Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christen en roman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christen en roman

7 minuten leestijd

Onder het opschrift Christen en roman verzorgde drs. Enny de Bruijn (redacteur cultuur van het Reformatorisch Dagblad) in de maanden januari en februari van dit jaar een reeks beschouwingen in de krant, waarin ze uitvoerig inging op vragen als: ‘Wat lezen christelijke lezers nu eigenlijk? Welk gods- en mensbeeld krijgen ze voorgeschoteld via al die spannende en romantische verhalen?’
Ze koos 24 romans uit vier verschillende categorieën.
Amerikaanse fictie met onder andere boeken van Lynn Austin en Linda Nichols.
Vervolgens romans uit de Nederlandse reformatorische hoek van schrijvers als J.D. Heemskerk en J.F. van der Poel.
Als derde categorie: Populaire seculiere romans, en dan moeten we denken aan schrijvers als Khaled Hosseini, Sándor Márai, Kader Abdolah, Arthur Japin en Jan Siebelink.
Ten slotte komt ook de christelijke literatuur ter sprake met schrijvers als Janne IJmker, Guurtje Leguijt, Cees Pols, Marilynne Robinson, Frans Willem Verbaas en Joke Verweerd.
In een slotartikel (27 februari) maakt ze de balans op, ze schrijft erboven: christelijke romans vormen een spiegel van de geloofsbeleving in de gereformeerde gezindte. Ze verdeelt dit laatste artikel in en zevental conclusies. Ik licht er enkele regels uit die me troffen en die aandacht verdienen.

Levensbeschouwing
1. Je krijgt van elk boek dat je leest iets mee. ‘Iedere roman weerspiegelt de hele levens- en wereldbeschouwing van de schrijver. (...) En schrijvers zijn maar mensen, ze hebben de waarheid niet in pacht.’ Dus, ook als je voor je gevoel een boek leest van een min of meer geestverwante schrijver moet je toch altijd kritisch blijven over wat je leest.
2. Het gods- en mensbeeld zijn in elke roman even beperkt als de hoofdpersonen.
Als de hoofdpersoon van veel Amerikaanse romans vol overgave vertrouwen op de hulp en leiding van hun Vader in de hemel, heeft dat een bepaalde uitwerking op de lezer: verlangen om ook op die manier te kunnen geloven. Terwijl de veel afstandelijker geloofsbeleving in veel populaire Nederlandse romans dat effect juist helemaal niet heeft: daar lijkt een uitwendig reformatorisch leven minstens zo belangrijk. En dat vormt dan weer een groot contrast met de meer literaire romans, waarin het accent ligt op Gods onbegrijpelijkheid – naast herkenning levert dat de lezer ook gevoelens van onmacht op.
3. Het overheersende thema van alle christelijke romans is: levensleiding. Vanuit dat perspectief gezien lijken alle christelijke romans ten diepste op elkaar.
Dat is ook heel logisch. Romans gaan altijd over concrete mensenlevens, en schrijvers willen die levens op een of andere manier duiden, betekenis geven. Zo komt het dat eigenlijk alle literatuur gaat over de vraag: hoe verhoud ik mij als mens tegenover de gebeurtenissen die mij overkomen?
Daarbij ontkomt een schrijver er niet aan om verklaringen te zoeken. De een heeft het over het noodlot, de ander over de menselijke keuzes en verantwoordelijkheden, een derde benadrukt de rol van erfelijkheid en opvoeding. En wie als schrijver christen is, zal altijd op een of andere manier nadenken over Gods voorzienigheid in het concrete, dagelijkse leven van mensen. Zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: 'Wij geloven dat die goede God, nadat Hij alle dingen geschapen had, deze niet heeft laten varen, noch aan het geval of de fortuin heeft overgegeven, maar ze naar Zijn heilige wil alzo bestuurt en regeert dat in deze wereld niets geschiedt zonder Zijn ordinantie.' Dat besef ligt, als het goed is, aan de basis van iedere christelijke roman, zichtbaar of onzichtbaar.

De Bruijn merkt op dat met het thema ‘levensleiding’ wel heel verschillend wordt omgegaan: van het accent leggen op de onbegrijpelijkheid van Gods handelen tot en met een soms simplistisch duiden van wat God doet.

