Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Wulfert de Greef: Johannes Calvijn, zijn werk en geschriften. Uitg. Kok, Kampen, 2e herziene druk, gebonden 350 pag., € 44,90. H.G. de Graaff: Dopen is diep. Handreiking voor gesprekken over doop en opvoeding. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 48 blz.; € 4,90.

Dr. Wulfert de Greef:
Johannes Calvijn, zijn werk en geschriften.
Uitg. Kok, Kampen, 2e herziene druk, gebonden 350 pag., € 44,90.

Calvijns naam en het woord 'calvinisme' worden door velen in onze dagen alleen nog geassocieerd met negatieve aspecten in onze volksaard, waarvan een mens maar beter afstand kan nemen. Niet gehinderd door kennis ter zake komt men met de naam van deze reformator op de proppen. En dat ondanks de betrouwbare gidsen die in de afgelopen jaren verschenen zijn. Te denken valt aan De handzame Calvijn, uitgegeven door Rinse Reeling Brouwer, aan Bij Calvijn in de leer. Een handleiding bij de Institutie van W. van 't Spijker en aan de biografie van B. Cottret. In dit rijtje hoort ook thuis de inleiding van dr. W. de Greef op Calvijns werk en geschriften. De eerste uitgave zag in 1989 het licht. Het is verheugend dat het boek onlangs een herdruk beleefde. De herziening heeft vooral betrekking op de literatuurlijst achter in het boek. Boeken en artikelen die vanaf 1990 verschenen zijn op het brede terrein van het Calvijnonderzoek, zijn hierin verwerkt.
Wie kennis wil maken met Calvijn en/of zich wil verdiepen in de vele werken die hij in zijn arbeidzame leven heeft geschreven, wordt op weg geholpen om zijn of haar weg te vinden in de vele literatuur die inmiddels is verschenen. In het boek zelf is één nieuwe paragraaf toegevoegd: in het hoofdstuk over Calvijns discussie met andere stromingen en personen wordt nu ook aandacht geschonken aan een discussie die hij met een Jood heeft gevoerd. Door deze Jood worden 23 vragen gesteld, waarop Calvijn ingaat met een tegenvraag. Daarna volgt een uitvoeriger antwoord, waarbij hij zich vooral beroept op het Oude Testament. Deze thematiek vormt de verbinding tussen De Greefs proefschrift over Calvijn en het Oude Testament, waarop hij in 1984 gepromoveerd is, en zijn jongste pennenvrucht die we hier tevens bespreken: Calvijn en zijn uitleg van de Psalmen. Uiteraard bevatte het proefschrift ook een hoofdstuk over Calvijns exegese van het Oude Testament. In deze studie is alle aandacht echter gericht op één bijbelboek, zodat een diepteboring kan worden gedaan. Het resultaat is een zeer gedetailleerde beschrijving van de exegetische methode in de Commentaar op de Psalmen (1557), waarmee De Greef een bijdrage wil leveren aan het huidige Calvijnonderzoek.
De Psalmen hebben een belangrijke plaats ingenomen in Calvijns leven.
Ten eerste zag hij bij David dingen terug, die hij zelf ook meemaakte. In moeilijke tijden vond hij in dit bijbelboek troost en kracht. Hoe belangrijk de Psalmen voor Calvijn waren, blijkt ook uit het feit dat de Psalmen het enige oudtestamentische boek vormen, waaruit hij op zondag preekte. Dit boek vormt de uitzondering op de regel om op werkdagen uit het Oude Testament te preken en op de zondagen uit het Nieuwe Testament.
Ten slotte heeft de reformator zich zeer beijverd om de Psalmen te kunnen zingen in de eredienst. Aanvankelijk heeft hij zelf enkele Psalmen berijmd en later anderen gestimuleerd bij dit werk (zie ook Johannes Calvijn, zijn werk en geschriften, e.v.). In de inleiding op de commentaar verwoordt Calvijn zijn gehechtheid aan dit bijbelboek: 'Nergens worden met meer helderheid de weldaden van God jegens de kerk en al Zijn andere werken bekend gemaakt. Nergens wordt er zoveel over Gods reddende daden verteld, nergens vinden wij zovele schitterende bewijzen van Zijn vaderlijke voorzienigheid en zorg, en tot slot, nergens wordt ons een vollediger handleiding om God te prijzen aangeboden, nergens worden wij krachtiger gestimuleerd onze plichten als gelovigen te vervullen.'
De Greef heeft zijn onderzoek verdeeld in vijf hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk laat hij zien hoe de Psalmen gefunctioneerd hebben in Calvijns exegetische, homiletische en liturgische werkzaamheden.
