Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drs. Ben Hobrink

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drs. Ben Hobrink

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘De Bijbel is de wetenschap 3500 jaar vooruit’, staat er op de voorkant van Moderne wetenschap in de Bijbel. Ben Hobrink wil erin laten zien dat wat door wetenschappers op het gebied van voeding, gezondheid, hygiëne, geslachtsziekten en epidemieën door eeuwenlang moeizaam onderzoeken gevonden is, voor lezers van de Bijbel allang bekend was. Nu, dat klinkt niet erg bemoedigend voor wetenschappers. De boodschap wordt nog somberder voor hen, als uit het hoofdstuk over evolutie bovendien blijkt dat ze er op dat gebied zelfs faliekant naast zitten. Het lijkt erop dat wetenschappers hun doel veel effectiever en efficiënter zouden kunnen bereiken door al hun onderzoeken aan de kant te gooien en in de Bijbel te gaan lezen. Zo zal de auteur het niet bedoeld hebben. Het is bovendien de vraag of het zo in elkaar zit.
Het doet weldadig aan dat de auteur van dit boek een onbegrensd vertrouwen in de betrouwbaarheid van de Bijbel verwoordt. Als niet minder dan God Zelf door de Heilige Geest de auteur van de Bijbel is, hoe zou dit geschrift er dan ooit op enig punt naast kunnen zitten? Nu is de Bijbel allereerst het boek dat ons de Heere Jezus Christus als Verlosser en Zaligmaker voorstelt. Maar onderweg de lijn van schepping, zonde, verlossing en vernieuwing, komen wij allerlei zaken tegen, die weliswaar een plaats in deze lijn innemen, maar tevens het onderwerp van menselijk speurwerk, los van die lijn, geweest zijn.
In het eerste deel van het boek van Hobrink betreft dat vooral zaken rond ziekte en gezondheid. De Bijbel schrijft daarover primair in de context van de gevolgen van de zonde, en genezing is allereerst teken van de verlossing van de zonde. Maar Hobrink laat zien dat de Bijbel, vooral in de wetten van Mozes, tevens allerlei voorschriften geeft, die ook vanuit de huidige medische inzichten uiterst heilzaam zijn. In zijn enthousiasme over deze ontdekking gaat de auteur naar mijn smaak een stap te ver. Hij schrijft namelijk dat de praktische medische betekenis van deze voorschriften het hoofddoel ervan zijn, en dat we er verder geen geestelijke of religieuze betekenis aan moeten hechten. De auteur spreekt op pag. 23 letterlijk van sociale wetten ‘in een religieus jasje’. Dat jasje was volgens Hobrink alleen bedoeld om die wetten meer gewicht te geven, zodat de Israëlieten er wel voor op zouden passen om deze voorschriften te negeren, menende het op medisch gebied beter te weten dan God.
De auteur zou er wellicht goed aan gedaan hebben kennis te nemen van de commentaren van C. Vonk op de vijf boeken van Mozes in de serie De Voorzeide Leer. Dit is wel weer het andere uiterste, want voor Vonk gaat het alleen maar om de geestelijke betekenis van de hygiëne- en voedingswetten. Hij betoogt tot in alle details dat deze wetten steeds laten zien dat Israël op geen enkele manier in aanraking mag komen met wat aan de dood herinnert. Het is immers het volk van de levende God. Voor Vonk is een eventuele medische betekenis van deze wetten volstrekt ondergeschikt aan de geestelijke betekenis. Daardoor wordt soms de suggestie gewekt dat een lichamelijk heilzame werking van deze wetten geheel op zichzelf staat.
Het lijkt mij beter om ervan uit te gaan dat Gods wil, geopenbaard in die wetten, ook in die zin het leven op het oog hebben, dat ze dat ook daadwerkelijk bevorderen. Wie ze houdt, ondervindt niet alleen de zegen van gezondheid, omdat de Heere die schenkt aan Wie gehoorzaam is, maar ook omdat die wetten uit natuurlijk oogpunt goed zijn voor de gezondheid. Die twee hangen mijns inziens samen, en zowel Hobrink als Vonk scheidt die twee kanten van dezelfde medaille van elkaar.
Een ander punt waar ik Hobrink niet helemaal bijval, is dat hij het doet voorkomen dat de wetenschap niets toevoegt aan wat we al in de Bijbel hadden kunnen lezen. Ik waag te betwijfelen of Hobrink zijn boek had kunnen schrijven, als hij geen kennis had genomen van de wetenschappelijke inzichten van onze tijd. Zou hij de trefzekerheid van vele medische voorschriften in de Bijbel als zodanig hebben herkend als hij het zonder die hedendaagse medische kennis had moeten doen? Moeten we hier ook niet waarderen dat in die zin de hedendaagse wetenschap bijdraagt aan ons inzicht in de Bijbel?
Ten slotte dit. Hoe bruikbaar is dit boek als apologetisch hulpmiddel, om aan anderen te ‘bewijzen’ dat de Bijbel betrouwbaar is? Op dit punt is de brede belangstelling van de auteur, die een sterkte is, tevens zijn zwakte. Niemand kan claimen expert te zijn op een zo breed scala aan gebieden als de auteur hier bestrijkt: biologie, medische wetenschappen, voedingskunde, landbouw, natuurkunde, techniek, geologie, geschiedkunde en archeologie. Hij treedt in dit boek ook niet of nauwelijks in discussie met tegenstanders. Dat valt het meest op in het tweede deel, dat vooral aan de evolutietheorie gewijd is. Diverse claims van de auteur worden door evolutionisten bestreden, en de informatie van de auteur is hier wel erg onvolledig en geeft niet de recentste discussies weer. Het is ook jammer dat de auteur nog niet raakt aan alle wetenschapsfilosofische bezwaren die tegen de evolutietheorie zijn in te brengen, en die mijns inziens meer hout snijden dan tegenargumenten vanuit natuurwetenschappelijke vondsten. Toch is het boek mij, alle bezwaren ten spijt, sympathiek. Het toont een diep ontzag voor de Bijbel als boek vol waardevolle inzichten op medisch terrein, en waar het om de wording van aarde en mensheid gaat, een betrouwbaarder bron dan de speculaties van evolutionisten. Voor wie dat ontzag van harte deelt, is dit boek een bron van interessante inzichten over een scala aan onderwerpen.

MARC J. DE VRIES, bijzonder hoogleraar Reformatorische Wijsbegeerte te Delft

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2006

De Waarheidsvriend | 13 Pagina's

Drs. Ben Hobrink

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2006

De Waarheidsvriend | 13 Pagina's