Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De klem van de roeping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De klem van de roeping

ALS DE AMBTEN MOEILIJK VERVULD WORDEN [2]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu is het niet alleen van deze tijd dat de vervulling van de ambten een moeitevol gebeuren is. Al in de zestiende eeuw komen we het probleem van een onvolledige kerkenraad tegen. In de begintijd had dit echter een andere oorzaak dan in onze dagen. Wanneer gemeenten overgingen naar de Reformatie of vanuit de classis nieuwe gemeenten werden gevormd, waren er niet altijd voldoende belijdende leden om uit hen een kerkenraad te kiezen. Soms is er naast de predikant niet één belijdend lid.
Wanneer er eenmaal een gevestigde gemeente is met verschillende belijdende leden, wordt uit hen een aantal ambtsdragers gekozen. De Nationale Synode van Dordrecht 1578 Iaat de predikant 'uit het getal dergenen, die ten Avondmaal geweest zijn' tot ouderlingen en diakenen bevestigen. Wezel 1568 wil 'dat ze mogen begaafd zijn met hoedanigheden, welke Paulus vereist'. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan wat de apostel schrijft in 1 Timótheüs 3.
De ambtstermijn is twee jaar en bij hoge uitzondering kan er een herverkiezing plaatsvinden. Over bedenktijd na de verkiezing wordt niet gesproken. Sterker nog, wie verkozen heeft, wordt bevestigd. Er is maar één uitzondering: 'Of een Ouderling wettig verkoren zijnde het ambt mag weigeren aan te nemen? Nee, behalve om zeer gewichtige oorzaken waarvan de Kerkenraad en zo het nodig is, de Classis kennis nemen zal' (Dordrecht 1578, particuliere vragen nr. 14). Hoe gewichtig deze oorzaken dienen te zijn, wordt er niet bij gezegd. De synode spreekt hiermee wel uit dat de aanvaarding van de verkiezing en de bevestiging geen louter persoonlijke zaak zijn.

Geen recht om te bedanken
In zijn boek Het Ouderlingschap (1919) laat W. Heyns zien dat deze gedachte ook in de twintigste eeuw te vinden is. Prof. Heyns behoort tot de Noord-Amerikaanse Christian Reformed Church. Hij stelt: 'Te vragen of de gekozenen de benoeming aannemen, is niet in orde. Het geeft den indruk dat de gekozenen geheel vrij zijn om in dezen te doen naar goedvinden, en die indruk is valsch, want dat zijn zij geenszins. Gekozen door de Gemeente (Kerkeraad en lidmaten) heeft men zich te beschouwen als gekozen door den Heere zelf, en dan is er geenerlei recht om te bedanken.'
Vervolgens ziet hij toch een uitzondering, maar of men 'wettige redenen heeft om te bedanken' beslist ook dan nog de kerkenraad. Neemt de kerkenraad deze redenen niet over en blijft de gekozene weigeren, dan zal men hem vermanen en terechtwijzen. 'En baat ook dat niet, dan moet zonder eenigen twijfel de tucht toegepast worden tot afsnijding toe, want wie hardnekkig weigert de roeping des Konings te gehoorzamen, mag in de Kerk niet geduld worden.' Dat is heldere taal. Anders klinkt het dan ook in de Het Synodaal Reglement voor de Kerkenraden (1857): 'De benoemden tot ouderling of diaken, verklaard hebbende, dat zij willens zijn de opgedragen bediening te aanvaarden ...' De Kerkorde van 1951 spreekt van een beraad van zeven dagen om de benoeming al dan niet te aanvaarden. Aan de gekozenen wordt het recht toegekend om 'nee' te zeggen. Aanvaarden zij de benoeming niet, dan mogen zij aangeven waarom ze dat doen, maar het hoeft niet. Deze beslissing is een persoonlijke beslissing en als leden van de Hervormde Kerk en nu de Protestantse Kerk weten we niet anders dan deze praktijk.
Vreemd genoeg noemt de nieuwe kerkorde de mogelijkheid van beraad en bedanken niet Daarmee keren de gebruiken die we in de zestiende eeuw en bij Heyns aantroffen, niet terug. In De Toelichting op de Kerkorde signaleert dr. P. van den Heuvel het ontbreken van beraad en persoonlijke beslissing, maar hij gaat er van uit dat de gekozenen wel gevraagd wordt de roeping te aanvaarden. De kerkorde zelf zegt het echter niet.

