Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kandidaatsgemeenten nodig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kandidaatsgemeenten nodig

Bereidheid te leren belangrijker dan ervaring

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom beroept hervormd Putten in de vacante wijk geen kandidaat? Of hervormd Hardinxveld of Genemuiden? Antwoord: Omdat het geen kandidaatsgemeenten zijn. Ja, maar waaróm zijn ze dat niet?

In november jl. werd kand. J.K.M. Gerling bevestigd als negende predikant van de hervormde gemeente van Veenendaal. Zonder er iets speciaals voor te doen, schreef hij geschiedenis, omdat voor het eerst in 135 jaar er een kandidaat in Veenendaal werd bevestigd. Het meemaken van de handoplegging bij de bevestiging van een kandidaat is altijd weer een ontroerend moment. Wie in een grotere gemeente meeleeft, is niet vaak in de gelegenheid de handoplegging bij te wonen. Veenendalers konden er in de eigen gemeente voor het eerst getuige van zijn.

Omzichtige formuleringen
Schrijven over verschillende aspecten van het beroepingswerk is altijd wat kwetsbaar. Niet vanwege de inhoud van dit belangrijke werk zelf, maar omdat het nadenken over een te beroepen kandidaat of predikant niet kan zonder over personen te praten die gewaardeerd of minder gewaardeerd worden. Artikelen erover in verschillende kerkbladen hebben nogal eens een lange aanloop waarin omzichtig geformuleerd wordt en waarbij aan het einde terughoudend benoemd wordt wat voor de schrijver nu eigenlijk het punt is dat hij wil maken: bijvoorbeeld het vragen van aandacht van kerkenraden voor de vele predikanten die trouw in de gemeente hun werk doen en die (vrijwel) nooit in beeld zijn.
Het kwetsbare van de positie van kandidaten of dienaren van het Woord maakt ook dat we niet snel concrete voorbeelden geven die onderstrepen wat bedoeld wordt. De naam van ds. Gerling hierboven is dan de uitzondering, omdat hij positief in het nieuws was. Als opbouwwerker in de Veenendaalse wijk Dragonder-Oost benoemd, kreeg hij het beroep op het moment dat er voor die wijk een predikant gezocht werd.

Investering
Op het beroepingswerk wordt door betrokkenen veelal gereageerd vanuit de eigen situatie. Kandidaten die lang op een beroep moeten wachten, zeggen soms niet te begrijpen dat altijd dezelfde dominees een beroep krijgen. Dominees die nog altijd hun eerste gemeente dienen, verwoorden soms hoe zwaar het is innerlijk gemotiveerd te blijven, omdat een nieuw werkveld hen zou kunnen inspireren. Gemeenten die vanouds een kandidaat beroepen, geven aan er soms moeite mee te hebben dat andere gemeenten de vruchten plukken van de investering die zij steeds in een jonge ambtsdrager doen.
Al deze overwegingen – hoe reëel ze ook kunnen zijn – komen we alleen te boven als we letten op het geestelijke karakter van het beroepingswerk. Om het met de Dordtse Leerregels te zeggen: ‘Het is God die in Zijn goedertierenheid verkondigers van deze zeer blijde boodschap zendt, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil.’ Hoe zullen zij immers prediken als ze niet gezonden worden, vraagt dit belijdenisgeschrift met een verwijzing naar Romeinen 10:14 en 15.

Naar het ambt staan
Wij willen in deze bijdrage graag een lans breken voor de kandidaten onder ons. Gezien het grote aantal vacante gemeenten is het opvallend dat de meesten van hen toch enige tijd op een beroep moeten wachten, sommigen van hen meer dan een jaar of beduidend langer. Op dit moment zijn er in de kring van de Gereformeerde Bond 22 kandidaten beroepbaar, van wie er negen zijn minder dan een jaar geleden als proponent toegelaten werden. Vier van hen wachten al meer dan twaalf jaar op een beroep.
Onze kerkorde spreekt over proponenten, degenen die door het generale college voor de toelating tot het ambt zijn toegelaten. Over proponenten wordt gesproken als over mensen ‘die staan naar het ambt’, begeren als ambtsdrager de kerk te dienen.
Het is een bijzondere genade als de Heere dat verlangen in het hart gewerkt heeft en een periode van studie gezegend heeft. Als de kerk na een onderzoek naar de geschiktheid, de bekwaamheid en de roeping tot het ambt uitspreekt dat iemand toegelaten kan worden, spreekt ze daarmee uit dat een kandidaat met zegen de gemeenten kan dienen. Dat is een gegeven dat kerkenraden niet zomaar naast zich neer kunnen leggen.

