Dienaar van het Woord
Openingswoord predikantencontio 2007
De predikant als dienaar dus van het Goddelijk Woord is onopgeefbaar en van blijvende waarde. Hoewel de uitdrukking wat vergeten dreigt te raken, is haar actualiteit fris en groen. En daarom is er alles voor te zeggen deze omschrijving opnieuw voor het voetlicht te halen.
Het is een beproefde omschrijving, met name gebruikt in de gereformeerde traditie, maar evenzeer verankerd in het lutherse, want het hangt samen met het brede reformatorische sola scriptura. Nieuwtestamentische bijbelwoorden spelen hier een rol, zoals 2 Korinthe 3:6, waar gesproken wordt over dienaars van het nieuwe testament, niet der letter maar des Geestes. En 1 Timotheüs 4:6 heeft het over ‘een goed dienaar van Jezus Christus, opgevoed in de woorden des geloofs en der goede leer.’
God spreekt zijn Woord
In dit alles is er samenhang met het diep bijbelse gegeven van God als de sprekende God. God is de God van het Woord. Daarom zullen zijn dienaren mensen zijn van het Woord. Calvijn zegt in dit verband dat God in de kerk zijn heerschappij uitoefent door zijn Woord, onder inschakeling van mensen. In een preek naar aanleiding van Handelingen 6:1-6 heet het: ‘Daarom moeten wij God bidden of Hij kracht aan zijn Woord wil geven. Velen denken dat men alleen maar de preekstoel hoeft te beklimmen om daar een uur te spreken. We moeten er echter op letten dat het Woord behandeld is zoals het hoort en of er wijsheid is om het toe te passen op de noden en om te vermanen. Allereerst moeten wij het Woord van God getrouw verkondigen, zonder iets van het onze toe te voegen. Er is sprake van een brandende ijver om allen tot de kennis van God te leiden, opdat zij vergeving ontvangen... Deze dingen zijn zo belangrijk dat zij een totale toewijding vergen.’
Niet domineren
Totale toewijding, daarmee is de uitdrukking dienaar van het Goddelijk Woord goed getypeerd. Het gaat om totale toewijding aan het Woord van God en daarin aan God Zelf. Het woord dienaar heeft daarom ook de notie in zich van dienstbaar zijn, horig zijn, gehoorzamen, de luisterhouding praktiseren. De dienaar van het Goddelijke Woord is gebonden aan het Woord. Het Woord is zijn lastbrief. Hij is als ambassadeur van God heraut van het Woord. Hij mag als dominee dus niet over het Woord domineren. Vandaar dat in 1 Timotheüs 4:16 staat: ‘Heb acht op Uzelf en op de leer.’
Een predikant moet zichzelf voortdurend onderhanden nemen. Hij moet zelf eerst hoorder worden van het Woord, alvorens hij zich tot medehoorders richt. Want in de prediking mag er niets zijn dat het Woord onder een raster brengt. De dogmatiek mag niet heersen over het Woord, de bevinding niet, de actualiteit niet en zeker de tijdgeest niet. Anders wordt het ingewikkeld en is Gods Woord geen lamp meer voor onze voet en geen licht op ons pad. We werken onzekerheid, dwalen en verdwalen in de hand.
Het hete Woord
Uit het Woord moet het dogma opkomen, uit het Woord moet de bevinding aan de orde komen, het Woord moet de actualiteit in de preek bepalen. En het is het Woord dat ons oproept de geesten te beproeven of ze uit God zijn. Als dienaar van het Goddelijk Woord zal de predikant daarom het Woord alleen laten spreken, vanuit de tekst, het tekstgedeelte, de directe Schriftverbanden, het grote geheel van de canon. Daarin is de prediker Gods boodschapper die de hoorders voor de Autoriteit van de levende God plaatst en het evangelie als een verplichtende tijding doorgeeft die om gehoorzaamheid vraagt. Lloyd-Jones zegt in dit verband dat preken betekent dat men ‘gezonde theologie op het vuur zet’. En van Calvijn is gezegd dat zijn preken iets hadden van hete lava, met de bedoeling dat de gemeente niet lauw wordt, maar heet.
Huizenhoog gewicht
In dit alles is prediking uitleg en toepassing van Gods genade-Woord, zo totaal dat het woord van de prediker Gods Woord zelf is. Luther zegt daarvan dat een predikant dat zo radicaal dient te praktiseren dat hij geen vergeving hoeft te vragen over fouten in de leer van zijn prediking, want die fouten zijn er niet als het goed is. Hij zou enkel vergeving nodig hebben over zijn handel en wandel. Luther zegt dan: ‘Daarom moet in de kerk niets dan het reine, zekere en enige Woord Gods gepredikt worden. Waar dit faalt, daar is geen kerk, maar des duivels school.’