Het tweede hoofdstuk is gewijd aan Calvijns exegetische principes. Hoe kan de Schrift het best worden verklaard? Wanneer de commentaar op de Psalmen in 1557 van de pers komt, heeft Calvijn reeds vele bijbelboeken uitgelegd en de nodige ervaring als exegeet opgebouwd. Zijn eerste commentaar wijdde Calvijn aan Paulus' brief aan de Romeinen. Aan de uitleg gaat een brief aan Simon Grynaeus vooraf, waarin hij zijn papieren op tafel legt met betrekking tot de vraag wat van een goede uitlegger van de Heilige Schrift verwacht mag worden. Grynaeus en Calvijn zijn het erover eens dat het de taak van een exegeet is om in heldere beknoptheid weer te geven wat de schrijver bedoeld heeft te zeggen. Om die taak goed te kunnen verrichten, heeft ieder die geroepen is om Gods Woord uit te leggen de Heilige Geest nodig.
Immers, de Heere brengt Zijn gedachten tot uitdrukking in Zijn Woord en de Geest geeft ons Gods Woord te verstaan. Bij zijn uitleg van de Psalmen heeft Calvijn zich gerealiseerd dat hij op de schouders stond van velen die korter of langere tijd voor hem dit bijbelboek hebben uitgelegd. Reeds in het Nieuwe Testament spelen de Psalmen een belangrijke rol: van alle oudtestamentische boeken worden de Psalmen het vaakst aangehaald. Daarna hebben kerkvaders, middeleeuwse theologen, Joodse uitleggers en tijdgenoten van Calvijn zich met dit bijbelboek beziggehouden. Vele stemmen uit de kerk der eeuwen worden summier voor het voetlicht gehaald. Zeer veel informatie over meer of minder bekende uitleggers van de Psalmen wordt aangereikt. Anderzijds wordt het wel moeilijk om hier de rode draad van het onderzoek vast te houden, omdat veel van de mensen die De Greef behandelt, geen of geen aanwijsbare invloed hebben uitgeoefend op Calvijns eigen uitleg van de Psalmen. De vraag kan zelfs gesteld worden of hoofdstuk drie nodig was geweest in deze studie. Immers, in het vijfde hoofdstuk over de methode die Calvijn zelf gehanteerd heeft, keren de belangrijkste stemmen van voorgangers en tijdgenoten weer terug. De eigen wijze waarop Calvijn de exegetische traditie verwerkt heeft, had aan de hand van een diepteboring in enkele Psalmen duidelijker geïllustreerd kunnen worden.
In hoofdstuk 4 laat De Greef zien hoe Calvijn de Psalmen uitlegt binnen het geheel van de Schrift. In de paragraaf over de veranderingen door de komst van Jezus Christus trof mij hoe Calvijn alle muziekinstrumenten die genoemd worden in Psalm 150 laat slaan op de tijd waarin de kerk leefde 'onder de wet'. De woorden 'onder de wet' geven aan dat ze in zijn tijd niet meer gebruikt moeten worden. Het bespelen van muziekinstrumenten wordt niet verboden, maar blijft wel beperkt tot buiten de kerkdiensten!
In het slothoofdstuk is het gedeelte dat gewijd is aan de Joodse exegeten belangwekkend. De Greef toont aan hoe Calvijn met name via de commentaren van zijn gewaardeerde tijdgenoten Martin Bucer en Wolfgang Musculus intensief kennis heeft genomen van de joodse exegese van de Psalmen. Namen van gesprekspartners worden slechts zelden genoemd, maar David Kimchi (ca. 1160-1235) blijkt de belangrijkste gesprekspartner te zijn. Kimchi heeft christelijke exegeten verweten dat zij te geforceerd teksten uit de Psalmen met Jezus in verband brengen. Dit verwijt kan niet van toepassing zijn op Calvijn. In de Psalmen die vanouds als christologische Psalmen worden getypeerd, betrekt Calvijn de betreffende teksten allereerst op David en pas in tweede instantie, als profetische teksten, op Jezus Christus. De uitleg van Psalm 72 bevat de behartigenswaardige opmerking dat we er altijd voor moeten oppassen de Joden gelegenheid tot klagen te geven, alsof het onze bedoeling is op spitsvondige wijze op Christus te betrekken wat niet rechtstreeks op Hem betrekking heeft. In het spoor van Bucer richt Calvijn zich bij zijn uitleg allereerst op de oorspronkelijke, historische situatie van de Psalm die hij uitlegt. Maar vanwege de bijzondere positie die de koning in Israël heeft, trekt Calvijn wel lijnen van David naar Jezus Christus. Zo komt De Greef ertoe om Calvijns exegetische methode te typeren als 'bijbels-theologisch' (313). Centraal staat de eenheid van de Schrift. De God van Abraham is de God van Israël en uiteindelijk via Jezus Christus ook de God Die de volkeren betrekt bij Zijn heilrijk handelen. Dat is de reden waarom Calvijn in zijn uitleg gericht is op wat de Psalmen ons willen leren. Ook in dit bijbelboek is de reformator onvermoeibaar bezig om de Schrift toe te passen op onze situatie.