Of gij niet gevoelt ...
Prof. Heyns heeft iets genoemd uit ons bevestigingsformulier, dat mijns inziens onder ons te weinig leeft. Aan ouderlingen en diaken wordt gevraagd: 'Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?' (Een Hertaling, 2004). In de oude versie stond: 'Of gij niet gevoelt in uw hart ...' Nu hebben we de neiging om bij gevoelen te denken aan gemoedsbewegingen, emoties, maar het woord heeft ook de betekenis oordeel, besef of zoals in de Hertaling overtuiging.
Die overtuiging komt niet uit ons hart, maar is in ons hart gekomen door de krachtige roep van God Zelf door middel van Zijn gemeente. Heyns waarschuwt ervoor dat we niet zonder meer de stem van de gemeente aan Gods stem gelijk maken, en daarom is er de mogelijkheid dat de gemeente zich vergist en de gekozene wettige redenen heeft om te bedanken. Maar het omgekeerde is erger, wanneer we wat we in de Schrift horen over de wijze waarop God mensen roept tot Zijn dienst opzij schuiven en de juistheid van de eerste bevestigingsvraag ontkennen. Dit zal gewoonlijk zeker niet bewust gebeuren, maar juist dan is het goed ons de vraag te stellen, wat deze bevestigingsvraag ons nu eigenlijk voorhoudt.

Geen zomaar
Diezelfde vraag mag gesteld worden in de gemeenten, waarin het al lang praktijk is om in de voorbereiding voor de verkiezing eerst aan gemeenteleden te vragen of zij eventueel bereid zijn in de kerkenraad een functie te vervullen. Ook daarmee wordt de klem van de roeping door Gods gemeente en daarom door God Zelf weggenomen. Het gaat meer om een eigen keuze, hoe men de gemeente vanuit de verantwoordelijkheid als haar lid wil dienen.
 Het bovenstaande klonk wellicht wel wat hard in uw oren. U wilt niet tegen de Schrift ingaan, maar u kunt ook niet zomaar ja zeggen. Nu is het ook niet de bedoeling dat de kerkenraad zomaar namen voorlegt aan de gemeente en de gemeente zomaar tot verkiezing overgaat. Kerkenraad en gemeente zullen hier serieus mee omgaan en in afhankelijkheid van de Heilige Geest de roeping laten uitgaan. Dat is de klem, die de verkozene mag voelen: het is niet zomaar wat hier gebeurt. Anderzijds is een zomaar jawoord ook niet goed. In de gemeente Gods kan geen plaats voor zomaars zijn. En we mogen ons verstand gebruiken, terwijl we bidden om een door de Geest verlicht verstand.

Het ambtswerk
Hoe dringend dan de roeping ook is, het ambt brengt inderdaad grote verantwoordelijkheid met zich mee en ook veel werk. Een ambtsdrager heeft niet alleen taken in pastoraat of diaconaat. De medeverantwoordelijkheid voor de kerkdienst betekent dat hij ambtelijk aanwezig is, wat meestal zichtbaar is omdat de kerkenraad apart vooraan in de kerk zit, maar de ouderlingen worden ook geroepen om voor te gaan in het consistoriegebed. In noodgevallen mag een ouderling of diaken zelfs een kerkdienst leiden (ordinantie 5 art. 5-4).
Regelmatig vergadert de kerkenraad en elke ambtsdrager hoort daarbij te zijn. Dit zijn niet de enige vergaderingen. Bijvoorbeeld een diaken in een grotere gemeente kan elke maand een vergadering van de wijkkerkenraad hebben. Is hij lid van de algemene kerkenraad, dan komen er jaarlijks minstens zes vergaderingen bij. Het college van diakenen komt regelmatig bijeen en er is een wijkraad van diakenen. Daarbij komen nog de commissies en onze diaken heeft elke week wel minstens één avond te vergaderen. Minstens, want menig ambtsdrager denkt: was het maar één avond ... Is dit de roeping van een diaken?