Persoonlijk zijn we van mening dat Luther doorslaat, als hij zegt dat een prediker geen vergeving nodig zou hebben over de leer die hij brengt. Welk mensje zal zozeer de volle raad Gods kunnen verkondigen dat er geen tekorten en gebreken zijn? Dat is voorbehouden aan enkel de Prins der predikers bij uitstek, Jezus Christus.
Ondertussen onderstreept de opmerking van Luther wel het huizenhoge gewicht dat dienaren van het Goddelijk Woord aan hun roeping dienen te hechten. Ze dienen immers de mond van Christus te zijn, waardoor God hemel en aarde beweegt.
Terugtreden
Dat betekent dat de prediker dient terug te treden achter het Woord. Hij moet er tot het uiterste voor waken dat hoorders hemzelf als een identificatiefiguur gaan zien. Vandaar dat Paulus in 2 Korinthe 4:5 zegt: ‘Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus de Heere.’ Zowel in gebaren, in mimiek, in stemklank als in taalgebruik dient een prediker te gruwen van enige vorm van hoogmoedige eigendunk.
Preken is daarom een zaak van uiterste zelfverloochening en kruisiging van ons oude hoogmoedige ‘ik’. Dat vraagt veel gebed en oefening in de verborgenheid der godzaligheid. Het vraagt ook veel tijd voor de studeerkamer om de grondtalen grondig te beproeven, de exegese diepgaand te bedrijven, te mediteren, de preek door te marcheren, te studeren en nog eens te studeren. Dat betekent prioriteiten stellen. Ons niet laten meezuigen door onze hectische tijd en indien mogelijk werk bestemmen voor bijvoorbeeld kerkelijke werkers, als de gemeente dat betalen kan.
Vroeger
Overigens was het probleem van grote drukte er vroeger ook reeds. Rond 1600 klaagt de Amsterdamse dominee Helmichius dat hij ‘naast zijn zondagse en door de weekse predikdienst bezig is met huisbezoek, met kerkenraadvergaderingen, in elk geval éénmaal per week en minstens drie uur lang, het uitvoeren van kerkenraadsbesluiten, het voeren van de kerkelijke correspondentie, het opstellen van formulieren van verzoening voor met elkaar twistende gemeenteleden, het opzoeken van hen die neigen tot vreemde meningen, het vermanen van hen die zich schuldig maken aan dronkenschap, hoererij, diefstal, dansen, burengerucht enzovoort, het richten van een verzoek tot de burgemeesters en de bewindhebbers der Compagnieën, het examineren der krankenbezoekers, het visiteren der scholen, het ontvangen van allen die om advies komen’. Hoe Helmichius het er hierbij met zijn studie en preekvoorbereiding heeft afgebracht, weet ik niet. Wel is duidelijk dat de drukke agenda een zaak is van alle tijden. Zelfs Augustinus klaagde er reeds over.
Prioriteiten stellen
Ondertussen onderstreept dat alles wel de noodzaak van het stellen van prioriteiten, want het dienaar zijn van het Goddelijk Woord mag niet in het gedrang komen. Vandaar dat in de goede oude tijd het voor predikanten verboden was om te jagen, te dobbelen, kaart te spelen en handel te drijven. Vandaag zou mogelijk tegen predikanten gezegd dienen te worden dat ze hun tijd niet zullen vermorsen met nutteloos te surfen op internet. We hebben discipline nodig, willen we goede discipelen van Christus blijven. Temeer daar de lucht vandaag vol zit met alles wat predikanten kan doen verschralen in het geloof, kan doen verslappen in de liefde, kan doen verachteren in de genade. Met het grote risico dat de prediking verschraalt, dat de gemeente niet meer geworteld blijft in de liefde, dat de opwas in de genade en kennis van Christus stagneert. Meer dan ooit hebben predikanten vandaag nodig om ook zelf voortdurend gevoed te worden met hemels manna. Opdat hun hoop op God niet zal verflauwen, opdat satan geen misbruik zal kunnen maken van hun moedeloze momenten, opdat ze zich blijvend zullen realiseren dat het Pasen geweest is, dat Christus leeft en leven geeft. Laten we ons trainen in de vreugdevolle wetenschap dat buiten ons moedeloze en aangevochten predikantenhart alles huizenhoog muurvast ligt in onze drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. De uitverkiezing van de Vader ligt vast, niet als een muur om tegen stuk te lopen, maar als een wijde poort van Golgotha om doorheen te treden. Het werk van Christus ligt vast, want Hij heeft alles volbracht. En aan het werk van de Geest valt niet te tornen, want Hij werkt onweerstaanbaar voort, door het Goddelijk Woord.
