Bidden tegen de Boze
DUIVELUITDRIJVING [4, SLOT ]
Ook vandaag kan er sprake zijn van demonie en bezetenheid. Als dat het geval is, moet het dan toegaan zoals in het evangelie beschreven wordt?
Veel ‘demonische’ verschijnselen zijn psychiatrisch te duiden. Misschien moeten we zelfs zeggen dat dat voor het overgrote deel van de verschijnselen geldt.
Mensen kunnen bovendien ook ménen dat zij of anderen bezeten zijn of duivelse influisteringen hebben. Psychiater W.Chr.F. de Vries zegt in het boek Geestelijke strijd. Demonie en bevrijding in christelijk perspectief (M.J. Paul, ed., 2002): ‘Men heeft iets gelezen over bezetenheid en gaat dit op zichzelf betrekken. Of men is in een kerkelijke groep of gemeente geweest waar te veel en niet verantwoord de nadruk wordt gelegd op het demonische. Een depressie bijvoorbeeld wordt toegeschreven aan een geest van zwaarmoedigheid of een geest van zelfbeklag’. Die kant wil De Vries heel beslist niet op.
Ook de hervormde predikant W.C. van Dam wijst daar op en zegt in Demonen, eruit, in Jezus’ naam (1974): ‘Men kan zich inbeelden bezeten te zijn. Dat komt niet alleen voor bij hysterici, maar ook in tijden en bij volken waar het geloof in de activiteit van demonen sterk overdreven is ontwikkeld. Daarnaast zullen er altijd mensen zijn die psychisch labiel zijn, een zwak zenuwstelsel hebben of angstig zijn aangelegd. Als zij te veel over demonie horen of lezen kunnen ze achter en in alles boze geesten gaan zien.’
Enige keer
We moeten zeggen dat de Bijbel in bepaalde opzichten heel terughoudend is als het gaat over (het uitdrijven van) demonen in onze tijd. We zagen al dat het Oude Testament er niet van spreekt.
Koning Saul wordt door een boze geest verschrikt, maar die geest komt van God (1 Sam. 16:15) en Saul komt tot een zekere rust als David voor hem op de harp (of citer) speelt.
Ook in de brieven van Paulus en de algemene zendbrieven wordt er niet over gesproken. Paulus noemt het uitwerpen van demonen ook niet onder de gaven van de Geest, terwijl hij in 1 Korinthe 12:8-10 negen gaven en in 12:28 acht gaven noemt. Het valt te verwachten dat hij die gave genoemd zou hebben als we denken in welke wereld Paulus apostel was. We kunnen ook niet zeggen dat het onder gaven der genezingen (meervoud) valt. In de evangeliën wordt steeds tussen genezen van ziekte en uitwerpen van demonen onderscheiden.
De enige keer dat we van een opdracht van Jezus om de duivelen uit te werpen lezen, is – behalve in de opdracht aan de twaalf discipelen (Matth. 10:1 en 8) en de vermelding van de zeventig dat ook de demonen aan hen onderworpen zijn (Luk. 10:17) – Jezus’ woord in Markus 16:17, na het zendingsbevel. Eigenlijk is het geen opdracht maar een belofte. De opdracht aan de discipelen luidt om in de gehele wereld het evangelie te verkondigen. Daar volgt de belofte op: ‘In Mijn Naam zullen zij duivelen (demonen) uitwerpen.’
Haken
Markus 16 vanaf vers 9 komt echter in veel belangrijke handschriften van de Bijbel, onder andere de codex Sinaïticus en codex Vaticanus, niet voor. Ook een aantal oud-kerkelijke schrijvers blijkt dat gedeelte niet te kennen. Daarom heeft de vertaling van 1951, van het Nederlands Bijbelgenootschap, de verzen 9 tot en met 20 tussen grote haken gezet. Andere handschriften hebben de verzen echter wel. Ondanks de haken tekenen de kanttekeningen van de NBG-vertaling aan: ‘Hoe die verzen ook zijn ontstaan en wanneer zij aan Markus 16 zijn toegevoegd, voor ons staat het vast dat dit onder de leiding van de Heilige Geest geschied is, en daarom behoren zij óók tot Gods Woord.’ Daarom is het goed om ze te laten staan. Tegelijk is het goed om, als we aan het uitwerpen van demonen denken, ten aanzien van deze verzen wat terughoudendheid te betrachten.
Gebedsteam
In de lectuur over het uitwerpen van demonen is er herhaaldelijk sprake van uitwerping door gebed, in de regel met een gebedsteam. Ik denk dat dit wijs is. Als we eerlijk zijn, moeten we echter zeggen dat we dat niet in de evangeliën en Handelingen lezen. Daar is het steeds een bevel tot de demonen of de onreine geesten om uit de bezetene uit te gaan.
De bevrijding gebeurt ook terstond.
