Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spreken bij volle maan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spreken bij volle maan

De kerk en het nieuwe heidendom [2, slot]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de afgebladderde verf van het christelijk geloof komen vandaag allerlei vormen van heidendom vandaan. Het ietsisme en humanisme zijn net zo goed heidens als heksengeloof. Hoe te reageren op het nieuwe heidense denken?

Moeten we in het kerk-zijn en de evangelieverkondiging bij het nieuwe heidendom proberen aan te sluiten? Moeten we zoeken naar een nieuwe manier waarop het evangelie in onze cultuur met zijn vele vormen van nieuw heidendom handen en voeten dient te krijgen? Moet de kerk veel meer aansluiten bij het hedendaagse spirituele verlangen, het ietsisme en allerlei vormen van nieuwe spiritualiteit?
Ik zeg niet dat zoiets nooit geprobeerd moet worden en dat alle pogingen die daartoe al werden ondernomen afgewezen moeten worden. In Uitgedaagd door de tijd (2000) hebben IZB-schrijvers ook voorzichtige pleidooien in deze richting gedaan en ik doe het boek nog niet zomaar bij het oud papier. Toch ben ik in toenemende mate geneigd bewust een ander accent te leggen. Om twee redenen.

Riskante onderneming
Het nieuwe heidendom vandaag heeft niet iets van het naïeve en primitieve van het oorspronkelijke heidendom, maar het openbaart zich als afval, als een soort wraak nemen op die Jodengod en de exclusieve Christusopenbaring. In de tweede plaats hebben we te maken met een bestaande christelijke traditie, die voortdurend door het moderne heidendom wordt aangetast, van binnenuit en van buitenaf. In die context ervoor kiezen om het christelijk geloof aan te passen aan de eigen cultuur (inculturatie) is een heel ander gebeuren dan waar zendelingen, die zelf stevig in hun christelijke schoenen staan, mee bezig zijn als ze naar heidenen ver weg gaan. Aanpassing is een heel riskante onderneming. De kans dat de christelijke gemeente hierbij van binnenuit wordt uitgehold is groter dan dat de buitenstaanders andere mensen worden. De afgelopen tientallen jaren zijn daar in ieder geval in ons land een voorbeeld van geweest. Alle pogingen naar buiten te treden en de wereld te ontmoeten hebben geleid tot een steeds verdere aanpassing van de kerk aan de wereld en nauwelijks tot nieuwe bekeerlingen. Dat is in ieder geval de constatering van prof.dr. G. Dekker, bijvoorbeeld in zijn boek Van het centrum naar de marge (2006). En we kunnen het allen met eigen ogen zien.

Vreemd en tegendraads
Daarom is het voor zending in onze westerse context beter opnieuw heel duidelijk het vreemde en het tegendraadse van het christelijke verhaal onder woorden te brengen, de breuk te benadrukken, de doop als een overgang uit de oude wereld van alle eigen godsdienst en beleving naar de wereld van Christus. Het christelijk geloof niet uit de doeken doen waar het gelijkenis vertoont, maar juist waar het anders is.
Dan snijdt het mes aan twee kanten. Dan wordt ook de bestaande gemeente opgescherpt in waar het eigenlijk om gaat, in plaats van dat ze meegenomen wordt op een weg van uitholling en aanpassing.

Oprecht verlangen
Ik vind het aangrijpend wanneer ik me bewust maak met hoeveel oprecht verlangen de kerk er na de oorlog voor het gehele volk wilde zijn. Kersteningsidealen van prof.dr. A.A. van Ruler en doorbraakgedachten van prof.dr. K.H. Miskotte gingen hand in hand, met als doel dat het koningschap van Christus zichtbaar zou worden. Op alle manieren werd gepleit voor openheid, en er was ook bij velen een vertrouwen dat het zou slagen. Vooral toen in de jaren zestig met de actie Kom over de brug het nog leek of het hele land gemobiliseerd zou kunnen worden om talrijke nieuwe kerken te bouwen. Die kerken zijn nu meestal weer gesloten of afgebroken.
Er leek geen idee te zijn van het feit dat het heidendom dat zich vóór de oorlog zo hevig had geopenbaard, zich na de oorlog op andere wijze zou kunnen voortzetten. Achteraf bekeken was dit slechts een gestalte van een veel dieper gelegen geloof in de mens als middelpunt van alle dingen en van humanisme, dat de westerse cultuur al een paar eeuwen in zijn greep had.

Te optimistisch
Ik zie onder ons het gevaar dat wij alsnog de hoofdstroom van de kerk vijftig jaar later volgen, dat wij te optimistisch kijken naar de kansen en mogelijkheden om vandaag met het evangelie in de wereld te staan en eventueel ook nog de kerk weer te doen groeien. Nu niet aangewakkerd door apostolaatstheologie met vooruitgangsgeloof gemengd, maar door Amerikaans evangelicalisme, vermengd met ideeën over maakbaarheid en opnieuw vooruitgangsgeloof. We zetten de deuren en ramen wijd open om de grote slag naar buiten te maken, terwijl de vraag zou kunnen zijn hoe wij zullen overwinteren op Nova Zembla.
Ik besef dat ik het heel zwart-wit zeg en dat ik zo een soort behoudzucht in de kaart kan spelen die ik allerminst bedoel. Want met behoudzucht komen we niets verder en angst mag nooit onze raadgever zijn. Het evangelie is de vreugdevolle boodschap voor alle Nederlanders, ook al zouden er maar tien gelovigen meer zijn. Altijd is het dus tijd voor zending, altijd is er reden het evangelie aan ieder in verstaanbare taal bekend te maken.
Alleen verstaan wij de tijden en gelegenheden? Wanneer wij de grote teruggang van het christelijk geloof in Europa en het groeiende nieuwe heidendom werkelijk serieus nemen, is het dan niet de hoogste tijd ‘het overige te versterken wat sterven zou’, in plaats van te dromen van de grote slag naar buiten en opnieuw in te zetten op groei? Met alle waardering voor het gelovige elan dat de visienota Leren leven van de verwondering van de Protestantse Kerk ademt, kan ik toch niet meegaan met de inzet op groei, die daarin naar voren komt. Als er groei zal zijn, zal ik me zeer verblijden, maar het zal ons als een toegift geschonken worden op het meest onverwacht en alleen in de weg waarin we in de gemeente zelf tot een nieuwe navolging en een nieuwe volharding komen.

