Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De donkere kant van de islam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De donkere kant van de islam

Rumoer rond afscheid van Utrechtse hoogleraar

8 minuten leestijd

Bij zijn afscheid als hoogleraar van de Universiteit Utrecht vroeg prof. P.W. van der Horst aandacht voor de donkere kanten van de islam. Passages in zijn afscheidsrede werden na aandringen van de rector van de universiteit echter niet uitgesproken. Is hier de vrijheid van een wetenschapper opgeofferd aan de relatie met de islam?

Leuk zal de afscheidsreceptie voor prof. Pieter W. van der Horst niet geweest zijn, na het uitspreken van zijn rede De mythe van het joodse kannibalisme, vrijdag 16 juni in Utrecht. Na vanaf 1971 lector in de exegese van het Nieuwe Testament geweest te zijn, werd Van der Horst in 1990 hoogleraar in dit vak, waarbij hij zijn wetenschappelijke sporen verdiende in het bezig zijn met het Joodse en Hellenistische denken van de eerste eeuwen. In de geschiedenis van het antieke Jodendom en het vroege christendom was Van der Horst thuis, zodat hij zich zowel met de uitleg als met de context van het Nieuwe Testament bezighield. Dat hij dit niet deed in de zin die de Gereformeerde Bond voor ogen staat, namelijk de Bijbel voor alles beschouwend als de stem van de levende God, is een gegeven, dat in de nu actuele discussie echter geen rol speelt.

Afscheid vol disharmonie
Het heeft altijd iets tragisch als een loopbaan van meer dan 35 jaar in grote disharmonie eindigt. Voor buitenstaanders dringt de vraag zich op of er van een incident sprake is, of dat het dominante denken aan de subfaculteit theologie van de universiteit zich in de loop van de tijd verwijderde van de opvattingen van Van der Horst. Want disharmonie was er op en rond dit afscheid, zodanig dat seculiere kranten of een televisierubriek als Nova, die gewoonlijk geen aandacht geven aan het vertrek van een hoogleraar Nieuwe Testament, dit nu wel deden. Waar ging het om? Toen bij de voorbereiding van de uitgave van de afscheidsrede van prof. Van der Horst een medewerker de tekst onder ogen kreeg, las deze in het dankwoord van de rede beledigende woorden inzake het beleid in Utrecht, waarna ook anderen de tekst onder ogen kregen. Onder hen was de decaan van de subfaculteit Godgeleerdheid, prof.dr. W. Otten, die om advies naar universiteitsrector prof.dr. W.H. Gispen ging. Het ging toen niet meer over de dankwoorden, maar over de passage dat in Arabische landen de mythe van het Joodse kannibalisme nog altijd populair is. Gispen gaf als ‘dringend advies’ dat enkele passages geschrapt moesten worden.

Meer aandacht
Onbedoeld heeft prof. Van der Horst bereikt dat er breed in de samenleving aandacht voor zijn uitspraken gekomen is, veel meer dan als de woorden wel uitgesproken zouden zijn. De vraag is wie deze zaak het meest slim heeft gespeeld. Van der Horst verwijst hiervoor naar de universiteit, die niets verbood, maar wel een stilzwijgen over passages afdwong. Hiermee is bereikt dat de Utrechtse universiteit geen verantwoordelijkheid toegeschoven krijgt, als moslims enkele uitspraken als schadelijk voor de relatie met christenen zouden ervaren.
De hoogleraar heeft echter zelf bereikt dat zijn boodschap goed is doorgedrongen. Merkwaardig is wel dat hij akkoord ging met het schrappen in de tekst, maar rond zijn afscheid zijn grote ontstemming over de gang van zaken heeft geuit. Voor de camera verweerde hij zich met de opmerking dat de 24 uur die de rector hem bood, onvoldoende waren om een juiste afweging inzake de veiligheidsrisico’s voor hemzelf, voor zijn collega’s en voor het geheel van de faculteit te maken.

Academische vrijheid
We kunnen in deze ‘kwestie’ twee zaken onderscheiden: de vrijheid van een hoogleraar en de inhoud van de woorden van prof. Van der Horst. Over die academische vrijheid – naar onze mening niet het meest urgente – ging het vorige week vooral. Dit begrip wordt meestal – zeker in een tijd van bezuinigingen – gebruikt om als wetenschapper zelf een onderzoeksvraag aan de orde te stellen, zonder dat het maatschappelijke belang hiermee direct gediend is. Het gaat dan om de vraag of wetenschappelijk onderzoek in zichzelf een doel heeft, nuttig is. Vorige week stond echter de vraag centraal of een academicus geheel vrij is om de resultaten van zijn onderzoek te publiceren of anderszins te uiten. Wel, daarover is in algemene zin gesproken in Nederland geen verschil van mening, zodat deze discussie rond prof. Van der Horst een incident genoemd kan worden. In het geding rond de hoogleraar was het juist het aanwezige maatschappelijk belang dat de rector tot maatregelen noopte. Hier zit toch een forse adder onder het gras. Want de Utrechtse subfaculteit theologie heeft de afgelopen jaren naast het vanouds aanwezige klassiekgereformeerde spoor – waarin de theologie gezien wordt als de wetenschappelijke bezinning op het geloof van de kerk der eeuwen – vooral de aandacht op zich gevestigd met een theologiebeoefening die inzet op de bestudering van de plaats van religie in de samenleving.
In het eerste nummer van dit jaar van het faculteitsblad Areopagus staan in een verslag van de discussie over het mission statement onder meer de volgende zinnen: ‘In het licht van de Utrechtse traditie heeft de bestudering van het christendom, daarbij inbegrepen de confrontatie en dialoog met andere religieuze en seculiere tradities en met opkomende nieuwe vormen van religiositeit, een prominente plaats in ons onderwijs en onderzoek.’ Daarna staat te lezen dat ‘de theologische subfaculteit een belangrijke maatschappelijke functie in het analyseren en interpreteren van uitspraken vanuit en over geloof ’ heeft. Opvallend – als laatste citaat uit Areopagus – in de actuele zaak is dat de vraag expliciet gesteld wordt: ‘Wat betekent het om als theologen ‘onafhankelijk’ onderwijs en onderzoek te doen? Iedereen is het eens dat onderzoekers en docenten uiteraard hun eigen opvattingen hebben en die niet voor zichzelf moeten houden.’ Een zinsnede die de huidige commotie rond Van der Horst in een merkwaardig licht stelt. Waar deze zijn mening over de jodenhaat ventileerde, vereiste het maatschappelijk belang ineens dat ‘eigen opvattingen’ minder welkom waren.