Ook dat is anders dan ik in veel lectuur lees. Zo schrijft Joost Verduijn, voorganger in België en hulpverlener bij het Centrum voor Pastorale Counseling, in zijn boek Bevrijdingspastoraat (1999) dat men bereid moet zijn om veel tijd en energie te offeren en dat de bevrijding en genezing in sommige gevallen vele honderden uren in beslag kan nemen, soms zelfs jaren. Ook ds. Van Dam zegt dat het soms een kwestie van minuten, maar ook van jaren kan zijn. We moeten in verschillende opzichten onderscheid maken tussen de eerste christentijd en onze tijd. Zo lezen we dat, als de zweet- of gordeldoeken van Paulus’ lichaam op de zieken gelegd werden, de ziekten van hen weken en de boze geesten uit hen weggingen (Hand. 19:12). Wat dat ook geweest is, het betekent dat we wat in de eerste christentijd gebeurde niet zonder meer naar onze tijd kunnen overplaatsen. Ik denk dat dat ook het uitwerpen van demonen geldt.
Nuchterheid
Wonderlijk zijn soms de verschijnselen bij het uitdrijven van demonen. Zo schrijft de Britse evangelist Derek Prince dat de demonen iemands mond verlieten met een sissend geluid. Bij anderen gingen ze uit onder hevig gebrul, weer anderen vielen neer of kronkelden over de vloer. Toegegeven, we zien dergelijke verschijnselen ook bij de genezing van de maanzieke jongen (Mark. 9:26). Maar bij hem is dan ook sprake van ernstige aanvallen van epilepsie. Een ander schrijft dat de demon haar verliet terwijl ze moest overgeven; het was veel helder slijm. Zijn dat verschijnselen die we in de Bijbel vinden?
We zullen bij het vermoeden van bezetenheid de uiterste voorzichtigheid en nuchterheid moeten betrachten. In geen geval zal men een team moeten oprichten dat in de gemeente gaat speuren naar mogelijke demonie. Daar kunnen de grootste ongelukken van komen. Mensen kunnen ménen ergens demonen te onderkennen en deze te kunnen uitdrijven. Is er dan niet de gave van het onderscheiden van de geesten (1 Kor. 12:10)? Ja, maar als ik het goed zie, heeft deze vooral betrekking op het toetsen van de profetie, die onmiddellijk voorafgaande aan het onderscheiden van de geesten genoemd wordt (zie ook 1 Kor. 14:29) en op dwaalleer en dwaalgeesten in de gemeente (1 Tim. 4:1). Onderscheiden van de geesten kan, als het niet van de Heilige Geest is, zeer subjectief zijn.
Voorbede
Beter is dat er in de gemeente een gebedskring is of gebedskringen zijn, waar voorbede voor lichamelijk of psychisch zieken wordt gedaan. Intussen moet de voorbede in de zondagse erediensten, waarbij indien gewenst zieken met naam en toenaam worden genoemd, niet vergeten worden.
De eerste gang van een lichamelijk of psychisch zieke is naar de eigen arts, die eventueel zal doorverwijzen naar een specialist, psycholoog of psychiater. Zit iemand geestelijk in de knoop door bijvoorbeeld depressiviteit of een moeilijke verdriet- of traumaverwerking, dan kan de pastor – predikant, ouderling, bezoekbroeder of - zuster – een luisterend oor bieden en evangeliewoorden aanreiken. In de voorbede in de erediensten en op de gebedskring zal van tijd tot tijd aan mensen die het bijzonder moeilijk hebben gedacht worden.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarbij we zouden kunnen denken aan gebondenheid of bezetenheid. Ik zeg dat heel voorzichtig, omdat het onderkennen daarvan uiterst complex is. Als dat echter het geval is, moet het dan toegaan zoals in het evangelie beschreven wordt?
Als ik recente lectuur lees, lijkt dat niet de regel te zijn. Het is eerder andersom. De demonen worden niet uitgedreven, maar er wordt gebeden en soms duurt het maanden of jaren voordat iemand bevrijd is. Dat is echter niet wat we in de evangeliën lezen en uit Markus 16:17 opmaken.
Misschien moeten we zeggen: we weten en/of kunnen het niet zoals het in de evangeliën toegaat. Of: misschien moet bij ons eerst de demon ‘materialisme’ of ‘twist’ of ‘polarisatie’ of ‘ge hebt het Mij niet gedaan’ (namelijk wat er allemaal in Matth. 25:31-46 staat) uitgeworpen worden. Want op die gebieden zijn de demonen blijkens de Schrift erg machtig.
Vraagteken
Zelf kom ik niet verder dan in prediking en pastoraat krachtig verwijzen naar het evangelie van Jezus Christus en, als er sprake van zonde is, naar Zijn vergevende genade. En dat er door Jezus Christus vertrouwen op God mag zijn, Die dikwijls in de Psalmen een Toevlucht wordt genoemd en Die krachtig bevonden is een hulp in benauwdheden (Ps. 46:2). En dat de Godsnaam HEERE betekent: Ik zal (er voor je) zijn, Ik ben (er voor jou) (Ex. 3:14). Daarbij kan en mag, eventueel met medechristenen en onder handoplegging, krachtig gebeden worden of God de Boze wil weren of doen verdwijnen.
Of dat hetzelfde is als het uitwerpen van demonen zoals het evangelie ervan spreekt? Daar zet ik een vraagteken achter. Vooral bedenken we dat het evangelie van Jezus Christus, tegen alle machten in, de heilzame boodschap is die zondags mag (moet!) worden verkondigd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's