Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zicht op mogelijke Godservaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zicht op mogelijke Godservaring

PLEIDOOI VOOR DE PREDIKING [3, SLOT]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een aantal jaren geleden verscheen er een serie preekschetsen onder de titel Woord in beweging. Een van de vaste onderdelen van elke schets was: de tekst in beweging. Dat is altijd weer een spannende vraag in het preekproces: Hoe loopt de weg van de tekst naar de hoorder? Waar gaat men van uit? Dat blijkt zoals dr. Stark laat zien heel verschillend te zijn.
Er zijn predikanten die sterk vanuit de tekst en de uitleg uitgaan en van daaruit als het ware naar de hoorder toegaan. Maar ook de omgekeerde beweging komt voor in die zin dat predikanten als het ware vanuit het perspectief van de hoorder het gesprek met de bijbeltekst aangaan. Voor mijn besef hebben beide manieren van preken hun sterke en zwakke kanten. Bij de eerste aanpak loop je het risico te blijven 'hangen' in de exegese, maar bij de tweede aanpak is er het gevaar dat de tekst niet meer soeverein kan spreken, maar dat vragen en ervaringen van hoorders van meet af aan de uitleg 'kleuren'.
Weer zeg ik tot de predikanten onder ons: het is goed om de eigen preekpraktijk eens aan de hier gegeven analyses te toetsen en na te gaan waar de sterke en zwakke kanten liggen.

De preek centraal
Nu laat de auteur in haar boek zien dat kerkgangers en predikers op een aantal punten uiteenlopende meningen hebben ten aanzien van de preek. Uit haar onderzoek blijkt dat kerkgangers de preek eerder centraal stellen dan de voorgangers. De preek is voor velen van hen een venster, waardoor ze zicht krijgen op mogelijke Godservaring in de wereld en in het eigen leven. Zij beschouwen een kerkdienst zonder prediking niet als een volwaardige dienst. De meeste voorgangers denken daar anders over. Ik vraag me wel af of dat over de hele linie van de kerk geldt. Ik denk dat een onderzoek onder hervormd-gereformeerde predikanten tot een andere conclusie zou leiden. Immers: de preek vormt onder ons toch het centrale moment in de eredienst.
Overigens blijkt uit het onderzoek dat men over de hele linie waarde hecht aan een goede inbedding van de preek in de liturgie.
Daarbij voegt zich een tweede punt: meer dan de predikanten hechten hoorders aan nadrukkelijke relatie met hun dagelijks bestaan. Je moet er wat aan hebben met het oog op de nieuwe week, zeggen velen. Ook hier worden in de verschillende richtingen verschillende accenten gelegd. De omschrijving 'prediking als Woord van God' wordt verschillend uitgelegd. Terwijl in de orthodoxe vleugel schriftgetrouwe prediking een normatief spreken van Godswege vertegenwoordigt, wordt in het midden van de kerk op dit normatieve minder nadruk gelegd, maar ligt het gezag vooral in de verheldering en de actualisering.
Voorgangers blijken zich allereerst op tekstuitleg te richten en in mindere mate op de actuele situatie waarin de kerkgangers zich bevinden. Het is misschien niet zo'n verrassende conclusie. Exegese, bijbeluitleg heeft ook iets van een ambacht. En het is begrijpelijk dat de academisch gevormde predikant daar gevoelig voor is. Maar juist daarom is het goed om het signaal dat kerkgangers afgeven ter harte te nemen. Het is immers wel een conclusie die te denken geeft. Want een preek is meer dan een correcte exegese - hoe belangrijk goede Schriftuitleg ook is -  preken willen ook landen. Je bent als prediker ook pastor.

Viering
Ook die vraag 'Waarom gaan we naar de kerk?' wordt verschillend beantwoord. In het onderzoek van dr. Stark is voor de voorgangers de motivatie vooral verbonden met de gezamenlijke viering en manifestatie van het kerk-zijn. Kerkgangers blijken wat explicieter te zijn en noemen vooral de ontmoeting met God als eerste reden. Zij willen in een kerkdienst iets van God ervaren, zodat het gewone dagelijkse leven door de dimensie van het goddelijke, van God zelf, vervuld kan worden. Zij ervaren dat op heel verschillende momenten in een dienst: bij de zegen, in de voorbeden, in het samen zingen. Maar ze ervaren het ook in de prediking en dan op die momenten dat de vonk overspringt en een woord hun hart raakt. Ook dat is herkenbaar.
Mensen blijken soms aan een enkele zin uit een preek genoeg te hebben om gesticht en gesterkt huiswaarts te gaan.
Kerkgangers - zo laat het onderzoek zien - zitten niet te wachten op morele aanwijzingen van hun dominee. Zij willen vooral bemoedigd worden. Het risico is wel dat het confronterende element te kort kan komen. Het blijft een spannende vraag hoe je binnen de context van de evangelieverkondiging - en evangelie betekent: blijde boodschap - ook recht kunt doen aan het appellerende, zodat de spanning in de verkondiging aanwezig blijft. De bijbelse bemoediging is er immers nooit zonder verootmoediging!

