we voeden hem maar neutraal op, dan kan hij later wel voor zichzelf kiezen. Nee, van jongs af aan heeft Timotheüs gehoord van de

grote daden van God. Moeder heeft hem ongetwijfeld ook leren bidden. Hem onderwezen in de dingen van het koninkrijk van God. Ze was er niet tevreden mee dat anderen dit ter hand namen. Ze wilde het zelf doen en ze deed het van kindsbeen af. Ze was oprecht, ondanks haar gebreken. Er is sprake van een ongeveinsd geloof ook in haar.

Laat het ook in óns wonen. Dat we het wezenlijke van het geloof als een zaak van het hart overdragen aan onze kinderen, niet in dode vormen, niet in traditionele geboden en verboden, maar als de vertaling van ons geloof in onze levenswandel en levensstijl.

Kinderen en jongeren in het algemeen vragen vaak waarom mag dit wel en dat niet. Dat is terecht en begrijpelijk. Stuur ze niet met een kluitje in het riet, maar leg ze uit waarom. Er zijn ouders die zeggen: het is altijd zo geweest, maar wéét u waarom het altijd zo geweest is? Anderen zeggen: dat staat in de Bijbel. Maar weet wel zo zeker dat het in de Bijbel staat? Wanneer dat niet zo is, zeg dan eerlijk: wij denken dat de Heere God het niet goed vindt of juist ook fijn vindt dat we dit wel of niet doen. Dan gaan kinderen begrijpen wie de Heere voor u is en wat Hij voor u betekent. We laten daardoor iets zien van onze eigen houding tegenover de Heere. Ze merken of we met Hem al dan niet rekenen. Overlaadt kinderen ook niet met allerlei begrippen waarvan ze de betekenis nauwelijks snappen. Niet het vele is goed, maar het goede is veel.

Laten we zo onze roeping vervullen, opdat kinderen van jongs af aan thuis raken in de Bijbel en van lieverlee steeds meer gaan begrijpen wat een ongeveinsd geloof is. Het is bij Timotheüs haast ongemerkt verlopen. Naarmate hij groter werd, nam hij steeds bewuster over wat moeder en grootmoeder hem voorleefden. Nogmaals geloof is geen erfgoed, maar Loïs en Eunice mochten in Gods hand een instrument zijn en wilden dat ook zijn. Ze waren beiden een identificatiefiguur voor Timotheüs. Zullen wij het ook zijn?

Wij kijken vaak wel naar de jongeren, maar moeten we niet veel meer naar onszelf als ouders en ouderen kijken en elkaar de vraag stellen: Hoe leven wij? Leven wij met God? Want God wil ons gebruiken als een middel in zijn hand.

J. W. Goossen, Vriezenveen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Moeder en oma, een middel in Gods hand

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's