Helder
Buiten ons drooggevallen hart vol van dor en heet woestijnzand, ligt er een volheid van vruchtbaar paradijsleven bij onze drie-enige God. Een volheid die God maar al te graag kwijt wil aan hen die als een dorstig hert schreeuwend verlangen naar de levende God, om met de lege emmer van het geloof te putten uit God als de bron des levens. Op deze wijze zullen we uit zijn volheid ontvangen genade voor genade en daarin volop uitdeler mogen zijn van Gods menigerlei genade. Aldus zullen we werkelijk dienaar zijn van het Goddelijk Woord. Dat zal ons ook vrijmoedigheid geven om het evangelie helder te brengen, niet gehinderd door welke vrees dan ook. We staan in de vrijheid van Christus en mogen preken in betoning van Geest en kracht. Want we geloven in de kracht van het Goddelijk Woord, dat niet is tegen te houden door modern rationalisme en postmoderne gevoelscultuur. Het Woord gaat zijn eigen ongekende gang.
Kan de Geest met onze preken uit de voeten?
Uiteraard betekent dit niet dat we over allerlei zaken van modernisme en postmodernisme heen walsen. We hebben ook onze tijd en de context waarin we leven te kennen. En we dienen daar adequaat vanuit het hoge Godswoord op in te gaan. Toch zullen we ons niet door welke moderniteit dan ook laten bepalen. Immers, het meest moderne is reeds eeuwen achterhaald door het grote nieuws van het eeuwig actuele evangelie van Gods genade in Christus. Daarom zal het ons gaan om maximale plaats voor Gods hoge en heilige Woord, in de kracht van de Geest. Waar het Woord niet goed uit de verf komt, zal de Geest niet goed met onze preken uit de voeten kunnen. Willen we vandaag dat de Geest wind in de zeilen geeft, dan dienen we de zeilen van Gods Woord hoog omhoog te hijsen. Dat heeft Calvijn bedoeld, toen hij neerschreef: ‘Wanneer het evangelie gepredikt wordt, begint tegelijk met de stem van de prediker het heilig bloed van Christus te druppelen.’
De ‘beeldcultuur’ van de Geest
Wat is preken dan toch een geheel geestelijk gebeuren. Laat dat hartgrondig tot ons doordringen. Laten we daar ook voortdurend naar staan. Laten we er om bidden dat het ons gegeven wordt te preken in betoning van Geest en van kracht. Dat schept en onderhoudt nieuw leven dat eeuwig duurt. Dat is geen kaf dat wegstuift voor de wind. Het heeft eeuwigheidsbetekenis. Van ds. J. van Lodenstein wordt in dit verband gezegd ‘hoe hij met gebeden, suchtingen en hertelijcke smekingen tot Godt' studeerde op zijn preken.’ In dit geestelijk gebeuren van de prediking vinden er grote dingen plaats. Het gaat ten diepste om zaken die op de jongste dag voor Gods rechterstoel bevestigd zullen worden als een reuk des levens ten leven, als een reuk des doods ten dode. Het is de Heilige Geest die richtend en herscheppend alles op zijn plaats zet. Daarin is de Geest beeldend, dat is gestaltevormend bezig en onze huidige beeldcultuur mijlenver vooruit. Daarom kunnen we niet genoeg nadruk blijven leggen op het predikantschap als bediening van het Goddelijk Woord. Het is niet voor niets dat de Reformatie in haar nadruk op het Woord heeft teruggegrepen op de Oude kerk toen in de basilieken de preekstoel domineerde boven het altaar. Zo heeft de Reformatie de deformatie van de prediking ongedaan gemaakt door de reinigende kracht van Woord en Geest.
Dienstbaar
Een hoge roeping voor ons. Reformatie is niet voor niets blijvende opdracht. Een hoge roeping waarin God ons alles wil geven wat we nodig hebben. Waar de Geest ons leidt en zalft tot ware dienstbaarheid aan het Goddelijk Woord, kan elke preek het begin zijn van hernieuwde reformatie waarin de drie stukken van ellende, verlossing en dankbaarheid opnieuw stralend actueel gaan functioneren en de Heidelbergse Catechismus ons meer dan ooit dierbaar wordt.
De predikant als dienaar van het Goddelijk Woord. Een prachtige taak, waarin we in elk geval driemaal dienstbaar mogen zijn.
Ten eerste maakt het ons dienstbaar aan God en zijn heerlijk evangelie. God zal hierbij de glorie ontvangen en zondaren worden zalig.
Ten tweede maakt het ons dienstbaar aan medemensen. Dit zal gunstig werken tot conflictbeheersing, want de vrede van Christus vervult ons.
Ten derde maakt het ons dienstbaar aan onszelf. Onze stressbestendigheid zal sterker worden, want in mateloze zwakheid wat eigen kracht betreft leven we uit Christus die ons krachten geeft.
Tot slot zullen we dan samen met vele andere dienaren van het Goddelijk Woord, net als Calvijn, leren leven van de verwondering dat God mensjes uit het stof verrezen wil gebruiken tot zegen voor zijn eeuwig Koninkrijk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2007
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2007
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's