Beperkingen
Uit het boek blijkt de betekenis van een grondige preekanalyse. Stellig heeft het onderzoek van dr. Stark zijn beperkingen. Ik kan me de aarzelingen van prof. A. Baars - die hij een aantal weken terug verwoordde in het Reformatorisch Dagblad - wel begrijpen.
Als je alleen maar gefocust bent op de ervaring van het moment, ga je dan niet te snel voorbij aan de vraag naar de theologische en geestelijke inhoud. Als hoorders worden aangesproken, is toch de vraag: waardoor? Het zegt nog niets over het Schriftuurlijke karakter van de preek. En de Reformatie heeft de werking van de Geest toch altijd nauw verbonden met de gehoorzaamheid aan de Schrift. Bijbelse prediking, zegt Baars, staat en valt met haar inhoud.
Dat lijkt me niet voor tegenspraak vatbaar. Een bijbelse preek kan ook de ervaring van de hoorder weerspreken. Er zijn immers niet alleen de vragen van de hoorder. In een preek die schriftuurlijk is, komen ook zaken ter sprake waar misschien niemand naar vraagt en die toch vanuit de Schrift als vraag van Godswege naar ons toe komen.
Een onderzoek naar de inhoud van de prediking binnen een zo geschakeerde kerk als de Protestantse Kerk zou met het oog op het geloofsgesprek van grote waarde zijn. Dan zouden ook vragen aan de orde komen als die naar de verhouding van Schrift en belijdenis, exegese en dogmatische bezinning, de kern van de boodschap enz.
De spits van het onderzoek in dit proefschrift is daar niet op gericht. De auteur is vooral geïnteresseerd in het homiletisch proces tussen tekst, voorganger en hoorder, in de vragen naar communicatie en Godservaring. De vraag of het Woord in zijn ontdekkende en vertroostende kracht echt aan het woord komt, wordt niet afzonderlijk gethematiseerd, al horen we in de afweging van sterke en zwakke kanten hier en daar wel een kritische toon.
Immers, of je nu sterk verkondigend preekt, of meer onderwijzend of de nadruk legt op het parakletische ... elke type kent zijn sterke en zwakke kanten. De waarnemingen en bevindingen van de auteur zijn op vele punten leerzaam en dagen uit eens kritisch naar de eigen preekpraktijk te kijken.

En toch: preken!
De beperkingen nemen niet weg dat ik dit onderzoek toch gaarne ter lezing en bestudering aanbeveel. Ook voor de hervormd-gereformeerde beweging in onze kerk is dit boek van belang. De communicatie tussen boodschap, boodschapper en hoorder is ook onder ons in toenemende mate een hot item. De vragen van overdracht, vormgeving en vertolking worden steeds dringender gesteld. Als hervormd-gereformeerden ontdekken we dat ook in onze gemeenten kerkgangers de vanzelfsprekendheid voorbij zijn.
Hoorders blijken ook onder ons sneller af te haken dan vroeger. Dat kan aan je knagen en daar kun je aan lijden.
Het zou van weinig wijsheid getuigen om daarin te berusten en in arren moede het hoofd in de schoot te leggen. Het hoeft ook niet. Want als één ding uit dit boek duidelijk wordt, dan is het dat een actuele vertolking van de prediking als Woord van God door velen verlangd wordt. De preek is echt niet passé.
De auteur voert er een warm pleidooi voor. Ook al erkent ze dat er in onze tijd meer en andere mogelijkheden tot overdracht zijn, de preek 'vertegenwoordigt op haar eigen wijze een zich steeds vernieuwende heilvolle aanspraak van God vanuit de Schriften tot de in vrijheid aangesproken mens. (...) In de prediking ontmoet de gemeente dus de wortel van haar existentie, het samengeroepen zijn door God', lezen we (p. 461).
In een interview in het RD van 21 april jl. maakte dr. Stark de opmerking: 'Er is binnen veel protestantse gemeenten vaak te weinig rust om veel aandacht aan de preek te geven. Voor alle groepen moet er wat zijn, voor de kinderen, voor de ouderen, er zijn de bloe men en de projecten en dan blijft er soms amper een kwartier over voor de prediking, waarin dan alles aan elkaar gepraat moet worden. Dat legt een druk op de vrije verkondiging van het Woord Gods'. Een opmerking die te denken geeft!
Terecht wordt er in dit proefschrift op gewezen dat wij, hoe belangrijk vragen van overdracht en kritische bezinning ook zijn, uiteindelijk aangewezen blijven op de Heilige Geest, die het verstaan en de duiding van de preek als Woord van God mogelijk maakt. In die ruimte mogen we als predikers en hoorders staan. Het mag predikanten bemoedigen dat uit het onderzoek naar voren komt dat kerkgangers nog altijd veel verwachten van de prediking. 'Zij hopen op geestelijk voedsel, op manna voor onderweg, op een preek als Woord van God'.
Moge dit pleidooi gehoor vinden. Gehoor ook in die zin dat het predikanten, kerkenraden en gemeenten stimuleren mag elkaar te helpen in de bezinning op de wekelijkse kerkdienst.
En wat de predikanten betreft: als de preek ook anno 2005 zo belangrijk is in de bemiddeling van het heil, dan dienen we als predikers in afhankelijkheid van de Geest onze verantwoordelijkheid te verstaan. Zou dat niet concreet moeten betekenen dat studie van de homiletiek een must is voor elke dienaar van het Woord? Dat vraagt tijd en dat valt bij een toenemende werkdruk niet altijd mee. Gelukkig is er het regelmatig terugkerend studieverlof. Wat mij betreft zou onze synode elke predikant de verplichting op mogen leggen een deel van dit studieverlof te besteden aan homiletische bezinning. Het kan de gemeente alleen maar ten goede komen!

N.a.v. dr. Ciska Stark:
Proeven van de preek. Een praktisch-theologisch onderzoek naar de preek als Woord van God.
Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 512 blz.; € 37,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Zicht op mogelijke Godservaring

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's