Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Regel der dankbaarheid centraal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Regel der dankbaarheid centraal

Plaats van de Tien Geboden in de gereformeerde liturgie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is de plaats van de Tien Geboden in de klassiek-gereformeerde liturgie? Als we erkennen dat onwetendheid de grootste bedreiging is voor de gereformeerde liturgie, is het goed hierbij stil te staan.

De eredienst vormt het hart van de spiritualiteit van de christelijke gemeente. Tegelijk leven er juist rond de invulling van die eredienst veel vragen. In hervormd-gereformeerde gemeenten dragen heden ten dage vooral invloeden vanuit de evangelische beweging ertoe bij dat vaak de vraag wordt gesteld naar de betekenis of de plaats van een bepaald onderdeel in de orde van dienst. Dit soort vragen is legitiem. Ds. W.P. van der Aa schrijft in Als wij samenkomen: 'Dat we niet meer weten of beseffen wat we doen in de samenkomst, is de grootste bedreiging voor de gereformeerde liturgie.' Het is daarom nodig en goed dat voortdurend wordt nagedacht over klassiek-gereformeerde liturgie. Openheid ten opzichte van de eigen traditie en de huidige cultuur dienen daarbij hand in hand te gaan met een ontspannen en creatieve omgang met de rijkdom die de klassiek-gereformeerde liturgische traditie ook anno 2007 te bieden heeft.
De Tien Woorden, zoals de Tien Geboden ook worden genoemd, zijn bij uitstek een onderdeel van de liturgie waarbij een zekere discrepantie valt waar te nemen. Ze hebben enerzijds een welhaast onaantastbare status. Anderzijds is het voorpelbaarheidsgehalte hoog, waardoor de Tien Geboden wel worden gehoord, maar vaak niet worden begrepen in hun betekenis voor het geleefde geloof. Dit vraagt om theologische bezinning. Als uitgangspunt nemen we het zogenoemde drievoudige gebruik van de Tien Woorden. Allereerst als norm voor het samenleven in de wereld (usus politicus), vervolgens als bron van zondekennis (usus elenchticus), en ten derde als regel van dankbaarheid! richtsnoer voor het leven met God (usus tertiusf didacticus).

Hoe kunnen deze drie verhoudingen van de mens tot de Wet en omgekeerd, evenwichtig een plaats krijgen in de liturgie?

Drievoudig gebruik
Allereerst is het goed om beknopt na te gaan hoe vooral Luther en Calvijn omgingen met de drie gebruiken van de wet. Voor Luther was het zonde-ontdekkende gebruik het belangrijkst. De wet is wel de norm voor het christelijk leven, maar de standaard is zo hoog dat een gelovige altijd weer op het evangelie is aangewezen. Het onderscheid dat Luther aanbracht tussen wet en evangelie, speelt hier mee.
Calvijn kent ook het zonde-ontdekkende gebruik van de wet, maar dit is voor hem niet het belangrijkste. Hij stelt dat dit gebruik van toepassing is op nog niet wedergeboren zondaren, zodat deze naar Christus worden gedreven. Dit wordt ook wel de pedagogische functie van de wet genoemd. Het belangrijkste gebruik van de wet is voor Calvijn de wet als richtsnoer om als gelovigen in dankbaarheid het leven voor Gods aangezicht te leven (Institutie, II-7-I2). Hij stelt dat door de genade de vloek van de wet vanwege de zonde, wordt opgeheven, maar niet het gebruik van de wet als gids. Sterker nog: door het opheffen van de vloek komt deze diepste betekenis van de wet juist weer tevoorschijn. Duidelijk moet zijn dat ook voor Calvijn het onderhouden van de wet niet kan leiden tot gerechtigheid door goede werken. De wet maakt echter duidelijk wat de norm is voor het geheiligde leven naar Gods wil. Omdat in dit onvolmaakte bestaan de zonde nog steeds de kop op steekt, heeft de wet ook een onderwijzende rol.

