Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe zal ik U ontvangen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe zal ik U ontvangen?

Dichterlijk verlangen om Kind te ontmoeten

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot onze bekende kerstliederen behoort ongetwijfeld 'Hoe zal ik U ontvangen', een adventslied dat teruggaat op de Duitse dichter Paul Gerhardt.

In de iets aangepaste vertaling van de negentiende-eeuwse predikant-dichter J.J.L. ten Kate luiden de eerste regels:

Hoe zal ik U ontvangen,
hoe wilt Gij zijn ontmoet,
der wereld hoogst verlangen,
des harten heiligst goed?


Het hele lied is gericht op de Messias, op de diepe betekenis van Zijn komst in deze zondige wereld, een komst ‘uit godlijk mededogen’. Centraal staat de Heiland, Die ons met God wil verzoenen.

Horizontaal
Kerst wordt op de hele wereld gevierd. Ook door zeer velen die de diep christelijke boodschap niet kennen of allang gepasseerd zijn. Zo zijn er ook diverse kerstgedichten geschreven die wel heel ver afstaan van de boodschap en de hoopvolle verwachting van het lied van Gerhardt, gedichten waarin het heil louter in het horizontale getrokken wordt.
Zo schreef Hans Andreus, een dichter die we wel rekenen tot de zogenaamde Vijftigers of Experimentelen, een kerstgedicht met de titel Geen kerstcantate. Het ‘heil’ waarop Andreus hoopt is:
een beetje gerechtigheid aan deze kant van de tijd.
En ook: aardse dagen ooit zonder marteling en moord.

Vooropgesteld, dit zijn zeer legitieme wensen. Dit alles vraagt ook van ons christenen de inzet met woord en daad. Wie zou niet verlangen naar vrede en gerechtigheid in onze verscheurde wereld, gelet op een kruitvat als het Midden-Oosten, het enorme vluchtelingenprobleem en de schrijnende armoede op onze aardbol?
Maar dit verlangen mag nooit het wezen van Kerst verdoezelen of opzij schuiven: het heil dat van Boven komt, heil (= genezing) in bijbelse zin, verzoening door Christus, de Heiland der wereld.
Wat verwachten wij van Kerst? Wat is het wezen van Kerst? Vele christelijke dichters hebben dit in hun gedichten vertolkt, onder wie Anton van Duinkerken, Koos van Doorne en Ria Borkent. Ze tekenen alle drie, elk met eigen accenten, aspecten van verwachting in bijbelse zin, het verlangen om Hem te ontmoeten Die als Kind in deze wereld kwam om de weg te gaan van kribbe naar kruis.

Eenvoudigen
De eersten die het Kind van Maria en Jozef begroeten, zijn herders uit de velden rond Bethlehem. Na de boodschap van de engel komen ze ‘met haast’. Die herders treden op in een gedicht van Anton van Duinkerken. Hij tekent hen ietwat geromantiseerd en bij een woord als ‘onschuldig’ in de laatste strofe frons je als calvinist wel even je wenkbrauwen. Het gaat de dichter er echter om dat het eenvoudige, onopvallende en vooral ongeletterde mensen zijn.
Anton van Duinkerken (1903-1968) is het schrijverspseudoniem van W.J.M.A. Asselbergs, in het midden van de vorige eeuw een befaamd essayist en literair-historicus. Hij maakte deel uit van ‘het rijke roomse leven’ van de eerste helft en het midden van de vorige eeuw, een tijd die thans door de secularisatie helemaal voorbij is. Vanuit zijn geloofstraditie stond hij pal voor de fundamentele, onopgeefbare waarden van het christendom, die hij met grote inzet verdedigde tegen allerlei aanvallen uit humanistische en atheïstische hoek.
Vanaf 1952 was hij hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Nijmeegse universiteit. Daarnaast was hij ook dichter en een van zijn gedichten is De herders.
Het gedicht geeft antwoord op de vraag: Hoe treden wij het Kind in de kribbe tegemoet? Voor de dichter wijzen de herders uit Lukas 2 ons de juiste richting aan en tonen zij de juiste houding: ze waren niet geletterd, ze werden niet gehinderd door wetenschap en geleerde boeken, maar ze hebben voor het Kind ‘geknield’ en maakten daarna ‘alom bekend’ wat hun van dit Kind gezegd was.

De herders

Omdat eenvoudigen verstaan
wat door geen ingewikkeld zoeken
noch lezen in geleerde boeken
begrepen wordt of nagegaan,

zijn herders toen in Uwen stal
geknield en hebben U aanbeden.
Dit is tweeduizend jaar geleden
en nog weet elk het overal.

Geen mens heeft ooit hun naam gemeld,
de rest van hun onschuldig leven
is door geen wetenschap beschreven,
wordt slechts aan kinderen verteld.

Vanuit de herders trekt de dichter de lijn door naar gelovigen van alle tijden, naar de mens van nu, ook naar ons. Wie kunnen echt ‘verstaan’ wat 2000 jaar geleden gebeurde? Het antwoord van de dichter is: ‘eenvoudigen’. Ongetwijfeld resoneren hierin mee bekende woorden van Jezus Zelf: deze dingen zijn voor ‘wijzen en verstandigen’ verborgen, maar worden aan kinderen geopenbaard (Matth. 11:25; Luk. 10:21). Worden als een kind, eenvoudig en onbevangen, dát is de boodschap van Anton van Duinkerken met dit gedicht.

