Een breuk vanwege het avondmaal
DE THEOLOGIE VAN MAARTEN LUTHER [6]
DE THEOLOGIE VAN MAAREN LUTHER [6]
In een reeks artikelen over de theologie van Maarten Luther hoort een bijdrage over zijn visie op het sacrament van het avondmaal. Onder de grote hervormers van de zestiende eeuw was er geen eenheid in de leer van het avondmaal. Nog altijd is er verschil tussen de avondmaalsopvatting van de lutheranen en die van de gereformeerden. Relativering ook van het leergeschil betreffende het avondmaal in de Leuenberger Konkordie (1973) bracht ook in de gelederen van onze hervormd-gereformeerde beweging veel onrust. De Konkordie is een consensus tussen de lutherse, de gereformeerde (hervormde) en andere kerken inzake het avondmaal, de persoon van Christus en de predestinatie. De controversen van de zestiende eeuw zouden geen kerkscheidende betekenis meer hebben. Het is een document waar, vanwege het gesprek tussen lutheranen en gereformeerden, in onze kerkorde naar verwezen wordt.
Gemeenschap
In de avondmaalsleer van Luther is duidelijk een ontwikkeling waar te nemen. Ook hij leerde alles niet op een dag.
In zijn eerste periode (tot 1520) stelt hij de gemeenschap met Christus en al de heiligen centraal. Het avondmaal is een ‘gemeenschap’ (communio), en zij die ten avondmaal gaan, communiceren. Haat en nijd moeten worden afgelegd. Men dient eensgezind tot het sacrament te komen. Brood en wijn zijn gewisse tekenen van de gemeenschap en vereniging met Christus en alle heiligen. Wij zijn allen één brood en één lichaam. De gelovige ontvangt alle geestelijke goederen van Christus en van zijn heiligen. Omgekeerd deelt de avondmaalganger ook in alle levensleed en in alle zonden van de andere heiligen.
Sterke nadruk valt dus op de gemeenschap der heiligen. Het is een geweldige troost om in de aanvechtingen, die het deel van de gelovige zijn, te weten van de hulp van Christus en Zijn heiligen. Wanneer wij het sacrament in ontvangst nemen, klinkt daar de stem van de Vader: ‘Ziedaar, ge wordt door vele zonden aangevochten, neem dit teken, waarmee Ik u beloof dat de zonde niet u alleen maar mijn Zoon Jezus Christus en al Zijn heiligen kwelt en pijnigt; en daarom, wees getroost, ge staat in deze strijd niet alleen, ge zijt omringd van veel hulp en bijstand!’ In deze weg wordt ons hart vrolijk en gesterkt.
Luther wijst er nadrukkelijk op dat wat we in het sacrament ontvangen, we ook moeten doorgeven. Waar het brood vermenigvuldigd wordt, wordt dus gedeeld.
In dit opzicht heeft Luther de bijbelse theologie gediend. Oog voor elkaar hebben is fundamenteel voor het gemeente-zijn. Juist in onze individualistische tijd is onderstreping van de betekenis van de kerk als ‘de gemeenschap der heiligen’ van wezenlijk belang. Het gedeelte over de gemeenschap der heiligen in het klassieke avondmaalsformulier is Luthers van afkomst en ten dele letterlijk overgenomen uit het Würtembergse formulier. Een bijzonder sterk stuk, waartegenover wij behoorlijk zwak staan.
Helemaal mis
Luther hield nog in 1519, twee jaar na het uitbreken van de Reformatie, vast aan de zogenoemde leer van de transsubstantiatie. Hij spreekt nog kritiekloos van een ‘waarachtig, natuurlijk vlees in het brood’ en van een ‘natuurlijk, waarachtig bloed in de wijn’.
Toch brengt zijn nieuw verstaan van het evangelie hem in zijn tweede periode( tot 1523), meer en meer tot een breuk met de leer van Rome. Ook met de roomse avondmaalsleer. Christus is in het sacrament niet de afschrikwekkende, maar de genadevolle en vertroostende. Ook de verwettelijking van het evangelie stelt hij nu aan de kaak. Er waren zoveel bepalingen, eisen, geboden waaraan voldaan moest zijn, wilde men ‘waardig’ zijn om aan het avondmaal deel te mogen nemen. Als men kwam, kwam men met vrees. Het avondmaal vieren is het vieren van een bruiloft, hier wordt ge vrolijk, sterk en moedig. Opnieuw: in gemeenschap met Christus en de heiligen vinden we troost.
