Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onreine geesten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onreine geesten

Duiveluitdrijving [ 1 ]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie gelooft niet in het bestaan van de duivel? Toch wordt weinig gepreekt over de woorden van Jezus in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen, uit Markus 16:17. Wat moeten we met deze woorden?

‘En degenen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken.’
Deze tekst hoort volgens het Markus-evangelie bij de laatste woorden die Jezus vlak voor Zijn hemelvaart sprak, als een belofte bij het zendingsbevel.
Gelden die woorden nu nog? Of waren ze alleen bestemd voor de apostelen? Als het zendingsbevel voor alle tijden geldt, zijn bovenstaande woorden dat dan niet ook? Of bedoelt Jezus met ‘degenen die geloofd zullen hebben en duivelen zullen uitwerpen’ alleen degenen die uitgingen of - gaan in zendingsdienst?
Het uitwerpen van duivelen is eerst door de pinksterbeweging en later door de charismatische beweging sterk opgekomen. Was dat terecht? Of is het een eenzijdig benadrukken van deze woorden, zoals meer zaken door de pinksterbeweging eenzijdig benadrukt worden?

Demonen
Eigenlijk staat er niet het woord duivelen, maar demonen. De herziene Statenvertaling (HSV) vertaalt daarom terecht: ‘In Mijn Naam zullen zij demonen uitdrijven.’ Het woord duivel is afgeleid van het Griekse woord diabolos. Als er van duivelen uitwerpen gesproken wordt, staat er steeds ‘demonen’. Er is maar één duivel, maar demonen zijn er vele.
Zijn demonen handlangers van de duivel? Het woord komt in de evangeliën in de meeste gevallen in het meervoud voor. Wat betekent het als iemand bezeten is door demonen? Dat lezen we vele malen in de evangeliën en een enkele keer in Handelingen. En met verschillende woorden, die door elkaar worden gebruikt: door de demonen bezeten zijn (Matth. 8:16 en 28), een onreine geest hebben (Mark. 5:2; even later lezen we het woord ‘bezetene’, vs. 15-16), boze geesten hebben (Luk. 7:21 en 8:2), veel demonen (Mark. 1:34), uit Maria Magdalena heeft Jezus zeven demonen uitgedreven (bedoeld is: een volheid van demonen; Mark. 16:2; Luk. 8:2). In Handelingen 16:16 lezen we van een slavin met een waarzeggende geest.

Bezeten
Wat is bezeten zijn? Is het een ernstige psychische stoornis of ziekte? Daar is veel voor te zeggen, maar niet alles is daarmee verklaard. Wanneer we de teksten in de evangeliën nagaan, levert het een gevarieerd beeld op. Ik las ergens: het is beheerst worden door een vreemde wil en het eigen leven niet onder controle hebben. Het meest bekend is de geschiedenis van de bezetene van Gadara in Markus 5. Deze man huist in de graven, heeft geweldige kracht, niemand kan hem binden, zelfs niet met ketenen. Als hem ketenen omgedaan worden, trekt hij ze in stukken. Hij schreeuwt, slaat zichzelf met stenen. Hij komt tot Jezus en aanbidt Hem, terwijl hij aan de andere kant schreeuwt: ‘Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van God de Allerhoogste?’ De man is een ernstig gestoord iemand, een gespleten mens.
Een enkele keer lezen we dat de bezetenheid samen gaat met lichamelijke ziekte: stom en van een demon bezeten (Matth. 9:32), door een demon bezeten en blind en stom (Matth. 12:22), maanziek en met een demon (Matth. 17:14v; waarschijnlijk moeten we denken aan een ernstige vorm van epilepsie; Markus vermeldt ook nog dat de jongen een geest heeft die hem stom en doof maakt, 9:25). In Mattheüs 15:22v lezen we van de Kananese vrouw wier dochter ernstig door een demon bezeten is (een onreine geest heeft, Mark. 7:25) en door Jezus ‘op afstand’ wordt genezen.

