Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geestelijke van de vrijstad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geestelijke van de vrijstad

BIJBELTEKST BEGREPEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen het volk Israël het land Kanaän veroverd had, kregen de Levieten 48 steden toegewezen, waarvan er zes als vrijsteden moesten dienst doen. Wat betekent Numeri 35:5 voor ons?

Naar deze vrijsteden mochten doodslagers vluchten, die onvoorziens, zonder opzet iemand hadden gedood. In Numeri 35:25 lezen we dan dat ‘de doodslager daarin zal blijven tot de dood van de hogepriester, dien men met heilige olie gezalfd heeft’. Was de Hogepriester gestorven, dan was de doodslager weer vrij man.
Nu is er een lezer, die naar aanleiding van deze woorden een vraag heeft. Hij heeft namelijk een godvrezend man, voor wie hij veel respect heeft, deze woorden als volgt horen uitleggen: ‘Het bondsvolk, in dit geval de doodslagers, deelde wel in de weldaden van de hogepriester, maar van zijn dood wisten ze nog niet af. Met andere woorden, zo wilde die man ermee aangeven, het is mogelijk te delen in de weldaden van Christus, zonder persoonlijk de dood van de hogepriester beleefd te hebben’. Dus zonder bewuste kennis van de betekenis van Christus’ dood.

Eerst de geloofsband
Wordt de tekst met deze toepassing recht gedaan? Ik denk van niet. Waarom niet? We kunnen niet delen in de weldaden van Christus buiten de geloofskennis van Hem om. Onze catechismus wijst ons de bijbelse weg. In vraag 20 lezen we: ‘Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam verdoemd zijn geworden?’ Het antwoord luidt: ‘Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen’.
Eerst is daar de geloofsband aan Christus en dit geloof openbaart zich in een aannemen van Zijn weldaden. Wel kan het in de beleving zo zijn dat niet ieder christen precies kan aangeven, wanneer de eerste geloofskennis van de Heere Jezus in zijn leven gekomen is. Daarom is er ook een groeien in de kennis van de Heere Jezus nodig. Maar het ware geloof is een aannemen van Christus en Zijn weldaden. We moeten dus geen verkeerde geestelijke lessen trekken uit de instelling van de vrijsteden. Ik wil dat nader aantonen door in te gaan op twee punten. In de eerste plaats het vluchten naar de vrijstad en in de tweede plaats de dood van de hogepriester en de daarmee gepaard gaande vrijheid voor de doodslager.

Vluchten naar de vrijstad
Onder ons wordt de vrijstad nog wel eens gezien als een beeld van Christus. Hij is de Vrijstad, waarheen de doodslager, die beeld is van de zondaar, vlucht. De ontdekte zondaar wordt achtervolgd door de bloedwreker, beeld van het recht van God. Maar in de Vrijstad Christus is de zondaar veilig voor de vloek van de wet.
Is deze toepassing uit de tekst juist? Of komen we dan toch in moeilijkheden? Ik wil twee moeilijkheden noemen:
1. De vrijstad bood alleen bescherming aan doodslagers, die zonder voorbedachte rade, dus ‘per ongeluk’ iemand gedood hadden. Maar de Heere Jezus heeft verzoening aangebracht juist voor schuldige zondaren. Zondaren, die moed- en vrijwillig gezondigd hebben. Wie zich niet schuldig voelt, heeft juist geen behoefte aan Christus als Vrijstad.
2. Wie in een vrijstad ging wonen, spaarde wel zijn leven, maar was toch een balling. Hij was niet vrij. Maar wie tot Christus vlucht en in Hem gevonden wordt, is wel vrij en hij verlangt in Hem te blijven. Conclusie: wie bovengenoemde toepassing uit de tekst haalt, doet aan deze tekst geen recht. Dat de ware vrijheid voor een zondaar in Christus ligt, is een bijbelse lijn, maar deze moet dan getrokken worden uit een andere tekst of geschiedenis.

De dood van de hogepriester
De doodslager die gevlucht was naar de vrijstad, moest daar blijven tot de dood van de hogepriester. Was de hogepriester gestorven, dan mocht de doodslager terugkeren naar zijn eigen woonplaats. De vraag is dan: mogen we zeggen: zoals de dood van de aardse hogepriester de vrijheid betekende voor een doodslager, zo betekent de dood van de hemelse Hogepriester de vrijheid voor een zondaar? Mogen we hier de lijn doortrekken naar de dood van dé Hogepriester? De kanttekening van onze Statenvertaling doet dit wel en ook vele andere gereformeerde bijbelverklaarders. Maar klopt deze toepassing?
Persoonlijk zou ik deze vergelijking wel willen maken. De Heere Jezus nam in Zijn sterven onze zonden mee het graf in. In Zijn dood ligt ons leven. Al zeg ik er direct bij dat bij deze vergelijking ook vragen te stellen zijn. Waarom? Omdat er een groot verschil is tussen de dood van de aardse hogepriester en de dood van de Heere Jezus als Hogepriester. De

'En de vergadering zal de doodslager redden uit de hand van de bloedwreker, en de vergadering zal hem doen weerkeren tot zijn vrijstad, waarheen hij gevlucht was; en hij zal daarin blijven tot de dood van de hogepriester, die men met de heilige olie gezalfd heeft.' Numeri 35:25.

Nieuwe vragen voor de rubriek ‘Bijbeltekst begrepen’ kunnen worden ingestuurd naar de redactie (adres zie colofon op pag. 11) of gemaild worden naar geref.bond@tiscali.nl

dood van de Heere Jezus had immers een verzoenend karakter, terwijl dit van de dood van de oudtestamentische hogepriester niet gezegd kan worden. Bij de oudtestamentische hogepriester is het juist zó dat deze tijdens zijn léven, handelingen verrichtte, met een verzoenende betekenis. Tijdens zijn leven en niet in zijn dood. Zijn sterven liet zien: ik ben de ware hogepriester niet. Daarom kan de vraag gesteld worden of we de lijn wel kunnen doortrekken van de dood van de oudtestamentische hogepriester naar de dood van de Heere Jezus. Zijn dood was offer, maar de dood van de oudtestamentische hogepriester niet. Daarom moeten we ook hier voorzichtig zijn.

Vrucht van de dood
Toch zou ik hier wel de lijn naar Christus willen trekken. Waarom? Alleen op grond van de zegen van het sterven van beiden. De dood van de aardse hogepriester betekende dat de doodslager weer in vrijheid mocht gaan leven. Zijn dood had dan, in symbolische zin, geen verzoenende betekenis, maar zijn dood betekende wel het leven in vrijheid voor een doodslager. Zo betekent de dood van de hemelse Hogepriester ook het leven van allen die in Hem zijn ingelijfd. Zij ontvangen de weldaad van het leven, het eeuwige leven.
Het punt van vergelijking ligt dan niet in het verzoenende karakter van de dood van beide hogepriesters, maar in het feit van de vrucht van hun dood. Zoals de dood van de aardse hogepriester het leven in vrijheid betekende voor de oudtestamentische doodslager, zo betekent de dood van de hemelse Hogepriester het leven in vrijheid voor allen die weten dat ze ook doodslagers zijn.
Het bovenstaande laat wel zien dat we voorzichtig moeten zijn met het maken van voor de hand liggende toepassingen.
De primaire betekenis van de tekst moeten we, denk ik, verbinden met het zesde gebod: ‘Gij zult niet doodslaan’. In het kader daarvan heeft de Heere de vrijsteden gegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Het geestelijke van de vrijstad

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's