Smalle gemeente
Over wat deze navolging inhoudt, schreef de Duitse predikant Dietrich Bonhoeffer een klassiek boek, dat in deze tijd, nu de kerk een smalle gemeente geworden is te midden van het uitdijend heidendom, hoogst actueel is. Maar hoogst actueel is dan ook de vraag of we ons niet op de verkeerde manier opsluiten en geen zure farizeeërs worden. Bonhoeffer heeft hierover woorden geschreven waar ik altijd weer naar teruggrijp. Ze staan in de inleiding op zijn boek Navolging: Is het christendom van de navolging van Jezus eigenlijk toch niet een zaak van een heel klein aantal mensen? Betekent het niet een terugstoten van de grote massa, een verachten van de zwakken en de armen? Wordt echter niet juist daardoor de grote barmhartigheid van Jezus Christus verloochend, die tot de tollenaren en zondaren, de armen en zwakken, de dwalenden en de vertwijfelden kwam?
Wat moeten wij daarop zeggen? Zijn het weinigen of velen, die tot Jezus behoren? Jezus stierf aan het kruis alleen, verlaten door zijn discipelen. Naast Hem hingen niet twee van zijn getrouwen, maar twee moordenaars. Maar aan de voet van het kruis stonden ze allen, vijanden en gelovigen, twijfelaars en vreesachtigen. (...) De barmhartige liefde van God leeft midden onder haar vijanden. Het is dezelfde Jezus Christus, die ons uit genade tot zijn navolging oproept en wiens genade de misdadiger aan het kruis in zijn laatste uur zalig maakt. (…) Het lijkt in onze tijd zo moeilijk de smalle weg van de kerkelijke beslissing in alle zekerheid te gaan en toch in de volle wijdte van de Christusliefde tot alle mensen (…) te blijven; en toch moeten die twee samengaan, anders gaan we mensenwegen. God geve ons bij alle ernst van de navolging de vreugde; bij alle neen tegen de zonde het ja tot de zondaar (…)
In de tijd van Bonhoeffer ging het om de smalle gemeente, die daadwerkelijk de duisternis van het nazi-heidendom doorzag en de eenzame en gevaarlijke weg achter Jezus aan durfde te gaan. Maar moest er dan geen liefdevolle solidariteit meer zijn met al die ‘gewone’ mensen, die dit niet meemaakten, die liever de kool en de geit spaarden? Moesten die worden afgeschreven als hopeloos verloren?

Drie opdrachten
De kerk te midden van het nieuwe heidendom heeft drie opdrachten.
De eerste is dichter dan ooit zelf bij Gods Woord leven in een sterke discipline: zondagsviering, vaste gebedstijden, onderzoek van de Bijbel, gemeenschapsbeoefening met medegelovigen over alle kerkmuren heen, intellectuele bezinning op het christelijk geloof – vooral met het oog op de eigen leden, die hun geloof een plaats moeten kunnen geven binnen een heidense cultuur.
De tweede opdracht is de liefde van God in Christus uitstralen naar allen om ons heen, ongeacht ras, godsdienst of sociale status. Bidden voor alle mensen, het goede doen voor alle mensen, georganiseerd of niet georganiseerd.
Het gaat er ten derde om te proberen het evangelie door te geven aan mensen die daar open voor staan. Dat betekent niet de boodschap toesnijden op de dominante tendensen in de cultuur. Het evangelie doorgeven betekent mensen uitnodigen de schitterende kathedraal van de Joodse en christelijke traditie binnen te gaan, zoals vervat in het Oude en Nieuwe Testament en in de grote christelijke traditie daarna. Dat laatste lukt alleen wanneer we zelf verrukt zijn van de schoonheid en de waarheid van deze traditie.

Eerste zorg
Er is geen tegenstelling tussen diep in de eigen traditie spitten en missionair zijn. Integendeel. Missionair zijn we wanneer we dag na dag verbazing uitstralen over de geheimen die ons zijn geopenbaard en wanneer we ons daar dagelijks in oefenen.
Wanneer de IZB zich daarom in de komende jaren nog meer dan tot nu gaat richten op toerusting rond de kerkelijke verkondiging, dan is dat geen terugtocht, omdat het echte zendingswerk te moeilijk is. Maar dan gebeurt dat vanuit de overtuiging dat onze zorg nu is dat voor de gemeente die er nog is de woorden Gods weer schitterende parels worden, waar ze zo verrukt over zijn dat anderen vanzelf gelokt worden: wat heb je daar toch voor moois?
Onze eerste zorg is niet hoe het met alle heidenen verder moet, maar om Jezus Christus te dienen en Hem na te volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Spreken bij volle maan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's