Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jawoord van de gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jawoord van de gemeente

DE DOOPDIENST [2, SLOT]

8 minuten leestijd

Welke plaats heeft de gemeente tijdens de doopdienst? En de kinderen? Kunnen zij de taal van de sacramenten verstaan? En welke psalmen zijn in de dienst passend?

Gezien de vele facetten van de doop is er ruime keuze in te zingen psalmen en liederen. Er zijn de psalmen waarin gezongen wordt over het verbond (105 vers 5). Psalm 134 spreekt over de zegen, zodat er de verbinding ligt met het gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest.
Niet vergeten mogen worden de boetepsalmen. Psalm 51, die spreekt over de reiniging van de ziel, is vanaf de vroegste tijden een dooppsalm geweest. Psalm 87 spreekt over de nieuwe geboorte en de inlijving in het volk van God. We zingen uiteraard ook Psalm 139, die spreekt over de nabijheid van God en de goddelijke betrokkenheid bij het scheppen van het nieuwe leven.
Overigens vieren we in de doop niet vooral de eerste, maar de tweede, de nieuwe geboorte. We dienen beducht te zijn voor moderne doop- en avondmaalsliturgieën waarin men weinig weg weet met de verzoening van de zonden, zodat men ertoe overgaat om in de sacramenten niet het nieuwe en wedergeboren leven, maar het geschapen leven te vieren. Maar natuurlijk zullen ook in onze doopdiensten de scheppingsgaven van God worden erkend en gevierd.
Verder zingen we bij de doop de psalmen met een sterk onderwijzend karakter. Omdat uiteraard de (geloofs)opvoeding een belangrijke en aandacht vragende zaak is.

Duivel
In de tijd van de Reformatie heeft men rond de bediening van de doop talloze gebruiken afgeschaft die in de kerk in de loop van de eeuwen langzamerhand waren toegevoegd. Natuurlijk hadden die wel hun betekenis in verband met de doop, maar ze overwoekerden de centrale betekenis van het sacrament danig.
Een voorbeeld. Al van heel vroege tijden was het gebruikelijk om bij de doop een ceremonie van afzwering van de duivel te hebben. Bij ons is daar alleen nog de zinsnede in het gebed over het strijden tegen de duivel en zijn ganse rijk van overgebleven. Meer voorbeelden zouden te noemen zijn.
Eerlijk gezegd hebben wij, orthodoxe protestanten, wel weer onze eigen plechtigheden toegevoegd. Wat te denken van het 'toezingen' van dopelingen en ouders? Ook dát zou de centrale betekenis van de doop in de schaduw kunnen stellen. Aan de andere kant zijn wij protestanten tekenarm geworden en de vraag is gewettigd of we nog kaler en soberder zouden moeten worden dan we al zijn.

Geen kerklatijn
Gelukkig nemen de kinderen, soms al heel jong, hun plaatsje in op de kerkbanken. We moeten niet onderschatten wat ze oppikken uit de dienst en de preek. Je staat er vaak versteld van. Moeten we de diensten aan hen 'aanpassen'? Niet als het gaat om een aanpassen aan de gezelligheidscultuur die er in diensten van de evangelische beweging heerst. De kinderen zijn nog het meest gebaat bij de sfeer van heiligheid en ontzag voor God, die er in kerkdiensten van gereformeerde snit behoort te zijn.
Wel aanpassen als het gaat om toegankelijkheid en verstaanbaarheid van dienst en preek. Geen kerklatijn, ook geen tale Kanaäns. We hielden ons ook om déze dingen afzijdig van de Rooms­-Katholieke Kerk. Daarom is zeker nodig het gebruik van de hértalingen van formulieren en Statenbijbel.
Het is een aparte vraag of de kleine kinderen de taal van de sacramenten kunnen verstaan en of die sacramenten aan hen al zeer vroeg moeten worden uitgelegd. Het gevoelen van de vroeg-christelijke kerk was dat de sacramenten geheimen waren, die pas werden uitgelegd wanneer kinderen eraan toe waren en eraan deelnamen. We zullen in rekening moeten brengen dat de geloofsstukken van de verzoening (denk aan het tanende zondebesef) ons vreemd zijn. Niet alleen de moderne mens buiten de kerk, maar ook die binnen de kerk. En die verzoening komt nu juist in de sacramenten aan de orde. Dus wel uitleg van de sacramenten aan de kinderen, maar met inachtneming van het feit dat de aan de orde zijnde diepe geloofsstukken pas later zullen en kunnen worden verstaan. Dat is ook niet erg; volgens Luther duurt de doop ons hele leven lang en we komen ons leven lang over doop en avondmaal niet uitgeleerd.