Reeds een aantal jaren is dr. De Greef emeritus. De tijd die niet meer hoeft te worden ingezet voor het werk in de gemeente, wordt nu benut om de bronnen van de Reformatie te onderzoeken. Met dankbaarheid hebben we kennis genomen van deze nauwgezette en gedetailleerde vrucht van zijn onderzoek: een mooi uitgegeven boek, waarin we als het ware mee mogen kijken in de studeerkamer van Calvijn.

H.G. de Graaff:
Dopen is diep. Handreiking voor gesprekken over doop en opvoeding.
Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 48 blz.; € 4,90.

Van de hand van ds. H.G. de Graaff uit Rotterdam verscheen enkele maanden geleden een boekje over de doop. Een van de vele geschriften die er bestaan over de doop, en toch anders. Het is namelijk een handreiking, die bezinningsstof biedt voor een drietal avonden over de betekenis van de doop en op weg helpt bij de geloofsopvoeding van jonge kinderen.
In het eerste hoofdstuk worden de grondlijnen van het klassieke doopformulieren besproken. Dat gebeurt aan de hand van het beroemde schilderij van Rembrandt over de thuiskomst van de verloren zoon.
In het tweede hoofdstuk gaat het over de geloofsoverdracht, in het derde over de Godsbeelden.
Een bruikbaar overzicht van literatuur en websites besluit het geheel.
De insteek van het boekje is vooral een pastoraal-psychologische. Dat is het sterke ervan. Ook enigszins het zwakke. Had er niet iets paradoxaler, wat dialectischer ook, over ons zondaar-zijn gesproken moeten worden? Wij zijn en blijven ook na de zondeval voor God waardevolle mensen (blz. 16). Maar dat moet oplichten tegen bijvoorbeeld de achtergrond van een zin als deze: 'God haatte ons, in zoverre wij waren, zoals Hij ons niet gemaakt had; en omdat onze ongerechtigheid Zijn werk niet in alle opzichten vernietigd had, wist Hij tegelijkertijd in een ieder onzer zowel te haten wat wij gedaan hadden, als te beminnen wat Hij gemaakt had' (Calvijn). In elk geval, van harte aanbevolen voor bedoelde gesprekskringen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 2006

De Waarheidsvriend | 25 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 2006

De Waarheidsvriend | 25 Pagina's