De Tien Woorden in de liturgie
Ik zet hier in bij het begin van de Reformatie om van daaruit in vogelvlucht de ontwikkelingen te schetsen. Allereerst wordt dan duidelijk dat in de voor-reformatorische tijd de wet vooral een catechetische functie had: in de liturgie van de zogenoemde preekdiensten werd. de decaloog (na de preek) gevolgd door de gemeenschappelijke schuldbelijdenis. Daaruit blijkt dat de Tien Geboden hier een zonde-ontdekkende betekenis hadden. Zwingli (1525) sluit hier in Basel bij aan.
In Straatsburg verloopt de ontwikkeling anders. In eerste instantie wordt daar aangesloten bij Luther. Die kent geen aparte plaats toe aan de Tien Geboden in de eredienst. De functie is vooral catechetisch en in Straatsburg ligt er ook nadruk op de zonde-ontdekkende functie van de wet. Bucer brengt hier echter verandering in aan door een sterkere verbinding te leggen tussen de wet en de ethiek.
Calvijn sluit zich hier vervolgens bij aan. Men kent een gezongen decaloog, die vooral een lofprijzende functie heeft. Liturgisch wordt door Calvijn de decaloog naar het begin van de dienst gehaald, waar ze een plaats krijgt na een aparte schuldbelijdenis en genadeverkondiging. Dit laat duidelijk zien dat voor Calvijn de regel der dankbaarheid het belangrijkste gebruik van de wet vormt. Na de schuldbelijdenis is er ruimte geschapen waarin de samengekomen gemeente in dankbaarheid de geboden van God kan horen met het oog op het leven in het geloof.

Zelfbeproeving
In Genève (1542) gaan de ontwikkelingen verder. De wet werd daar niet meer elke week gelezen. Ze krijgt een plaats in de overgang van het Woordgedeelte van de dienst naar de viering van het Avondmaal. Ze fungeerde dus in het kader van de zelfbeproeving. Hier zien we de zonde-ontdekkende functie weer naar voren komen, zij het in een duidelijk verband met de heiliging van het (geloofs)leven. In het klassieke avondmaalsformulier is deze verwevenheid van zondebesef en oproep tot een leven in dankbare gehoorzaamheid ook prachtig terug te vinden.
In Engeland valt bij Pollanus (1551) op dat met name de zonde-ontdekkende functie weer steeds belangrijker wordt gevonden, los van de wet als regel der dankbaarheid. De decaloog krijgt daar namelijk in het begin van de dienst een plaats vóór de schuldbelijdenis en de genadeverkondiging. Ook in de Nederlanden eindigt de ontwikkeling in de zestiende eeuw, met een ontwerp voor een orde  van dienst (van Datheen) dat de decaloog in de liturgie uitsluitend een zonde-ontdekkende functie toekent.
We kunnen dus concluderen dat in de loop van de zestiende eeuw de plaats en de betekenis van de Tien Woorden niet langer in lijn met de opvattingen van Calvijn werd vormgegeven, maar veel meer in lijn met Luther. Dat is opmerkelijk te noemen. De vruchtbare spanning tussen de zonde-ontdekkende functie en de regel der dankbaarheid (zoals bv.te vinden in de Heidelberger Catechismus, zondag 2 en 34-44) wordt opgeheven ten koste van de wet als richtsnoer voor het dankbare leven met God.

Dienstboek
In de volgende eeuwen zet deze ontwikkeling zich steeds meer door. Aan het einde van de negentiende eeuw pas is het de gereformeerde A. Kuyper die er voor pleit om in lijn met Calvijn de regel der dankbaarheid weer aan te wijzen als het voornaamste gebruik van de wet. Hij plaatste de decaloog liturgisch aan het einde van de dienst, na de Woordverkondiging. Kuyper krijgt op dit punt geen volgelingen in de Gereformeerde Kerken, maar wel in de Hervormde Kerk. De Liturgische Beweging (G. van der Leeuw) en ook de gereformeerde dogmaticus K. Dijk pleiten in hun geschriften voor een opnieuw aansluiten bij de gereformeerde bronnen, met name bij Calvijn. Al deze lijnen komen samen in het hervormde Dienstboek in ontwerp (1955), waarin zowel de volgorde decaloog-schuldbelijdenis-genade-verkondiging als de volgorde schuldbelijdenis-genadeverkondiging-decaloog als mogelijkheid wordt geboden. In de huidige tijd zien we dat in Dienstboek - een proeve (1998) vier mogelijkheden worden aangeboden om de Tien Woorden een plek te geven in de eredienst. Namelijk als smeking, als lofprijzing, als geloofsbelijdenis en als heenzending. Bij al deze mogelijkheden wordt de decaloog voorafgegaan door een gebed van schuldbelijdenis aan het begin van de dienst. Dit grijpt dus terug op de vroege gereformeerde traditie in lijn met Calvijn.
Als de Tien Woorden als smeking worden gebruikt, treedt (wel in het verband van de heiliging) de zonde-ontdekkende functie op de voorgrond. Zowel dit gebruik als het gebruik als lofprijzing vindt plaats in het begin van de dienst, vóór de Woordverkondiging. De andere twee mogelijkheden vinden plaats ná de verkondiging. Het dienstboek sluit dus weer aan bij de vroege gereformeerde traditie. Ze doet dit op een creatieve manier die aanzetten geeft om van het horen van de Tien Geboden van God weer een wezenlijk en zinrijk element in de eredienst te maken.

