Gevangen in goede werken
Arminiaans denken [1]
Het denken van Jacobus Arminius (1559-1609) is door de synode van Dordt (1618/1619) veroordeeld. Toch kun je je afvragen of zijn leer vandaag nog in de kerk voorkomt. En, dichterbij: is het in hervormd-gereformeerde kring (nog) aanwezig?
Het is niet eenvoudig om arminiaans denken op te sporen. Dat hangt samen met het feit dat het mogelijk is dat mensen zich soms ongelukkig uitdrukken en het toch goed bedoelen. Het is ook denkbaar dat in een preek of bijbelvertelling dingen wat eenzijdig gezegd worden, zodat ze arminiaans lijken maar het niet zijn.
Ook is mogelijk dat we in ons taalgebruik zozeer elke vorm van arminiaans denken willen buitensluiten, dat we juist het tegengestelde bereiken. Wie alles altijd volkomen waterdicht wil zeggen, loopt het gevaar in de buurt van arminianisme terecht te komen. In sommige preken wordt steevast gezegd dat alleen de uitverkorenen zalig worden. Dat is dogmatisch gesproken bijbels, maar als de predikant niet meer zegt, loopt hij wel het risico mensen pastoraal en geloofsmatig op het verkeerde been te zetten. Ze gaan zich afvragen of ze wel uitverkoren zijn. Zo worden ze geheel op zichzelf teruggeworpen, wat ten diepste een arminiaans spoor is. Daarom is het beter om te zeggen dat zondaren die in Jezus geloven, zalig worden. Dat is een voluit bijbels taalge bruik. Mensen worden op Christus geworpen en dat zal vruchtbaar zijn voor hun geloofsleven.
Wurggreep
Om erachter te komen hoe erg arminiaans denken is, moeten we eerst naar de kerkgeschiedenis. Rond 1600 begon de Reformatie in Nederland vaste grond onder de voeten te krijgen. De Reformatie is als een geweldige bevrijdingsbeweging ervaren. Men voelde zich verlost van het slavenjuk van de verdienstelijk heid van de Roomse goede werken.
Vele mensen waren daarin, met Luther, geheel vastgelopen. Ze zwoegden en slaafden om door goede werken de hemel te verdienen om de onrust van hun hart weg te werken. Het lukte niet, want ze werden geheel op zich zelf en op hun eigen presteren teruggeworpen. Ze bleven ronddraaien in een cirkel, totdat de bijbelse leer van genade alleen en door het geloof in Christus alleen hen uit de gevangenis verloste. Ze kwamen uit de engte in de ruimte van eeuwige vrijspraak door de genade van God in Christus.
Het arminianisme was een terugval in die dodelijk verstikkende cirkel van rooms-katholiek denken dat met eigen goede werken de hemel wilde verdienen. Weer werd de mens op zichzelf en op eigen presteren teruggeworpen. Weer kwam de harde zweep van wetticisme terug. Weer was er de wrede leer waarin de mens al verder in zichzelf gevangen raakte. Weg dus het bevrijdende evangelie, dat ons uitnodigt uit onze ikgerichtheid te komen, dat ons naar Christus lokt. Weer werd het blijde evangelie verkwanseld.
Zij die leefden uit de bevrijdende boodschap van genade in Christus, door de Reformatie opnieuw ontdekt, konden dan ook niet verdragen dat het arminiaanse denken hen weer in de wurggreep van wettische roomse goede werkenleer zou voeren. Het voelde aan als een hond die terugkeerde naar eigen uitbraaksel. Daarom werd in de tijd van de synode van Dordt zo fel tegen het arminianisme gestreden.
Slavendienst
Er is nog een tweede reden, eigenlijk de hoofdreden, voor die felheid. Dat is het feit dat het arminianisme tekort doet aan de eer van God, speciaal van Christus. Immers, als geleerd wordt dat we door goede werken ook maar iets van de zaligheid kunnen verdienen, geven we Christus een onvoldoende. We zeggen dat Hij Zijn werk niet goed heeft gedaan, dat het een leugen was toen Hij uitriep: ‘Het is volbracht.’ We vinden eigenlijk dat Hij Zijn werk niet voor honderd procent heeft afgemaakt, dat wij er met onze goede werken een stukje aan moeten toevoegen. Daarmee onteren we Christus op gruwelijke wijze. We beroven Hem van de glorie als volkomen Zaligmaker. Tegelijk zetten we onszelf op een voetstuk. We beweren dat wij door de zondeval maar een beetje verloren zijn, zodat we zelf ook nog tot goede dingen in staat zijn. We loochenen dat zalig worden een werk is dat God alleen voor elkaar kan krijgen.
