Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Geest als onderpand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geest als onderpand

In Christus een nieuwe schepping [2, slot]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 over de nieuwe schepping in Christus. Wie door geloof in Christus begrepen is, staat in het spanningsveld van wat enerzijds in Christus al realiteit is (reeds) en anderzijds nog op voltooiing wacht (nog niet).

We stellen nogmaals de vraag in hoeverre wat Paulus schrijft beantwoordt aan de werkelijkheid waarin wij leven. Is ons oude bestaan wel aan zijn einde gekomen, is er wel sprake van daadwerkelijke vernieuwing?
Een nijpende vraag voor wie met een ziekte of handicap kampt, voor wie worstelt met zijn homoseksuele gerichtheid, voor wie in het gevecht met de zonde telkens weer het onderspit delft.
In de eerste plaats merken we op dat Paulus over de nieuwe schepping schrijft in verband met de verzoening. Een nieuwe schepping zijn we allereerst door een nieuwe verhouding tot God. De rabbijnen noemden een mens van wie de zonden vergeven zijn een ‘nieuwe schepping’.
De herstelde relatie met God is de basis van het nieuwe leven. Het is nauwelijks te bevatten welke verandering dan optreedt. In Christus worden wij van vleselijk geestelijk, van zondaar rechtvaardige, van vijand kind van God, van ten dode gedoemde een voor het leven bestemde.

Gods werk
Door het woord ‘schepping’ te gebruiken laat de apostel al zien dat het nieuwe leven niet afhankelijk is van wat wij ervan maken, maar van wat God in Christus gedaan heeft. Het is Zíjn werk. We worden geen nieuwe mens door ons leven te beteren, maar door het geschenk van Gods genade te ontvangen.
Wat een bevrijdend evangelie! Het nieuwe leven in Christus is in de eerste plaats geloofswerkelijkheid. In geloof dienen we onszelf te beschouwen als dood voor de zonde, maar voor God levend in Christus Jezus (Rom. 6:14). Dit geloof is geen luchtfietserij. Het door Paulus gebruikte woord betekent zoiets als ‘rekenen’. Geloofsrekenen.
Rekenen, zoals God rekent met zonde, dood en leven.
Rekenen met het kruis en de opstanding van Christus als harde feiten met ingrijpende gevolgen. Wie door het geloof leeft uit Christus’ overwinning over zonde en dood mag de oude mens als afgedaan beschouwen. Dat is het ‘reeds’.
Maar dit blijft in het leven van het geloof niet zonder uitwerking. Paulus’ brieven staan vol vermaningen, maar die zijn steeds gebaseerd op de grote heilsindicatief van wat God in Christus heeft gedaan en wat de gelovigen in Christus geschonken is en wat zij door Gods genade geworden zijn. Daarom klinkt in Paulus’ brieven niet de oproep om zelf een nieuw leven te beginnen, maar om meer en meer de nieuwe mens te worden die we in Christus reeds zijn. Romeinen 6: ‘Omdat u dood bent voor de zonde, moet u die niet laten regeren’, en Kolossenzen 3: ‘Omdat u met Christus opgewekt bent, moet u uw leden op aarde doden.’

Onderpand en eersteling
In dit verband moeten we ook de betekenis van de Heilige Geest ter sprake brengen. Paulus spreekt over het nieuwe leven niet alleen als een leven ‘in Christus’, maar ook als een leven ‘door de Geest’. In de spanning tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’ speelt de Heilige Geest een voorname rol. Dr. J.P. Versteeg bracht het in zijn dissertatie zo onder woorden: ‘In de opstanding van Christus is het eschaton (Gods toekomst) gerealiseerd en door de Geest wordt het eschaton gerealiseerd. Wat in Christus werkelijkheid is, moet ook door de Geest in ons werkelijkheid worden.’
Om de betekenis van de Heilige Geest voor de gemeente hier en nu te verduidelijken, gebruikt Paulus in zijn brieven twee beelden. Het ene is genomen uit de handelswereld, het andere uit de agrarische wereld. Paulus noemt de Heilige Geest een arraboon (2 Kor. 1:22, 5:5, Ef. 1:14), in de Statenvertaling weergegeven met ‘onderpand’.
Het is de eerste aanbetaling die iemand bij een aankoop verricht, een voorschot op het complete bedrag. En daardoor tegelijk een garantie dat het volle bedrag zal worden uitbetaald. Zo is de Heilige Geest de eerste aanbetaling die God Zijn kinderen doet van de totale verlossing. De Heilige Geest is het handgeld van het Koninkrijk van God.
In modern Grieks betekent het woord arrabona ‘verlovingsring’. De Heilige Geest is de verlovingsring die onze Bruidegom ons geeft. Deze ring is de garantie van de komende bruiloft. De Heidelbergse Catechismus pakt dit beeld op als in Zondag 18 de Heilige Geest het tegenpand wordt genoemd, dat Christus de gelovigen schenkt.
Het andere beeld is het beeld van de eersteling. Paulus gebruikt dat beeld voor de Heilige Geest in Romeinen 8:23. Met de eerstelingen worden de eerste schoven bedoeld, die aan God werden geofferd, het begin van de volle oogst. Ook hier vinden we dus het beeld van de Heilige Geest als een voorlopig geschenk dat vooraf geschonken wordt, in afwachting van het complete geschenk. Zo is de Heilige Geest brug tussen heden en toekomst, tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. Door de Geest werken de krachten van de toekomende eeuw reeds in de gemeente en is er nu al sprake van een daadwerkelijke vernieuwing in het leven van Gods kinderen. Onze belijdenis mag spreken van een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid. Dat beginsel is er dan toch maar, als een voorschot dat God Zijn kinderen geeft.

