Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geesten beproeven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geesten beproeven

KERK EN CHARISMA. NIEUWE INZICHTEN? [ 3, SLOT ]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is voldoende reden om vanuit het brede scala van gaven, die het Nieuwe Testament noemt, gerichtheid op het lichaam van Christus als norm te nemen, stelt prof. Maris in de laatste van drie bijdragen over Kerk en charisma.

M. Parmentier heeft de charismata fraai aangeduid als ‘de lichaamsfuncties van de kerk’. Zijn aanzet voor een charismatische theologie kenmerkt zich echter toch door gerichtheid niet zozeer op de gemeente, als wel op de bijzondere spirituele mogelijkheden van het leven door de Geest. In dat verband is het zo opmerkelijk dat ook in de recente publicaties rond de gaven, ontstaan vanuit de pleidooien in CV.Koers, vooral een ervaringsmatige kant wordt gezocht, ook al is in een exegetische bijdrage aan Gaven voor de gemeente een heldere omschrijving te vinden: ‘mogelijkheden die de Heilige Geest aan de gelovigen geeft om mee te helpen aan de voortgang van het koninkrijk van God, aan het welzijn van alle mensen. Oorsprong van de gaven is de Heilige Geest, het centrum is Jezus Christus en het doel is de opbouw van de gemeente en het welzijn van allen.’ (Age Romkes)

Gericht op lichaam van Christus
Er is voldoende reden om vanuit het brede scala van gaven, die het Nieuwe Testament noemt in 1 Korinthe 12, in Romeinen 12 en in Efeze 4, deze gerichtheid op het lichaam van Christus als norm te nemen, en daar waar iemand een gave verlangt als meerdere spirituele ervaring te spreken van ‘opgeblazenheid’, zoals Paulus doet. De centrale betekenis die Christus voor de gelovigen heeft, moet het onmogelijk maken dat iemand op zijn eigen gaven gefixeerd kan raken. Daarom maant Paulus ook om ‘niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich voor de een en tegen de ander opblaze (…) En wat hebt gij dat gij niet ontvangen hebt?’ (1 Kor. 4:6-7). In diezelfde lijn ligt ook Kolossenzen 2:18-19 waar Paulus waarschuwt tegen mensen die zich beroemen op de gezichten die ze gezien hebben, zoals engelenverschijningen. Blijkbaar is de apostel niet onder indruk van dergelijke getuigenissen. We moeten ons maar houden aan het hoofd, Christus! Ook in dat verband heeft de apostel het over opgeblazenheid.
Wat is Paulus terughoudend, als hij denkt aan de kwaliteiten van hemzelf, die immers gemakkelijk tot charismata zouden kunnen worden opgewaardeerd: zijn studie, zijn grote toewijding aan de dienst van God, zijn onberispelijkheid naar de gerechtigheid van de wet. Echter, alles wat hem winst was, heeft hij om Christus’ wil als vuilnis leren zien. Waarom? Omdat de kennis van Christus, mijn Heere, dit alles te boven gaat (Filipp. 3:5-8). Het geloof in Christus, en de genade van Christus, worden door hem toegepast als toetsstenen van zijn functie als apostel. En áls zijn dienst dan wat betekent, zegt hij: ‘doch niet ik, maar de genade Gods die met mij is’ (1 Kor. 15:10). Die opmerking kan bij de Korinthiërs – net als bij ons – wanneer de aandacht vooral uitgaat naar de ‘verrijkende’ mogelijkheden van de charismata, geen kwaad.
In het woord charisma zit niet per ongeluk het woord charis, dat in eerste instantie genade betekent.

Nieuwe inzichten?
Boven deze bijdrage staan de woorden Nieuwe inzichten? Daar ligt de mogelijkheid in om nog een aantal opmerkingen te maken bij de recente pleidooien voor een grotere openheid naar de charismatische spiritualiteit.
Ik moet vaststellen dat het gesprek niet eenvoudig is. Feitelijk ontstaat er nauwelijks gesprek. Het gaat in feite om de vraag of vanuit een gereformeerde spiritualiteit ja gezegd kan worden tegen een grotere openheid naar een charismatische geloofspraxis, of niet. Wanneer iemand een redelijk zorgvuldige analyse van de charismatische gedachtegang en praktijk heeft gegeven, en op grond daarvan komt tot een afwijzing van deze openheid, dan wordt gezegd: ‘Zijn waarschuwingen zijn ter harte te nemen, hij heeft er echt wel goed naar gekeken, maar hij zou een grotere openheid voor deze vorm van vervulling met de Heilige Geest moeten hebben.’ Dan ben je nog niet zoveel verder.

Dwaling
Wanneer op basis van de reformatorische rijkdom van sola gratia, sola fide, sola Scriptura en solo Christo gezegd wordt: ‘deze grondslagen verspelen we in een charismatisch denkpatroon’, dan hebben we daarin wel iets waarover discussie zou moeten worden gevoerd. Niet om conservatief vast te houden aan wat onder gereformeerden altijd waar is geweest, maar omdat het gaat om een bijbelse toets van ons geestelijk leven. Ik moet zeggen: in diverse publicaties heb ik uiting gegeven aan een duidelijke overtuiging in dezen, maar van de kant van degenen die pleiten voor charismatische integratie in het gereformeerde denken en leven, heb ik nog maar weinig echte reactie gezien. Weinig meer dan: zo een moet je er niet bij hebben, die is alleen maar tegen.
Als dit een persoonlijke frustratie was, zou ik het hier niet openlijk zeggen. Ik ken de weg die daarvoor gegeven is. Er is iets heel anders gaande dan dat. Er is sprake van een dwaling die bezig is de kerken van gereformeerd belijden binnen te dringen. Dat is door de mate waarin dit plaatsvindt eigenlijk wel nieuw.
Eigenlijk tref ik in de pleidooien weinig nieuws aan. Of het moet zijn dat sommige theologen veranderd zijn van overtuiging, zoals bij Willem Ouweneel – in zijn Meer Geest in de gemeente – het geval is. Maar dat is niet een nieuw verhaal. Het is de verdediging van een oud verhaal, dat hij eerst bestreed.