Generatiekloof
4. In meer reformatorische romans – je zou misschien ook mogen zeggen: in boeken die uit de bevindelijk gereformeerde hoek komen, van schrijvers als J.D. Heemskerk, J.F. van der Poel, Jan van Reenen, Geesje Vogelaar-van Mourik, Els ten Voorde en Thea Zoeteman-Meulstee – wordt de problematiek van de gereformeerde gezindte weerspiegeld.
Reformatorische romanschrijvers uit Nederland blijken ontzettend bezig te zijn met de contrasten in geloofsbeleving tussen ouderen en jongeren. Dat valt echt op als je hun boeken vergelijkt met de meer evangelische getinte Amerikaanse romans, waar die generatiekloof helemaal geen rol speelt. In Amerikaanse romans gaat het altijd om de persoonlijke relatie tot God en de problemen die in die relatie kunnen ontstaan wanneer de hoofdpersoon door allerlei moeilijke omstandigheden op de proef gesteld wordt. In Nederlandse romans proef je vooral een zoeken naar wat nu echt is: het geloof zoals een bekeerde opa of oma dat beleefde, of het openhartiger, vrijmoediger geloof van een jongere generatie.
Dat laatste blijkt de grote vraag waarvoor de gereformeerde gezindte zich geplaatst ziet: hoe kan het geloof van de vaderen het beste aan een volgende generatie worden overgeleverd? Gaan we terugvallen op het oude, bevindelijke leven van vroeger, of proberen we een opener, minder wereldmijdende houding naar de toekomst toe? De romanschrijvers weten het vaak ook niet, maar ze maken het probleem wel zichtbaar.

5. ‘Hoe beter het schrijverschap, hoe meer de beschreven geloofsbeleving de lezer zal aanspreken.’ De Bruijn wil met dit punt onderstrepen dat juist christelijke romanschrijvers ‘meer dan hun seculiere collega’s voor de taak staan om zich zo diepgaand en overtuigend mogelijk met de grote vragen van het leven bezig te houden. Juist omdat ze willen dat hun levensovertuiging serieus genomen wordt’.

Happy end
6. Hier wordt ingegaan op het commentaar uit de hoek van de literaire kritiek dat veel christelijke schrijvers soms al te gemakkelijk naar een happy end toeschrijven. Literaire schrijvers laten hun boek meestal eindigen in de ontstane gebrokenheid. Dat lijkt, aldus De Bruijn, geloofwaardiger omdat nu eenmaal in dit leven niet alle problemen door godsvertrouwen worden opgelost.
Toch kenmerkt een christelijke levenshouding zich natuurlijk niet door fatalisme en pessimisme: de Bijbel zegt heel duidelijk dat God voor Zijn kinderen zorgt, ook in de kleine dingen van het aardse leven. Wie dat echt serieus neemt, kan niet anders dan hoopvol leven, vanuit het perspectief dat in Bachs cantates zo dikwijls naar voren komt: 'Gott der die Auserwählten kennt, Gott der sich uns ein Vater nennt, wird endlich allen Kummer wenden, und seinen Kindern Hilfe senden.'
Dat is dan de ingewikkelde problematiek waarmee christelijke romanschrijvers moeten worstelen. Ze staan altijd weer voor de taak om een hoopvolle mentaliteit te combineren met het besef dat het hier beneden nooit volmaakt wordt. In mensenlevens kunnen de meest ernstige dingen gebeuren, kan alles mis lijken te gaan – een schrijver die geen recht doet aan die gebrokenheid, mist overtuigingskracht. Maar boven alles uit is er ook altijd het eeuwigheidsperspectief: God maakt alle dingen nieuw. Waar dat besef verdwenen is, waar geen hoop en uitzicht meer overblijft, is er niet langer sprake van een christelijke kijk op het leven.
Zo bekeken kan een christelijke roman alleen maar een happy end hebben.

Ook al begrijp ik de bedoeling van De Bruijn, ik vind toch: een roman is geen preek of een uitvoerige meditatie. Een roman, ook vanuit een christelijke levensovertuiging geschreven, moet daarom niet al te gemakkelijk een happy end oproepen of zelfs creëren. Om in bijbelse zin getroost te worden, ga ik naar de kerk. Maar een roman lees ik, afgezien van andere genoegens, toch ook om de geschonden realiteit van het menselijk bestaan voor ogen geschilderd te krijgen, zonder direct een duidelijk antwoord op alle vragen die het leven op mijn bord legt. Als ik een literaire roman heb gelezen, blijf ik vaak met heel veel vragen achter. Vragen over de inhoud van wat ik heb gelezen, maar ook vragen in de richting van mijn eigen opvattingen. Dat is soms heel confronterend, maar juist daardoor boeiend en leerzaam. Als alles aan het eind van een boek wordt dichtgesmeerd met een soort happy end dat op dat moment helemaal niet past bij wat ik net allemaal gelezen heb, vind ik dat juist zeer onbevredigend en irreëel.

Kritisch
7. ‘Wie romans wil lezen, moet kritisch zijn.’ Kritisch naar wat je leest, maar ook kritisch naar jezelf met op de achtergrond de bijbelse normen en het bijbelse wereldbeeld, aldus de slotbeschouwing van een reeks boeiende artikelen over Christen en roman. Wie de zes artikelen van Enny de Bruijn compleet wil lezen, kan terecht op de website van het Reformatorisch Dagblad: refdag.nl/christenenroman.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Christen en roman

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's