Dhimmitude
Veel belangrijker voor dit artikel in De Waarheidsvriend vinden we de inhoud van de rede en de strekking van de geschrapte passages. Het kamerlid Geert Wilders heeft er inmiddels aan de ministers Van der Hoeven en Verdonk vragen over gesteld, waarin hij constateert dat een geest van dhimmitude – hiermee wordt de onderdanige houding van niet-moslims ten opzichte van hun islamitische overheersers aangeduid – zich over Nederlandse gezagsdragers vaardig maakt. Wat zijn nu de woorden van prof. Van der Horst? Hij heeft in zijn rede willen zeggen en in diverse kranten daadwerkelijk uitgesproken dat er een lijn loopt van de nazi-propaganda naar de islamitische en met name de Palestijnse jodenhaat. Hij heeft onder woorden gebracht dat veel islamitische heersers in het Midden-Oosten tegenover Hitler een zeer welgezinde houding hebben aangenomen, en dit nog doen. Met groot succes beïnvloedt de jodenhaat van de moslims velen over de gehele wereld.

Jodenhaat
De irritatie bij de Utrechtse bestuurders is wellicht ook gerezen, omdat Van der Horst een relatie legt met de marginalisering van onderwijs en onderzoek in het Jodendom aan de faculteit. ‘Een theologische faculteit die haar verantwoordelijkheid in de strijd tegen de Jodenhaat door middel van onderwijs en onderzoek niet erkent, zet haar bestaansrecht moreel gesproken op het spel.’ Dat is geen sterk argument in een tijd van forse bezuinigingen, waarin er over de breedte van de disciplines formatieplaatsen sneuvelen. Cruciaal in dezen is hoe de houding van de opleiding, van de overheid, van de kerk, van ons tegenover Jodenhaat is. Dat is – zeker voor christenen – een kardinale vraag.
De christelijke kerk in West- Europa zal inzake het antisemitisme een zeer bescheiden positie moeten kiezen, als we letten op de vele honderden jaren van jodenvervolging in ons midden. Waar het bijbelse zicht op het feit dat de Joden vanwege Gods verkiezing bemind waren, ontbrak, zijn er verschrikkelijke dingen gebeurd, die niet gebagatelliseerd of gerelativeerd mogen worden. Juist daarom hebben we, nu dit bijbelse zicht meer en meer doorgebroken is, solidair te zijn met het Joodse volk.

Selectief
Als we onze politieke en maatschappelijke opstelling tegenover Israël en zijn vijanden zoeken, speelt zicht op het handelen van God met Zijn volk een grote rol.
Tegelijk zal het moeten gaan om informatie, om concrete feiten over wat er gebeurt in het Midden-Oosten, die grote brandhaard in de wereld. En ligt hier niet de verdienste van de rede van prof. Van der Horst? En is het daarom niet uíterst selectief dat deze passages geschrapt moesten worden, omdat het bevolkingsgroepen tegen elkaar zou opzetten? Eerlijke informatie gaat juist altijd vooraf aan het slechten van karikaturen en het kwetsbaar zoeken van de ander. Dit voorjaar verscheen de zorgvuldig gedocumenteerde studie (voor de doorzetters: 1047 blz.!) van dr. Hans Jansen Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme, waarin hij zo overtuigend als het maar kan, aantoont dat Arabische politieke en geestelijke leiders zich met trots in het voetspoor van Hitler begeven:
- Gevluchte nazi’s kregen door de Egyptische president Nasser hoge functies in het regeringsapparaat;
- De holocaust wordt steevast ontkend en een voorwendsel voor het zionisme genoemd, of een middel om Duitsland tot herstelbetalingen te dwingen;
- Hitler wordt dankgezegd dat hij wraak genomen heeft op de ‘meest afschuwelijke criminelen die op de aarde rondlopen’ enzovoort.
Omdat de Joden sinds 1948 geen machteloze vijand meer zijn, veranderde het beeld dat de islam van hen schiep. Deze donkere kant is een gegeven. Wijd verbreid blijft het verhaal dat de Joden voor hun feesten andere mensen ritueel slachten, door Van der Horst terecht een mythe genoemd.

Eerlijk beeld
De discussie over Jodendom en islam, over waar de loyaliteit van christenen dient te liggen, is in onze multiculturele en multireligieuze samenleving een uiterst belangrijke. Die kan slechts gevoerd worden op basis van een eerlijk beeld van de ander, van kennis van het heilige boek van de ander. Incidentenpolitiek zoals in Utrecht gevoerd is, dient het samenleven tussen groepen Nederlandse burgers niet, integendeel!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De donkere kant van de islam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's