Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods alomtegenwoordigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods alomtegenwoordigheid

Bijbeltekst begrepen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Psalm 139 wordt gesproken over Gods aanwezigheid in het leven van een gelovige. In vers 8 staat dat God overal is, in de hemel en zelfs in de hel. Dat laatste lijkt een onmogelijkheid. De hel is toch juist de Godverlatenheid?

Het woord hel roept bij ons, terecht, schrik en ontzetting op. Bij hel denken we toch vooral aan teksten uit het Nieuwe Testament, waarin de Heere Jezus ons waarschuwt om verloren te gaan. Wie in dit leven de Heere niet heeft willen kennen, wacht na dit leven de hel als Godverlatenheid. 'Aldaar zal wening zijn en knersing der tanden' (in het Grieks staat daar gehenna; zie de NBV). In het Oude Testament heeft het woord hel toch een iets andere betekenis. Dat heeft te maken met de taal, maar ook met de tijd waarin dit begrip werd gebruikt. Het Hebreeuwse woord dat met hel wordt vertaald is sjeol. In het Psalmenboek komen we dit woord vijftien keer tegen, waarvan de Statenvertalers het negen keer met graf vertaald hebben en zes keer met hel. Om zicht te krijgen op onze vraag is het belangrijk om de context in relatie tot het specifieke woord te bezien.

Troost
In Psalm 139 gaat het over Gods alwetendheid en aanwezigheid tot troost voor de gelovigen. David ervaart hoe groot het is om door God gekend te zijn. Het gaat zijn bevattingsvermogen ver te boven. Het gekend zijn door God heeft betrekking op alle facetten van zijn leven, van de wieg tot het graf. Wat hij ook denkt, wat hij ook zegt, wat hij ook doet, de Heere kent hem in al zijn wegen. In vers 7 en volgende stelt hij zich de vraag waar de Heere hem uit het oog zou kunnen verliezen. Stel dat hij de uitersten zou opzoeken, bijvoorbeeld wanneer hij op zou kunnen stijgen naar de hemel, de ruimte waar de zon, de maan en de sterren zich bevinden, of wanneer hij zou afdalen tot de sjeol, of wanneer hij naar het uiterste van de zee zou gaan, overal is Gods rechterhand om hem te begeleiden. Zo gaat David verder met aan te geven hoe fantastisch het is om te weten dat God hem omringt in dit leven.

Graf en hel
Het Hebreeuwse woord sjeol is niet eenduidig te vertalen (en dat geldt in feite voor alle woorden). Dit blijkt al uit het gegeven dat de Statenvertaling er twee woorden voor heeft gebruikt: graf en hel. De verschillende betekenissen zijn op het eerste gezicht best groot. Bij graf denken we aan de dood zelf en bij hel denken we juist aan een leven na de dood.
Hier moeten we voorzichtig te werk gaan. Er is in het Oude Testament weinig zicht op leven na de dood. Dit geldt zowel voor de bestemming van de rechtvaardigen als van de goddelozen. De nadruk ligt op het leven hier en nu. In de periode na Maleachi komt er een meer uitgewerkte visie op het leven na de dood. Binnen het jodendom ontstaan dan stromingen die wel (Farizeeën) en niet (Sadduceeën) in een eeuwig leven geloven (zie onder andere Matth. 22).
Laten we tot slot kijken naar verschillende vertalingen om het betekenisveld van het woord sjeol te bekijken. In de oudste vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta (een Griekse vertaling) wordt dit woord nagenoeg altijd vertaald met haides, wat dodenrijk betekent. Deze betekenis komen we ook bij de meeste Nederlandstalige vertalingen tegen (naast uiteraard de betekenis van graf ). Een nadeel is dat deze vertaling vrij neutraal klinkt, terwijl het in de Oudtestamentische context vaak negatief gekleurd is. Toch geef ik persoonlijk de voorkeur aan dodenrijk, om het onderscheid duidelijker te laten uitkomen met het woord gehenna. Sjeol is minder strak omlijnd en laat veel meer open. Ds. A.F. Troost (her)dicht Psalm 139:8 als volgt: 'Klom ik naar de hemel - U zou er zijn. Ging ik liggen bij de doden - ook daar zoudt Gij wezen.'
In dit vers worden de uitersten opgezocht: de hemel ver boven de aarde of het dodenrijk ver in de aarde. In dit vers gaat het dus niet om de tegenstelling hemel en hel als eeuwig wel of niet bij God. Het is hier veel meer het uiterste in de zin van: stel dat ik daar kom, zou God mij dan nog wel kunnen vinden? De troost klinkt duidelijk door: de Heere kent de zijnen, waar ze ook zijn.

‘Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.’ (Psalm 139:8)

Vragen voor de rubriek ‘Bijbeltekst begrepen’ kunnen worden ingestuurd naar de redactie (adres zie colofon op pag. 9) of gemaild naar geref.bond@tiscali.nl.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Gods alomtegenwoordigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's