Orde in de gemeente
Wie de praktijk van het ambtswerk legt naast de opsomming van taken in het bevestigingsformulier, zal veel overeenkomsten zien. Toch is er wat veranderd sinds de zestiende eeuw. De taken van ouderlingen en diakenen zijn in omvang toegenomen. In de Dordtse Synode van 1618-1619 werd nog gezegd dat de taak van de ouderlingen is:
1. de zorg voor de orde en tucht in de gemeente;
2. rondom de avondmaalszondag de belijdende leden 'te vertroosten en te onderwijzen';
3 'anderen tot de christelijke religie vermanen'.
Het eerste staat daarin wel voorop. In zijn Redelijke Godsdienst (deel 1) noemt à Brakel de kerkenraden in hoofdstuk 29, dat als titel draagt: Van de Kerkelijke Macht, en het gebruik van de Sleutelen van het Koninkrijk der Hemelen.

Uit het tweede is de huidige pastorale taak gegroeid. De huisbezoeken zijn niet meer zo direct aan de avondmaalsviering gekoppeld, maar geworden tot een periodiek bezoek, meestal één keer per twee jaar. Daarbij staat de vraag naar het al dan niet kunnen deelnemen aan het Heilig Avondmaal niet meer centraal. In de gesprekken gaat het om het totaal van het leven, zowel dat wat wij geestelijke zaken noemen als ook gezinsleven, werk, studie en soms diep ingrijpende persoonlijke problemen. In de zestiende eeuw kwam men in het pastoraat niet zoveel mensen tegen met een burnout.
Vergaderen deed men toen ook wel, bij voorkeur één keer per week, maar we moeten dan niet denken aan de urenlange vergaderingen, die een schrik voor vele ambtsdragers zijn. Uit kerkenraadsnotulen is bekend dat er na de zondagavonddienst vergaderingen gehouden zijn, waarbij een korte agenda gebruikelijk is.

Specifieke van het ambt
De agenda van de kerkenraadsvergadering heeft alles te maken met de taken, die ambtsdragers worden gegeven. Ik zeg het bewust op deze manier. Wordt te veel niet als ambtswerk gezien? Wordt het niet tijd om ons af te vragen, wat nu het specifieke voor het ambt is? Als dat helder is, kunnen we ook onderscheiden tussen wat de ambtsdragers moeten doen en wat andere gemeenteleden kunnen doen. We knopen aan bij de uitspraken van de Dordtse Synode. Ook nu geldt dat orde en tucht in het bijzonder de verantwoordelijkheid van de kerkenraad zijn. In de huidige kerkorde wordt dat met zoveel woorden over het opzicht gezegd (ordinantie 10 art. 7-1). Orde omvat echter meer dan opzicht. De kerkenraad is verantwoordelijk voor het totaal van het gemeenteleven en heeft de algehele leiding. De ambtsdragers zijn er 'tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus, totdat wij allen zullen komen tot de enigheid van het geloofs en van de kennis van de Zoon van God ...' (Ef. 4:12, 13). De kerkenraad geeft leiding aan de gemeente zoals een herder aan zijn kudde; de ambtsdragers komen niet in de plaats van de gemeente.
Het leiding geven komt ook in de andere punten naar voren: de ouderlingen zijn met de predikant verantwoordelijk voor pastoraat en evangelisatie. De diakenen hebben een leidinggevende taak in het diaconaat. Omdat zij een ambtsgeheim hebben, zijn zij de eerst aangewezenen om vertrouwelijke zaken te behandelen. Maar zij hoeven niet alles zelf te doen. Dat is geen nieuwe gedachte. Met dat de Dordtse Synode de verantwoordelijkheid van de ambtsdragers heeft genoemd, zien we in dezelfde tijd de ziekentrooster. Hij is zelf geen ambtsdrager, maar heeft een duidelijke pastorale opdracht. Die heeft hij onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad, die hem ook aanstelt.

J. VAN BEELEN
Regionaal Adviseur CIassicale Vergaderingen in Gelderland

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De klem van de roeping

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's