Conclusies en aanbevelingen
Vanuit mijn literatuuronderzoek kom ik tot de volgende stelling: het gebruik van de Tien Woorden als regel der dankbaarheid dient in een gereformeerde orde van dienst centraal te staan. Het zonde-ontdekkende gebruik van de Tien Woorden kan daarbinnen zeker een plaats krijgen, maar niet zelfstandig. Hier raken we ook aan een gereformeerde visie op de samengekomen gemeente, die als gemeente van Christus tegemoet getreden dient te worden. Een gemeente die leeft in de ruimte van het verbond van God, en vanuit de dankbaarheid voor Gods genadige toewending tot ons in Jezus Christus. Levend vanuit deze dankbaarheid kan ook de gerichtheid op de wereld in de liturgie van de gemeente een plek krijgen. Hier dient het individualisme, zoals dat helaas zo vaak ook in de liturgische beleving is binnengedrongen, te worden tegengegaan. Vooral het gebruik van de Tien Woorden als heenzending kan hier een bijdrage aan leveren. Het centraal stellen van de Tien Woorden als regel der dankbaarheid sluit zeker niet uit dat in de liturgie de verootmoediging en de schuldbelijdenis concreet aan de orde komen. Het is wenselijk dat de schuldbelijdenis/ verootmoediging een plaats krijgen als apart onderdeel van de liturgie. Dus niet geïntegreerd in het gebed om de opening van het Woord. Helderheid en duidelijkheid zijn van belang in de liturgie. Gekozen kan worden voor een apart gebed van verootmoediging, maar te denken is ook aan het zingen van een lied waarin de verootmoediging opklinkt. Juist in de verootmoediging kan (in aansluiting bij bv. de Heidelbergse Catechismus) de samenvatting van de Tien Woorden uit het evangelie een rol spelen als 'spiegel'. Na de verootmoediging kan de genadeverkondiging een plek krijgen. Hiervoor kunnen passende bijbelteksten worden gekozen uit de breedte van de Schrift. Een zorgvuldig liturgisch taalgebruik is bij dit alles van groot belang.

Bijgaand artikel komt voort uit een afstudeerverhandeling, geschreven ter afronding van de Kerkelijke Opleiding te Utrecht. Hierin is een literatuuronderzoek verbonden met een praktijkonderzoek in de hervormde gemeente Hillegondawijk­ Terbregge in Rotterdam.

Komen tot verdieping
De manier waarop de Tien Woorden dan vervolgens worden gebruikt en de plaats die zij krijgen in de orde van dienst, kunnen variëren. De vier mogelijkheden die Dienstboek, een proeve biedt, kunnen creatief worden vertaald naar de liturgische praktijk van afzonderlijke gemeenten. Het zingen van de Tien Woorden zou daarbij serieus kunnen worden overwogen. Uit het literatuuronderzoek bleek namelijk dat dit gebruik oude papieren heeft, maar het wordt in de hedendaagse praxis niet veel meer toegepast, wellicht ook bij gebrek aan theologisch verantwoorde berijmingen. Ook kan worden gevarieerd in de teksten die worden gelezen. Als regel dienen echter de Tien Woorden gebruikt te worden. De genoemde creativiteit wordt meestal vooral gevraagd van de voorganger als degene die de orde van dienst vorm geeft. Dit geeft aan dat het goed is als voorgangers zich grondig bezinnen op de betekenis van de onderdelen van de liturgie en de manier waarop deze kunnen worden vormgegeven.
Creativiteit en ontspannenheid zijn hierbij van belang. Het is aan te bevelen om.ook de gemeente te betrekken bij de bezinning hierop.
Liturgische veranderingen liggen immers vaak gevoelig. Maar dit hoeft toch geen belemmering te zijn om als gemeente te komen tot een verdieping van de beleving van de liturgie?
De Tien Woorden verdienen het, als wezenlijk onderdeel in de gereformeerde liturgische traditie, om te worden afgestoft en te worden opgepoetst. Niet alleen als een kostbaar geschenk uit een oude traditie, maar vooral vanuit de diepe overtuiging dat een theologisch verantwoorde omgang met de decaloog in de liturgie van grote waarde is voor het geloof van de gemeente. Dit vond ik mooi verwoord in A[s wij samenkomen: 'Het gaat erom dat we de rijkdom van de gereformeerde liturgie leren kennen en weer leren beseffen. Liturgie is weten wat je doet. Er valt in een gereformeerde liturgie veel te beleven!'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Regel der dankbaarheid centraal

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's