Vasten en bidden
In Lukas 2 lezen we niet alleen uitvoerig over de geboorte van Jezus en de herders, maar ook over twee oude mensen die uitzagen naar het heil van Israëls God: Simeon en Anna. Van Simeon wordt gezegd dat hij ‘de vertroosting Israëls’ verwachtte. Na het verhaal over Simeon volgen enkele verzen over Anna, die een profetes wordt genoemd.
We kennen in onze gezangen wel een ‘Lofzang van Simeon’, maar geen ‘Lofzang van Anna’ en dat is begrijpelijk want de woorden waarmee zij God loofde staan niet opgetekend. Ria Borkent (1950), een hedendaagse dichteres die zeer actief is op het terrein van de christelijke poëzie, laat juist deze Anna in een van haar gedichten naar voren treden.
Samen met de musicus Dirk Zwart schreef ze een kerst- en paasoratorium. De liederen van het kerstoratorium vertolken geen kerstromantiek, maar zijn geschreven in nauwe relatie met de Bijbel, met name het evangelie van Lukas. Een van die liederen is een lied over Anna:

Vasten en bidden met geduld.

Vasten en bidden met geduld
– ik ken de smaak van tranen,
van droefheid die het hart vervult,
van rouw om het vergane.
Om levens die gebroken zijn,
Heer, maak ik mij klein.

Vasten en bidden, dag en nacht
– mijn hart, de binnenprater,
wordt stil voor God die ik verwacht.
Ik ken de smaak van water.
Uw wil te doen, dat is mijn brood,
Heer, in alle nood.

Vasten en bidden in Gods huis
– wie altijd is aanwezig is
ook op hoogtij bij Hem thuis
en ziet de dag van Jezus.
Een musje op het tempelplein
drinkt bij de fontein.

Vasten en bidden met geduld
– o Kind, kom toch ter sprake,
verwachting blijft niet onvervuld,
ik zal uw goedheid smaken.
Wees blij, Jeruzalem, wees blij.
Zing Gods lof met mij.

Anna wist uit eigen ervaring wat leed en verdriet is. Ze kende ‘de smaak van tranen’ en ‘de rouw om het vergane’. Ze was immers na slechts zeven jaar huwelijk al weduwe geworden en vele tientallen jaren, ze is op dat moment 84 jaar, heeft ze haar kruis gedragen. Maar haar verwachting in alle moeite en verdriet is op God gericht, op het heil van Boven. In Lukas lezen we dat ze ‘niet week uit de tempel’ en God diende ‘met vasten en bidden’. Op die plaats ontmoet ze, net als Simeon, het Kind Jezus. En na die ontmoeting belijdt ze Hem openlijk als haar Verlosser en Zaligmaker: ‘ze sprak van Hem tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten’.

Weer een ander wezenlijk aspect vinden we in het gedicht Kerstvers van Koos van Doorne (1908- 1984). Van Doorne was onder meer redacteur van het christelijk literaire tijdschrift Ontmoeting, de naoorlogse opvolger van Opwaartsche Wegen. Ook genoot hij bekendheid als literatuurcriticus: van 1950 tot 1974 was hij literair medewerker van het dagblad Trouw.
Kerstvers gaat over het naderende Kerstfeest en de mens van nu: Nu Gij weer haast tot ons zult komen.
Hoe is die verwachting? Van Doorne legt het accent op schuldbesef en ‘schaamte’. Hij stelt de vraag: Wat heb ik met mijn ‘kostbaar leven’ gedaan?

Kerstvers

Nu Gij weer haast tot ons zult komen
heb ik niets dan mijn angstig hart,
geschonden door verdriet en dromen,
een vogel in het net verward

– heb ik niets, dat ik U kan geven
dan schaamte en ontgoocheling;
 de vruchten van een kostbaar leven
dat tot een trage dood verging.

Ik zal Uw Kerstfeest eenzaam vieren
daar ik niet in Uw stal durf gaan,
afgunstig op de stomme dieren
die snuivend rond Uw kribbe staan.

Maar Heer, dit niet alleen; mijn lijden
is door Uw lijden weggedaan;
daarom zal ik mij zeer verblijden;
en, zo ik al moog buiten staan,

Uw licht doordringt al ‘s werelds wanden,
o Kind, Gij Heer van al dat is,
zie, hoe verheugd mijn ogen branden;
Uw licht is mijn behoudenis.

Zonde, schuld en schaamte. Maar deze hebben, Gode zij dank, niet het laatste woord. Kerst is immers het feest van het Licht, dat kwam in onze duisternis. Niet een of ander vaag licht, maar Licht als heil van Boven dat door onze schuld heen breekt.
Dat bedoelt Johannes als hij schrijft: ‘In Hem was het leven en het leven was het licht der mensen.’ Datzelfde bedoelt ook de dichter en daarom sluit hij zijn gedicht af met de regel:
Uw licht is mijn behoudenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Hoe zal ik U ontvangen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's