Geen triomfalisme
Maar we mogen niet vooruitgrijpen op het volle bedrag. Voor triomfalisme is geen plaats. Dat verwijt maakt Paulus de gemeente van Korinthe in 1 Korinthe 4:8: ‘U bent al verzadigd, u bent al rijk geworden, u bent al gaan regeren zonder ons.’ Paulus verwijt de gemeente dat ze zich gedraagt alsof ze al in het voltooide Koninkrijk leeft, terwijl Paulus en anderen met hem nog midden in het lijden van de huidige bedeling leven. Wij moeten in het leven van het geloof met twee woorden blijven spreken. Reeds … nog niet.
Hier ligt, lijkt mij, ook een accentverschil tussen evangelische en reformatorische christenen. Bij de eerstgenoemden ligt de nadruk meestal op het ‘reeds’, in reformatorische kring op het ‘nog niet’. Ik denk bijvoorbeeld aan de aandacht die er in evangelische kring is voor de dienst der genezing, soms in de extreme vorm dat ziekte in het leven van een christen geen plaats behoort te hebben: Wie gelooft, wordt genezen.
Ik denk ook aan de leer van het perfectionisme, volgens welke voor christenen een groei naar zedelijke volmaaktheid in dit leven mogelijk is.
Waar evangelische christenen bij voorkeur wijzen op de grote verandering die de bekering in mensenlevens teweegbrengt, worden door reformatorische christenen de kruisgestalte van het christenleven en het beloftekarakter van het heil benadrukt. Evangelische christenen vragen aan reformatorische christenen: ‘Leven jullie wel uit de rijkdom van Christus’ overwinning, weten jullie wel van daadwerkelijke vernieuwing?’ Reformatorischen vragen aan evangelischen: ‘Nemen jullie de gebrokenheid van dit aardse leven wel serieus, en het voorlopige karakter van het heil in Christus?’

De Geest der belofte
We moeten waken voor eenzijdigheden. De Heilige Geest, het voorschot op Gods toekomst, heft de spanning niet op tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. De Geest doet ons nu al delen in de heerlijke schatten en gaven van Christus. Toch geldt: Wij wandelen door geloof, niet door aanschouwing. De nieuwe mens treedt nog niet in volle openbaarheid, maar is met Christus verborgen in God (Kol. 3:3). De Heilige Geest wordt de Geest van de belofte genoemd (Ef. 1:13). Hij is de Geest Die beloofd is, maar Die ook ons leert hopen op de vervulling van de belofte. Door de genade van de Heilige Geest kunnen we het uithouden in het spanningsveld van het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. Enerzijds leert Gods Geest ons zinken op wat reeds gebeurd is, anderzijds doet Hij ons verlangend uitzien op wat komt.
De Geest drijft steeds weer naar het kruis. Hij slijpt ook het beeld van Christus er steeds dieper bij ons in. En Hij richt ons hart op Gods toekomst, de voltooiing van Zijn plannen.
De dingen liggen vast in een heilrijk verleden, maar staan ook open naar een heerlijke toekomst. Ons is reeds veel geschonken. Maar er blijft nog veel te verlangen over. Namelijk de volkomen vervulling van de belofte van Kolossenzen 3:4: ‘Wanneer Christus geopenbaard zal zijn, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De Geest als onderpand

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's