In tegenstelling tot de leer van Rome legt Luther een sterke nadruk op het geloof. Fel ageert de reformator tegen de gedachte ‘als de mis maar bediend wordt’. De mis is echter geen werk van mensen. Ze is een weldaad een genadegave van God, van Christus. Het komt er op aan dat ze in geloof gedaan en ontvangen wordt. Onze avondmaalsgang is een geloofsoefening. Voor het geloof is het sacrament een brug, een schip, waarover en waarin we uit deze wereld gebracht worden in het eeuwige leven.
Opnieuw zien we hoe Luther de bijbelse theologie gediend heeft. In deze tweede periode neemt hij radicaal afstand van de gedachte dat het avondmaal alleen onder de gedaante van het brood gevierd moet worden. Allen die de leken het avondmaal onder twee gedaanten ontzeggen, zijn in één woord goddeloos. Christus heeft ten aanzien van de drinkbeker duidelijk gezegd: drinkt állen daaruit! Ook stelt Luther de betekenende zaak boven het teken. Hij hoedde zich voor het sacramentalisme. De zaligheid is niet aan het sacrament als zodanig verbonden.
De transsubstantiatieleer wordt nu duidelijk door hem als een aristotelische constructie en onschriftuurlijk verzinsel afgewezen. Hij gelooft dat het lichaam van Christus in het brood is en dat het brood het lichaam van Christus is. Bevatten kan hij het niet, maar ‘ik geef mijn verstand gevangen en ga eenvoudig af op de woorden van Christus, die zegt: dit is mijn lichaam!’
Ook tegen de offergedachte keert Hij zich. Het altaarsacrament is geen offer, maar een testament, een uiterste wilsbeschikking, waarin Christus, de erflater, ons tot Zijn erfgenamen benoemt, een erfenis uitreikt en deze met Zijn dood bekrachtigt. De instellingswoorden met als erfenis de vergeving der zonden staan hier sterk op de voorgrond.
Ook mis
In de derde periode (vanaf 1523) ontbrandt de strijd in het kamp van de reformatoren. Ik doel voornamelijk op de strijd tussen Luther en Zwingli. Het is de tragiek van deze strijd geweest dat Zwingli door Luther in het licht werd getrokken van de door hem hartstochtelijk afgewezen standpunten van de zogenoemde ‘geestdrijvers’. Luther was niet in staat om met enige onbevangenheid te spreken over het werk van de Heilige Geest, ook met betrekking tot het avondmaal. Zwingli deed in zijn ogen aan overspannen geestdrijverij.
Voor Luther waren de instellingswoorden behalve dragers van de beloften ook bewerkers van de echte tegenwoordigheid van Christus’ vlees en bloed. Er staat geschreven: ‘Dit ís mijn lichaam’. Zwingli was in aanraking gekomen met de vanuit Nederland opgekomen visie dat het woordje ‘is’ in de instellingswoorden opgevat dient te worden als ‘betekent’. Brood en wijn symboliseren het lichaam en bloed des Heeren. De zaak is sacramenteel en geestelijk: geest en ziel verlaten zich door Christus op de barmhartigheid en de goedheid van God. Zwingli achtte Luthers leer van de alomtegenwoordigheid van Christus lichaam in strijd met de hemelvaart.
Luther houdt vast en blijft de instellingswoorden in letterlijk-lichamelijke zin interpreteren. Het Woord van God schept het lichaam en bloed van Christus; hij beroept zich op het wonder.
Waarom hield Luther zo taai vast aan de substantiële interpretatie van de instellingswoorden? Hij was zeer bevreesd om in zijn geloofsstrijd de objectiviteit van het heil te verspelen. ‘Ik wil geen andere God kennen of vereren behalve die welke mens geworden is; behalve die wil ik geen andere hebben.’ Zoals God handelt in de vleesgeworden Zoon, zo doet Hij dit ook met ons in brood en wijn; de geestdrijvers scheppen een tegenstelling tussen het uiterlijke en het innerlijke, tussen vlees en geest.
