Elke psalm moet kans krijgen
GENEEFSE PSALMMELODIEËN [2, SLOT]
De psalmmelodieën kregen in het verleden nogal verschillende waardering. Er zijn diverse voorstellen geweest om het aantal terug te brengen van 125 naar bijvoorbeeld 40. Maar de psalmmelodie die de één verwerpelijk vond, behoorde volgens een ander juist tot de beste.
Boven de grijze zone waarin tegenstrijdige beoordelingen het beeld vertroebelen, blijft een toplaag over van melodieën die kennelijk altijd en overal goed zijn ontvangen, tijdloos en boven alle kritiek verheven. Waardoor wordt dat bepaald? De wetenschapper Jop Pollmann (1965) kwam er niet uit. ‘Ik heb er naarstig naar gezocht of in de melodieën van de psalmen een oorzaak te vinden is voor populariteit of impopulariteit. Ik ben daarin niet geslaagd.’
Volksliedachtig
Wim Kloppenburg vermoedt dat psalmen die dicht bij de kunstmuziek stonden minder geliefd waren dan psalmen die volksliedachtige trekken vertoonden. Ook de opbouw van de strofen speelt volgens Kloppenburg een rol. ‘Een kunstig, ‘rederijkerachtig’ rijmschema van lange en korte regels had minder kans om in te burgeren dan een vier- of zesregelig vers met een regelmatige cadans’, aldus Kloppenburg.
Korte melodieën met een eenvoudige vierregelige vorm (Psalm 8, 9, 100, 116, 140) zijn niet moeilijk te onthouden, langere melodieën beklijven sneller als ze een mooi regelmatige opbouw hebben. Denk aan Psalm 66 (98, 118), waarvan het lettergrepenschema is 9.8.9.8.9.8.9.8, het rijmschema ab.ab.cd.cd, waarin regel 3 melodisch een herhaling is van regel 1 en regel 8 een herhaling van regel 4.
Psalmen op een andere melodie zingen kan natuurlijk alleen als het lettergrepenschema klopt. Psalm 130 heeft een gangbaar schema (7.6.7.6.7.6.7.6) dat ook past op Psalm 128, op ‘O hoofd bedekt met wonden’, ‘Beveel gerust uw wegen’, ‘Ik wil mij gaan vertroosten’, ‘De winter is vergangen’ en het Wilhelmus.
De berijmde psalmen hebben echter vaak een dusdanig lettergrepenschema dat je flink moet zoeken om een alternatieve melodie te vinden. De schema’s van de psalm 122 en 149 zijn zelfs uniek: daar past geen andere wijs op. Een belangrijk kenmerk van de Geneefse psalmmelodieën is verder hun eenvoudige ritmische structuur. De componisten gebruikten slechts twee ritmische bouwsteentjes: de lange en de korte noot, in moderne notatie de halve en de kwartnoot. Juist die eenvoud maakt deze melodieën ook zo geschikt voor de gemeentezang.
Vergelijk het met veel moderne opwekkingsliederen: daar vind je extreem lange noten en ook heel snelle noten, daar vind je lastige ritmes, syncopen – en soms ook gewoon een hele maat rust. Zo’n lied leunt dan geheel en al op de begeleiding en kan zonder begeleiding niet overeind blijven. Het getuigt van wijsheid dat de componisten rondom Calvijn het simpel hebben gehouden.
Toen Petrus Datheen zijn psalmberijming maakte, vertaalde hij de Geneefse psalmen uit het Frans. Hij telde per regel het aantal lettergrepen in de Franse berijming en zorgde dat zijn berijming hetzelfde aantal lettergrepen kreeg. Woordaccenten vielen bij Datheen echter voortdurend op andere noten dan in het Franstalige origineel. Daardoor geeft de berijming Datheen ons een ietwat kreupel gevoel, zeker als we de psalmen ritmisch zingen: dan botsen de woordaccenten steeds met de muzikale klemtonen.