Spontaniteit
Mogen tijdens de doopdienst (sommige) kinderen rond de doopvont worden geroepen? Natuurlijk mág dat. Wij mogen in kerkdiensten alles doen wat het karakter van de kerkdienst (de eredienst aan de heilige God) niet aantast en wat de gemeente, ook de jonge gemeente, bouwt en sticht. Dat is het basisprincipe. Overigens is er wél een verschil tussen iets wat 'sticht' of alleen maar ons gevoel aanspreekt.
Wanneer het gaat over kinderen in de kerkdienst, duikt steeds opnieuw de zogenaamde kinderzegening door de Heiland op (Mark. 10:I3-16). Natuurlijk gaat het in dit gedeelte niet over de kerkdienst als zodanig, maar dat doet niets af van het veelzeggende van wat er gebeurt. De rabbi's in Israël ontvingen wel degelijk de kinderen om ze te zegenen, maar op vastgestelde en gelimiteerde tijden. En dat doorbreekt de Heiland doelbewust. De kinderen gaan vóór de vastgestelde orde.
Het is dus niet juist gemeenten te laken wanneer deze in de aandacht voor kinderen speciaal voor hen bepaalde dingen in de kerkdienst doen. Dat laat onverlet dat óók de kinderen gebaat zijn bij de soberheid en de sfeer van heiligheid die de gereformeerde kerkdienst kenmerken.
Overigens moet men niet de kinderen uit Markus 10 benaderen vanuit een romantische visie. Het gaat in dit gedeelte beslist niet over de veelgeroemde spontaniteit van de kinderen (die ze gelukkig vaak wel bezitten). Maar de Heiland ziet in hen juist de 'armen van geest', van wie het Koninkrijk van God is. Er is een diep verband tussen de kinderzegening en de Bergrede.
Wat de Heiland doet met de door Hem ontvangen kinderen is treffend. Hij omarmt hen, Hij legt de handen op hen en Hij zegent hen. Hoeveel de Heiland wil zeggen en hoe nabij Hij wil zijn in deze gebaren, kan hier niet uitvoerig worden besproken. Maar deze dingen zullen hoe dan ook gestalte dienen te krijgen in onze kerkdiensten.

Gemeente
Helaas worden in veel gemeenten de doopdiensten schaarser dan vroeger. Er worden minder kinderen ten doop gehouden. Maar toch is het voor te stellen dat een gemeentelid zucht, bijvoorbeeld bij de preek: 'Nu gaat het alweer over de doop.' Toch is een dergelijke klacht onterecht. Het euvel is waarschijnlijk dat dit gemeentelid de doop ziet als een gebeuren dat de gewone kerkganger, die geen dopeling of doopouder is, niet aangaat. Of als een gebeurtenis alleen maar uit het verleden. Dat is een misvatting. De gemeente is de gedóópte gemeente en doet er (inderdaad) haar leven lang over om haar doop te verstaan en in te leven, en om eruit te leven. De doop omvat het gehele christenleven, alle facetten daarvan, zodat van eenzijdigheid niet valt te spreken. Hetzelfde geldt trouwens van het avondmaal. Ook daarin komt het evangelie zó aan de orde, dat je nooit kunt zeggen er genoeg van te hebben.
Bovendien is de gedoopte en dopende gemeente ontvangende gemeente. Dat wil zeggen dat ze de pasgeboren kinderen als háár kinderen ontvangt en er dus een bepaalde verantwoordelijkheid voor draagt. Die verantwoordelijkheid omvat zorg voor de kinderen in met name de geloofsopvoeding, het voorbeeld zijn voor de kinderen en in het omzien naar de kinderen. In onze van individualisme doordrenkte tijd is het goed dat ons te realiseren.
Er is veel voor te zeggen om dat ook in de dienst tot uitdrukking te brengen. Het zou niet verkeerd zijn om (ná de vragen aan de doopouders) aan de doopgemeente de vraag te stellen of zij bij het ontvangen van deze kinderen de bijbehorende verantwoordelijkheden op zich neemt. Dat zou best met een hardop uitgesproken 'ja' mogen worden bevestigd.
Het zou de gemeente sterk bij haar verantwoordelijkheid bepalen en wellicht zou het er velen van kunnen weerhouden om op een gemakkelijke, individualistische manier over te stappen naar een ander kerkgenootschap of evangelische gemeente. Hoeveel keren heeft men dan wel niet uitgesproken verantwoordelijkheid te dragen voor het geheel van de gemeente, inclusief de kinderen en jonge mensen? Ook wanneer ambtsdragers aantreden heeft de gemeente een verantwoordelijkheid in het ontvangen van die ambtsdragers en kan dat tot uitdrukking worden gebracht met een hardop en collectief uitgesproken jawoord.

Inkeer
Uiteraard wordt in elke doop dienst elke christen bepaald bij zijn eigen doop, dat wil zeggen bij zijn christen-zijn, bij de voortgang van Gods werk in zijn eigen leven. Naast de diepe blijdschap om de doop voor anderen is er ook de inkeer tot zichzelf. Ook daarom dopen we· sinds de Reformatie in de gewone diensten van de gemeente. Er is alle reden voor de gemeente om de sacramenten met grote betrokkenheid te ontvangen (zondagsplicht voor de christen, zie Heidelbergse Catechismus vr/antw. 103) en te zien ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Jawoord van de gemeente

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's