Helaas hebben geschriften en gesprekken niet tot een consensus geleid. Er ontstond een kerkhistorische breuk. Zwingli en niemand minder dan Bucer en de zijnen kregen van Luther de woorden toegevoegd: ‘U bent van een andere geest.’
Helaas heeft het thema van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus’ lichaam en bloed in het avondmaal een overheersende plaats gekregen in de laatste jaren van Luthers arbeidzaam leven. We hebben het aan Bucer en Calvijn te danken dat men deze problematiek te boven kwam. Het accent moet niet liggen op de vraag hoe Christus present is in het avondmaal, maar op wat Hij tot stand brengt in de bediening van het sacrament. Niet de kennis van brood en wijn, maar de kennis van Christus behoort centraal te staan. In de gemeenschap met Christus en met elkaar bestaat het avondmaalsgeheim. Het is de Heilige Geest die de band schept. En Christus werkt door middel van het sacrament in ons.
Dankbaar
We zijn God dankbaar voor het vele goede, het wezenlijk onmisbare dat Luther over het avondmaal ons heeft nagelaten. We vatten het nog eens samen. De nadruk op de ‘gemeenschap der heiligen’. Het avondmaal als een genadegave van God waarin betuigd wordt het offer dat God in Christus bracht voor mensen. De verwettelijking van het evangelie wordt ook hier bij de wortel afgesneden. Met de transsubstantiatieleer, een vervloekte afgoderij, heeft hij als eerste gebroken. Hij heeft als eerste de weg weer opengelegd naar Christus en Zijn genade. Alle krampachtige voorbereidingen brengen een mens niet aan de tafel des Heeren. Het levend geloof alleen is de ware voorbereiding.
Kerkelijk gesprek
We leren alles niet op een dag. Geboren en getogen in de kerk van Rome, onderwezen in de leer van Rome, mocht Luther als ‘de derde Elia’ door prediking en geloofsgetuigenis het morgenlicht doen aanbreken na een diepe, donkere nacht in de kerk. Als bijbels en daarom gereformeerd christen weten we ons innig met hem verbonden en we zouden ’s zondags graag bij hem ter kerke gaan. Echter, we zouden zijn gebreken niet willen verzwijgen in een gesprek. Weliswaar in het besef dat ook de kennis van hervormd-gereformeerden ten dele is. We zien ook bij de volgelingen van Luther de ingenomen posities verstrakken. De ontwikkeling van het dogma is verder gegaan. Eigen accenten zijn steeds zwaarder gelegd. Het einde van het liedje is dat het zicht op elkaar geheel gaat ontbreken.
Zal nu de Leuenberger Konkordie oplossing bieden? De controverse uit de zestiende eeuw met betrekking tot het avondmaal komt niet ter sprake. Over de wijze waarop Christus tegenwoordig is en ook over het werk van de Heilige Geest die de gemeenschap met Christus tot stand brengt, wordt niet gesproken. Helaas moeten we zeggen dat de formuleringen in de Konkordie theologisch versluierend werken. Het mist de diepte die past bij de samenhang van leer en vroomheid.
Terecht heeft dr. W. van ’t Spijker gezegd: ‘Wanneer de avondmaalsviering beschouwd kan worden als uitdrukking van een zeer centraal punt van het christelijk geloof, kan een overeenstemming inzake de leer van verzoening en plaatsbekleding, de belijdenis van de persoon van Christus en het werk van de Geest, evenals het getuigenis omtrent Gods genadige verkiezing, niet gemist worden’.
Het gesprek met de lutheranen in onze kerk zullen we niet uit de weg mogen gaan. We zijn ertoe geroepen. Biddend om de leiding van de Geest om rondom een geopende Bijbel te komen tot een recht en dan ook een gemeenschappelijk verstaan van het evangelie.
A. BAAS, ALBLASSERDAM
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2006
De Waarheidsvriend | 15 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2006
De Waarheidsvriend | 15 Pagina's