In de berijming van 1773 is dat soms ook het geval. Dat we van Psalm 48 het laatste (halve) vers wél zingen maar de andere verzen zelden of nooit, zal ook met die accenten te maken hebben. In de tweede helft van elk vers vallen de klemtonen namelijk erg ongelukkig: ‘Hoe schoon, hoe welgelegen’(vers 1), ‘En bij de volken zeer vermaard’ (vers 4).
De nieuwe berijming uit 1968 doet het beter op die plekken: ‘Want hier staat de hoge woning’, ‘Bij de grootse rechtsgedingen’. Daar vallen muziek- en woordaccent samen. Het wegnemen van fricties tussen tekst en muziek in een nieuwe berijming komt de zingbaarheid beslist ten goede.
Sommige psalm(verz)en worden vaak gezongen, andere zelden of nooit. Dat is geen exclusief Nederlands verschijnsel, dat gebeurde elders ook. Het selectieve gebruik van de psalmen heeft ertoe geleid dat in veel landen geen compleet berijmd psalter meer beschikbaar is. In het gezangenboek tref je dan nog een beperkt aantal rijmpsalmen aan, maar de andere psalmen heeft men weggelaten: die werden immers toch nooit gezongen. Wij mogen ons gelukkig prijzen met het gegeven dat de synode van de Protestantse Kerk in Nederland en de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied de intentie hebben uitgesproken om in het Liedboek-2012 alle psalmmelodieën en de psalmberijming van 1967 weer op te nemen. Vooralsnog blijft het volledige psalter dus beschikbaar. Maar de beperkte selectie die we bijvoorbeeld bij onze oosterburen in het Evangelisches Gesangbuch aantreffen mag ons wel iets te zeggen hebben.
Hoewel ten diepste altijd de inhoud doorslaggevend is (denk aan Psalm 23, een psalm waaraan velen gehecht zijn, niettegenstaande de minder aansprekende melodie) zal een melodie die makkelijk zingt en makkelijk in het gehoor ligt altijd een streepje voor hebben.
Is dat een kwaliteitsoordeel? Nee, beslist niet. Ik zou bijna zeggen: integendeel. Laten we eerlijk zijn: wat bij de ‘massa’ goed valt, is meestal niet van de hoogste kwaliteit. Frans Bauer, GTST, de Telegraaf, McDonald’s – ze bieden wat het grote publiek kennelijk graag hoort, ziet of eet, maar ook niet meer dan dat. Willen we dat onder ogen zien? Moet de smaak van ‘de mensen’ bepalend zijn bij liturgische keuzes? Zou Salomo zoveel kunst, zoveel professionele muzikanten in zijn tempel hebben gehad als de beslissing bij de doorsnee tempelganger had gelegen? Ik waag het te betwijfelen. Ik merk om me heen dat bij de beoordeling van melodieën de herkenbaarheid vaak het zwaarst wegende criterium is. Zo wordt de bekendheid bij de massa tot norm verheven.
Laten we niet te snel melodieën overslaan omdat ze onbekend zijn. Elke bekende melodie is immers ooit als onbekende melodie begonnen en is bekend geworden doordat men haar is gaan zingen. Geef ook de minder bekende melodieën op z’n minst de kans om bekend te worden, gewoon door ze te (laten) zingen. Al zingende zal blijken dat de ene melodie toegankelijker is dan de andere, dat er weerbarstige wijzen en makkelijke meezingers zijn, maar geen enkele psalmmelodie is onzingbaar voor de gemeente! Van grote betekenis is de rol die de scholen hierin kunnen vervullen. Laat de kinderen elke week een psalm leren, maak daarvoor een rooster, zorg ervoor dat die schoolpsalm ook zondags een plekje krijgt in de liturgie. Het enthousiasme waarmee de kinderen zondags ‘hun’ psalm zullen meezingen, kan ook de ouderen stimuleren bij het psalmzingen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 2007
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's