Waar moet het over gaan?
Ik concentreer mij op wat een blinde vlek is te noemen. In de theologische bezinning, die in de geschiedenis van de pinksterbeweging en de charismatische beweging slechts langzaam op gang is gekomen, is het inzicht intussen wel doorgebroken dat er geen exegetisch fundament is voor een ervaring van een doop met de Heilige Geest als een ‘second blessing’. Daarvoor in de plaats zijn denkmodellen gekomen die de uitvoerig beschreven topervaring veilig stellen, maar er alleen een andere basis aan geven. Niemand komt echter op het idee om bij het karakter van de beschreven ervaringen zelf vragen te stellen.
In de geschiedenis van de pinksteropwekking in Wales van een eeuw geleden is dat wel gebeurd, in het boek van Jessie Penn-Lewis (geschreven samen met Evan Roberts, de leider van die opwekking), War on the Saints. Zij waarschuwt tegen verleidende geestelijke machten die mede kunnen binnenkomen, juist als men zich openstelt voor het ontvangen van dé gave van de Heilige Geest. Maar zij komt niet op het idee om het theologische idee van een second blessing te bekritiseren. Tegen dat boek is wel veel gewaarschuwd maar er is niet op ingegaan.
In de Zuidafrikaanse pinksterbeweging Apostolic Faith Mission is afstand genomen van het pinkster-dogma dat tongentaal het bewijs is van ontvangen doop met de Heilige Geest. Men wist uit ervaring dat glossolalie ook in heidense en syncretistische religieuze bewegingen voorkwam, los van Christus, en dat dit dus geen bewijs was.
Voor het stellen van vragen bij charismatische ervaringen zelf is feitelijk een blinde vlek. Ook op het gebied van genezingen is er alle reden om te denken aan de realiteit van occulte ‘wonderen’. Fenomenen als van T.B. Joshuah in Nigeria en van Benny Hinn en anderen rond de Toronto blessing roepen de noodzaak op van het beproeven van de geesten. Dan gaat het naar 1 Johannes 4 niet om theologische discussie maar om de vraag of een fenomeen uit God is of uit de duisternis. Waarschuwt Paulus voor niets in 2 Korinthe 11 – het hoofdstuk waarin hij ook duidelijk maakt dat de satan zelf zich voordoet als een engel des lichts (vs 14) – tegen het ontvangen van ‘een andere Jezus’ of ‘een andere geest, die gij niet ontvangen hebt, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen’? Waar het hem om gaat, juist ook in de naar het hogere hakende gemeente van Korinthe, is de vrees dat in de gemeente misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, de gedachten van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus zullen worden afgetrokken (2 Kor. 11:3-4).
Als er een blinde vlek is voor die waarschuwingen, dan mag ook het woord van Jezus in Mattheüs 7:21-23 in gedachten komen.
Profeteren in de naam van Jezus, en boze geesten uitgedreven, en vele krachten gedaan – en toch het oordeel: Ik heb u nooit gekend.

Vragen naar de bron
Ik wil benadrukken dat het hier niet gaat om het tegenstaan van uitwassen, maar om het principieel vragen naar de bron van de ervaringen. Wat zich voordoet aan charismatische ervaring, wordt kritiekloos onder het werk van de Heilige Geest geschaard, ook door mensen die theologisch overigens zorgvuldig en overtuigd gereformeerd willen zijn.
Als voorbeeld noem ik de grote plaats die in de New Wine beweging vanuit de Nederlands Gereformeerde kerk in Houten gegeven is aan het gebedsministry, zoals dat door Leanne Payne is geïntroduceerd. De vraag naar de herkomst van dit gedachtegoed is relevant, als haar relatie met de charismatische genezers en psychotherapeuten Agnes en John Sanford en Morton Kelsey wordt genoemd, die zich uitdrukkelijk oriënteren op het werk van C.G. Jung. De wereldbeschouwing van C.G. Jung is in Kelsey’s ogen feitelijk een noodzakelijke sleutel tot het verstaan van de wonderen van Jezus in het Nieuwe Testament. Een dergelijke occulte connectie mag op zijn minst aanleiding tot vragen geven.
Veel voorbeelden die aanleiding geven tot het stellen van vragen zouden zijn te geven. Het gaat mij niet om voorbeelden of uitwassen. Het gaat om de loutere en eenvoudige toewijding aan Christus. Het gaat om genade en geloof. De kritiek op de geestelijke conditie van de kerk kan veel reden tot zorg aangeven. Maar voor het medicijn, dat het lichaam van Christus bouwt, moeten we bij de Geest van Christus zijn. En de gaven die Hij geeft, bevinden zich binnen het veld waar de enige naam die gegeven is tot behoud wordt gehoord en gekend.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De geesten beproeven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's