Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Efraïm en Manasse gezegend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Efraïm en Manasse gezegend

Bijbeltekst begrepen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Genesis 48 voelt Jakob zijn einde komen. Waarom werden Jozefs zonen Efraïm en Manasse door hem speciaal gezegend?

In Genesis 49 lezen we dat Jakob zijn twaalf zonen op zijn sterfbed zegent. Ook Jozef (22-26) is dus als een van Jakobs twaalf zonen met al zijn broers gezegend geweest. Intussen lezen we in het voorafgaande hoofdstuk (Gen. 47:22vv en 48) van de zegening van de twee zonen van Jozef door de aartsvader Jakob (hier steeds Israël genoemd).
Jakob voelt dat zijn stervensuur nadert. Hij is 147 jaar oud geworden (Gen. 47:28). Als Jozef van de ernstige ziekte van zijn vader hoort, gaat hij met zijn twee zonen naar hem toe. En onder ede laat Jakob Jozef dan beloven hem niet in Egypte, maar onder zijn vaderen te begraven, in grot van Machpela te Hebron (Gen. 47:29; 49:29vv). Dat land was hem door de Heere beloofd.

Aparte zegen
Voordat hij sterft, wil Jakob echter eerst nog een zegen meegeven aan zijn kleinkinderen Manasse en Efraïm, zonen van Jozef en diens Egyptische vrouw Asnath, dochter van Potifera, overste te On (Gen. 41:50vv; 46:20). Deze heeft Jakob niet zoals alle andere kleinkinderen van jongsaf zien opgroeien. Men kan zich afvragen: waarom deze aparte zegening van Jozefs kinderen? Wil vader Jakob hen voortrekken, omdat zij kleinkinderen zijn van zijn lieve Rachel (Gen. 48:7), die zo vroeg was gestorven? Of is het omdat Jakob in zijn kleinkinderen eigenlijk ook kinderen van Rachel ziet, naar wie zij zo vurig verlangde? Ik meen dat het veeleer zo is dat Jakob Jozefs zonen, geboren uit een heidense moeder, onder de zegen van het verbond gebracht wil hebben, net als alle andere kleinkinderen van Jakob. In feite krijgt Jozef in hen een dubbele zegen. (Vgl. Joz. 14:4; 16:1vv; 17:17.)

Twee stammen
Als Jozef dan met zijn twee zonen Manasse en Efraïm bij het ziek- en sterfbed van zijn vader staat, zegent Jakob die twee en ‘eigent’ hen als waren het zijn eigen zonen. Efraïm en Manasse zullen voor Jakob zijn als Ruben en Simeon, Jakobs oudste zonen (Gen. 48:5). Zij zullen met hen op één lijn staan. Zo horen ze er dus helemaal bij; niemand mag hen erop aankijken dat hun moeder een heidense vrouw is. Calvijn schrijft in dit verband: ‘Jakob vereert zijn zoon (Jozef ) met een bijzonder voorrecht, dat hij hem van een tot twee hoofden maakt (...)’ En: ‘zo zouden zij een ereplaats innemen in het geestelijk rijk van God.’
Aan hun namen zijn dan ook twee stamgebieden in het latere Israël verbonden: Manasse en Efraïm ten (noord-)oosten en ten zuiden van Sichem, waar vers 22 van zegt dat het ‘een stuk land was dat Jakob met zijn zwaard en met zijn boog uit de hand van de Amorieten genomen had’. Dat is dus tegelijk het erfbezit van Jozef. In Sichem is ook Jozefs gebeente begraven (Gen. 50:25; Ex. 13:19; Joz. 24:32; Joh. 4:5). De stam Efraïm is overigens later het centrum van het tienstammenrijk geweest. Al met al is hoofdstuk 48 van het boek Genesis een hoofdstuk waaruit wij leren hoe geweldig het is om als erfgenamen van Gods genadeverbond tot in het uur van sterven met onze (klein)kinderen die ons zo lief zijn, geborgen te zijn in Gods hoede. (Vgl. Hebr. 11:21.)

Welzalig
Een bijzonderheid van het verhaalde in Genesis 48 is dat Jakob zijn rechterhand op Efraïm, Jozefs jongste, legt en zijn linkerhand op Manasse, de oudste. Daartoe kruiste hij zijn handen. Want Efraïm stond tegenover Jakobs linkerhand en Manasse tegenover Jakobs rechterhand. Daarmee krijgt de jongste de eerstgeboortezegen. Jozef probeert dat te voorkomen. Hij denkt dat vader Jakob vanwege zijn ouderdomsgebrek niet goed meer kan zien. Maar Jakob wil niet anders. Of liever: We zien hier Jakob als ‘bedienaar der goddelijke genade’. God verkiest en dat niet omdat ‘Efraïm een verborgen zaadje van uitnemendheid’ had; ‘wij moeten de oorzaak van alle onderscheid nergens elders zoeken dan in God’ (Calvijn). (Vgl. Num. 1:32, 33, 35; 2:18-20; Ps. 80:3.)

Spitsvondigheid
Deze geschiedenis is wel ‘de eerste gemeente onder het kruis’ genoemd. Calvijn zegt hier echter terecht van dat het een spitsvondigheid is om hierin het mysterie van het kruis te zoeken.
Het gaat hier om het wonder van goddelijke genade, die schittert in de zegening van Jozefs zonen. Meer moeten wij er niet van willen zeggen. ‘Het zwakke der wereld (Efraïm) heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen’ (1 Kor.1:27b). Gezegend is de mens die zijn hoop stelt op deze verkiezende God alleen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Efraïm en Manasse gezegend

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's