Dat is toch juist het typische van de bijbelse boodschap dat alleen God ons kan redden? De zonde heeft ons zozeer lamgeslagen dat alleen God de zaligheid kan werken. God de Vader in Zijn verkiezende liefde, God de Zoon in Zijn verlossende arbeid, God de Heilige Geest in Zijn herscheppend en toepassend werk.
Verdienen
Arminius meende dat wij mensen ook iets kunnen verdienen om in de hemel te komen. Bij hem ging het om de leer van de uitverkiezing. Hij verklaarde dat díe mensen door God waren uitverkoren van wie God tevoren wist dat ze zouden gaan geloven. Mensen zouden beginnen te geloven en dat zou God belonen door hen te verkiezen tot zaligheid. Een samenwerking tussen God en mens.
Eenvoudig gezegd leerde Arminius dat God de brave Hendrikken ging uitverkiezen tot zaligheid. God ging onderscheid maken tussen hen die de eerste geloofsstapjes hadden genomen en tussen hen die niet zover waren gekomen. De besten werden beloond en kregen het lintje van de uitverkiezing, zou je kunnen zeggen. Zij werden voorgetrokken, zoals in een gezin kan gebeuren wanneer ouders het braafste kind voortrekken.
Geen streepje voor
Ondertussen had Arminius hiermee een totaal onbijbels mensbeeld neergezet, namelijk de mens die ondanks de zondeval nog kracht en wil heeft om de eerste stappen in de richting van God te zetten. Tegelijk zette hij een onbijbels godsbeeld neer, alsof God willekeur toepast door de besten te belonen en arme stakkers, die tot niets goeds in staat zijn, te laten stikken.
De Bijbel zegt het anders. Dat leerde Gomarus, de tegenstander van Arminius. In onze gereformeerde belijdenisgeschriften is dat denken schitterend onder woorden gebracht. De Bijbel leert im mers dat God geen willekeur kent, maar dat Hij altijd zalig maakt uit welbehagen. God trekt niemand voor, want er valt niets voor te trekken. We zijn allen van dezelfde lap gescheurd, de zondaarslap. Niemand heeft van zichzelf een streepje voor op de ander. Allen zijn we door de zonde verdoemelijk voor God en voor honderd procent onbekwaam tot het doen van goede werken om (ook maar iets van) de hemel te verdienen.
Dat betekent dat niemand het waard is om uitverkoren te worden tot zaligheid. Dat betekent ook dat we God geen enkel verwijt kunnen maken wanneer Hij ons allen in de verlorenheid van de zonde zou laten. Uitverkiezing is daarom een goddelijk wonder. In Zijn vrijmachtig welbehagen maakt God onderscheid waar geen onderscheid is. Dat betekent dat er hoop is voor ieder mens, ook voor de meest afvallige.
Goede gelovigen
Bij Arminius kunnen alleen goede gelovigen zalig worden. De Bijbel leert ons dat goddelozen worden gerechtvaardigd en dat vijanden met God worden verzoend. Bij Arminius kunnen mensen zichzelf op de brave borst kloppen. Bij de leer van de Bijbel blijft er maar één ding over: ‘Die roemt roeme in de Heere.’ Anders gezegd: ‘Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen.’
Bij Arminius ging het om verkiezing omdat mensen reeds geloven (om geloof ). Geloof is hier voorwaarde waaraan we zelf moeten voldoen. Bij Gomarus ging het om ver kiezing opdat mensen zullen gaan geloven (tot geloof ). Geloof is hier gave van God. Gomarus trekt hiermee de lijn door die al bij Augustinus te vinden is. Arminius bevindt zich in de lijn van Pelagius, een tijdgenoot van Augustinus. Het gaat om de radicaliteit van de verlorenheid en de radicaliteit van de genade van God. Zelfverlossing, ook in de kleinste vorm, is uitgesloten. Alleen God kan ons verlossen. Het is genade om genade te ontvangen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 2008
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 2008
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's