Uitwerpen
Jezus heeft vele malen demonen uitgeworpen. Ook de twaalf discipelen wierpen demonen uit (Mark. 6:13). Jezus gaf hen daartoe de opdracht (Matth. 10:8) en daarbij macht over de onreine geesten, om hen uit te drijven (vs. 1). Later zendt Jezus zeventig anderen uit (Luk. 10:1). Zij keren na verloop van tijd met blijdschap terug met de boodschap: Heere, zelfs de duivelen zijn ons onderworpen in Uw Naam (vs. 17).
Het uitwerpen van demonen was er al eerder in het jodendom. In Handelingen 19:13-16 lezen we van de zeven zonen van Sceva, rondtrekkende joodse duivelbezweerders, die het wagen de Naam van de Heere Jezus uit te spreken over degenen die boze geesten hadden. De boze geest antwoordt: ‘Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar u, wie bent u?’ Het loopt slecht met hen af.
Jezus spreekt al in de Bergrede over het uitwerpen van demonen: ‘Velen zullen ten dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet (...) in Uw Naam demonen uitgeworpen’ (Matth. 7:22). Hij zal dan tot hen zeggen: ‘Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt.’ In het Oude Testament lezen we niet van demonen uitwerpen.
Veelbetekenend is dat het uitwerpen van demonen steeds onderscheiden wordt van het genezen van lichamelijke ziekte (Matth. 10:8, Mark. 3:15, Luk. 7:21). Bij bezetenheid wordt ook niet het werkwoord genezen gebruikt, maar uitwerpen (of uitdrijven, HSV).

Vergeestelijken
Als we eerlijk zijn, moeten we zeggen dat we het uitwerpen van demonen dikwijls vergeestelijken. Er wordt dan gewezen op de zondaar die van de Heere is afgevallen en in de greep van de duivel is, geboeid door de zonden naar wie de mens van nature is, waarvan hij verlost moet worden. Maar is dat werkelijk de betekenis?
Hetzelfde geldt van genezingen van ziekte. Een blinde wordt de mens die geestelijk blind is, de dove de mens die van nature doof voor de woorden van God is, de melaatse de mens die melaats is van de hoofdschedel af tot de voetzool toe enzovoort.
Maar doen we dan de geschiedenissen wel recht? Niet dat er geen lijnen getrokken kunnen worden naar wie de mens van nature is. Maar is het de juiste uitleg en toepassing van de geschiedenis? Zo komt de ‘uitleg’ met wat accentverschillen elke keer bijna op hetzelfde neer.

Brieven van Paulus
Opvallend is dat we in de brieven van Paulus en de algemene zendbrieven niet van demonen uitwerpen lezen. Ik kom daar in een van de volgende artikelen op terug. Ook in het Johannes-evangelie komen we het exorcisme niet tegen.
In de eerste christentijd was het er wel. Justinus Martyr (ca. 150) schrijft dat het ‘overal in de wereld door christelijke mannen’ gebeurde. Ook Irenaeus (ca. 185), Tertullianus (ca. 220) en Augustinus (ca. 400) vermelden het in hun geschriften.
De Reformatie had veel bezwaren tegen het uitwerpen van demonen.
Een van de redenen daarvan was dat het in de loop van de eeuwen steeds meer gepaard ging met allerlei rituelen, zoals speciale formules, gewijd water, kruisteken, olie, aanblazen van de bezetene en dergelijke.
Luther zag in de duiveluitdrijving een taak van de kerk. Calvijn was echter, mede vanwege de ritualisering en bijgelovige praktijken, van mening dat het was voorbehouden aan de eerste christentijd. Hij wijst op de geestelijke strijd die de gelovigen tegen de duivel hebben. Ook antwoord 127 van de Heidelbergse Catechismus doet daaraan denken, als gesproken wordt van onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees. Calvijn legt alle nadruk op de verkondiging van het evangelie: als Christus wordt verkondigd en Zijn genade in het geloof wordt aanvaard, moeten de duivel en de demonen wijken.

En nu?
Kunnen we wel zeggen dat het uitwerpen van demonen voorbehouden was aan de eerste christentijd? Als het een belofte bij het zendingsbevel is, geldt ze dan ook nu niet, bijvoorbeeld op het zendingsveld? En zijn Nederland en Europa, als we de enorme secularisatie zien, niet ook zendingsgebied geworden?
Of moeten we zeggen dat de werkzaamheid van geesten en demonen zich verhevigde toen Jezus op aarde was, als verzet tegen Zijn werk? Maar verzetten ze zich nu dan niet meer?
Of betekent het dat Jezus in een tijd zonder adequate medische zorg bijzonder helpend en genezend is opgetreden, terwijl dat in onze tijd niet meer nodig is, omdat veel lichamelijke en psychische ziekten nu effectief bestreden kunnen worden? De medische wetenschap en de psychiatrie zijn ook bijzondere gaven van God, waar we dankbaar voor mogen zijn. Daar is veel voor te zeggen.

Maar of daar alles mee gezegd is?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Onreine geesten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's