Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ontferming bij zijn komst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ontferming bij zijn komst

DE VERLOREN ZOON [3]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Laat ons eten.' [Luk. 15:23]

Een viertal keren willen wij ons buigen over de gelijkenis van de verloren zoon. Vier kernwoorden staan daarin centraal: ontdekking, erkenning, ontferming, verheuging. Het derde facet is: de ontferming bij zijn komst.

De verloren zoon in de gelijkenis heeft een ontvangst gekregen waar hij in de verste verte niet op gerekend had. Hij had tot zijn vader niet alleen willen zeggen: vader, ik heb gezondigd. Maar hij had er ook aan toe willen voegen: ik ben niet meer waard uw zoon genaamd te worden, maak mij tot een van uw huurlingen. Juist dat laatste werd hem onmogelijk gemaakt, want zijn vader valt hem in de rede. Zo verheugd is de vader bij het zien van zijn zoon en zo verheugd is die vader met de erkenning van schuld.
Nee, die vader ontvangt zijn zoon niet wat gereserveerd, wat afstandelijk. Die vader geeft zijn jongen niet een proeftijd. Nee, dit is het troostrijke uit deze gelijkenis: die vader geeft aan zijn jongen in alles het beste wat hij vinden kan. Als ergens duidelijk naar voren komt dat het vluchten tot God heilbrengend is, dan hier in deze gelijkenis. Want in plaats dat de zondaar die tot God vlucht, slaag krijgt, van het erf wordt gejaagd, in plaats dat de honden op hem worden afgestuurd, is daar in de hemel een onuitsprekelijke vreugde over een zondaar die zich bekeert. Want de vader zegt: laat ons eten. In die drie woorden is al de vaderliefde vervat. Het antwoord van de vader op de drie woorden van de zoon: ik heb gezondigd, zijn niet de drie woorden: sla hem dood, maar: laat ons eten.
Dat was nou precies waar die jongen zo'n behoefte aan had. Had hij in dat vergelegen land niet gezegd: ik verga van honger. Terwijl de vader met een innige omhelzing zijn zoon begroet, hoeft de zoon niet eens meer te vragen: vader, hebt u wat te eten voor me? Het is de vader die zegt: laat ons eten.
Het initiatief gaat van hem uit. De Heere weet wat we nodig hebben en het is menigmaal zo'n verrassing dat Hij ons vóór is in het lenigen van onze nood. Heeft de Heere niet gezegd: 'eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden'? God is de verbroken zondaar al een eeuwigheid voor geweest. Voordat u naar het heil in Christus vragen kon, heeft Hij het heil voor uw hongerige ziel in Christus al bereid. Wat is dat een grote vertroosting voor die terugvluchtende zondaar: er is op zijn komst gerekend. Jazeker, die jongen had zich voorgenomen om te zeggen: maak mij tot een van uw huurlingen. Hij had nog voor zijn brood willen werken. Maar die vader weet het veel beter dan u, dat werken is uitgesloten. Hoe had hij met zijn uitgeteerde en verzwakte lichaam iets kunnen presteren?
Dat werken als huurling voor ons brood, ligt ons wel. Dan kunnen wij wellicht nog iets van onze geknakte eigenwaarde redden. Maar vader weet veel beter dan u dat u daar veel te zwak voor bent. De weg van werken en verdienen is afgesloten. Er is maar een weg ten leven en dat is: genadebrood eten als een Mefibóseth aan de tafel van Davids grote zoon Christus Jezus. Nee, die zoon eigent zich niets toe, wat hem niet toekomt. Het is de vader die komt met het aanbod. Daar waar wij als mensen alle erfrechten hebben verspeeld, is God nochtans vrij ons genaderechten te verlenen. Nee, het is niet met tegenzin dat God genade bewijst. Moest Ezechiël tegen het volk niet zeggen: 'Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in de dood van de goddelozen! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve.'
Die zoon is dat aan de weet gekomen! Want het is heel opvallend dat de vader in de gelijkenis niet wachten kan. Het gemeste kalf wordt meteen geslacht. Het feestmaal wordt direct gehouden. Want als straks de oudste zoon thuiskomt van het land rond de klok van zes uur 's avonds, etenstijd, is het feestmaal al in volle gang. Dan hoort hij het gezang en het gerei. O, wat zal dat door die jongen heengegaan zijn: vader kan niet wachten. Meteen wil hij aan mij bevestigen dat hij uit is op herstel van gemeenschap. Maar, wat heb ik hém laten wachten. Wat heb ik een lange tijd mezelf proberen te handhaven. Als wij dat gaan zien, willen wij thuiskomen om nooit meer weg te gaan.
Velen willen terug naar het vaderhuis, slechts om de vuile was te brengen en na het weekend opnieuw te vertrekken. Als wij zo nog leven, hebben wij er niets van begrepen. Dan verachten wij de genade. Dan misbruiken wij de vrijspraak om des te meer te zondigen.
Dan leven wij op zo'n wijze, zoals men vroeger zei: 'verteer, en God geeft meer'. Als wij iets van de goedheid van Vader hebben geproefd, gaan wij zeggen: 'wien heb ik nevens U omhoog ... ? Dan kunnen wij en dan willen wij het niet langer in dat vergelegen land zoeken. Dat vergelegen land dat soms zo dichtbij is: ons eigen boze hart. Hoe mag er een eten zijn tot verzadiging? Hoe kan er ontferming zijn bij zijn komst? Daar is maar een antwoord op. Waar door het eten van de ene verboden vrucht de dood in de wereld gekomen is, heeft God een ander eten geboden, waardoor u leven mag. Alle ellende is begonnen met het eten in het paradijs. Daar zijn wij het leven kwijtgeraakt. In ongehoorzaamheid hebben wij van de verboden vrucht gegeten.
De Heere echter heeft ons een andere spijze bereid. Een spijze in Zijn Zoon, Die gezegd heeft: 'Ik ben dat Levende Brood dat uit de Hemel is neergedaald.' Een spijze die de gevolgen van  dat grote kwaad wegneemt. Heeft Christus het niet gezegd: 'Tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, gij hebt geen leven in uzelven.' Mag dat het geheim zijn in het christenleven. God heeft spijze bereid, opdat er een leven zou zijn voor Zijn aangezicht en een ontfermen bij uw komst..

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 februari 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De ontferming bij zijn komst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 februari 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's