Ervaring en bekendheid
In de samenleving is het op een breed terrein vereist voor bepaalde functies ervaring te hebben. In toenemende mate is dit een gegeven dat de instroom van kandidaten in de gemeenten belemmert. Al ruim tien jaar geleden zei de toenmalige voorzitter van de hervormde visitatoren, ds. L. Korevaar: ‘Er is tegenwoordig een wat zakelijker instelling: de predikant moet waar voor zijn geld leveren en moet alles kunnen. Dat kan spanningen geven als men zich niet realiseert dat een jonge predikant nog veel moet leren. De spankracht, het incasseringsvermogen is niet meer zo groot, noch van de predikant, noch van de gemeente.’ De tendens dat kandidaatsgemeenten eerder overgaan tot het beroepen van een predikant, is de laatste jaren sterk geworden. Daarin zullen twee factoren meespelen. In de eerste plaats het feit dat gemeenten niet meer in klassen met bijbehorend traktement worden ingedeeld, waardoor ook kleinere gemeenten een predikant kunnen gaan beroepen. In de tweede plaats het gegeven dat de verscheidenheid ook in kleine gemeenten toeneemt en de problemen gecompliceerder worden, zodat een kerkenraad voor ervaring en bekendheid kiest.

Groeien in kennis
Juist in deze context is het moedig dat er gelukkig nog altijd kerkenraden zijn die een beroep op een kandidaat uitbrengen, soms dwars tegen de heersende trend in. Zij beseffen dat hun relatief kleine dorpsgemeente vanouds een leerschool is voor degenen die er de eerste stappen als predikant zetten. Jonge mensen mógen ook nog dingen minder goed kunnen. Trouwens: afhankelijk van hun gaven en achtergrond kunnen ze bepaalde situaties soms beter aanvoelen dan oudere predikanten, zodat het geen vast gegeven is dat ze het werk over de hele linie ‘minder goed zouden doen’. Bereidheid om te leren lijkt me daarom eerder een belangrijk criterium te zijn dan de ervaring. Dat de kerk sinds enige jaren beginnende predikanten voor twee jaar een oudere collega als mentor geeft, is van grote betekenis in deze eerste ambtelijke jaren. Het is daarbij een vreugde te zien als jonge ambtsdragers in hun eerste gemeente groeien in kennis van het Woord, en in ambtelijke wijsheid. Jezus mogen we ook hierin als een voorbeeld zien. Over Hem lezen we in Lukas 2:52 dat Hij – in gesprek met de leraars uit de tempel – toenam in wijsheid en in genade bij God en de mensen. Ligt hierin niet het geheim van een zegenrijke ambtsuitoefening verborgen?

Tot het staan naar vermeerdering van  wijsheid en kennis mogen we afgestudeerde kandidaten en jonge ambtsdragers oproepen. De Heere kan een zekere – voor het oog soms nutteloze – periode in het leven op Zijn wijze gebruiken, waarin we ons verder kunnen bekwamen, waarin we in de omgang met God gelouterd en verder toegerust worden. Een afhankelijk (gebeds)leven gaat hier hand in hand met studiezin. Enige jaren als pastoraal medewerker kunnen evenzeer van betekenis zijn, op weg naar het als predikant ontvangen van een gemeente.
De vraag uit het begin van deze bijdrage is nog niet beantwoord. Vanouds gelden Sint-Philipsland, Lopikerkapel, Hagestein, Tiendeveen en Wilsum onder ons als kandidaatsgemeenten – om slechts enkele willekeurige voorbeelden te noemen. Laten zij dat in principe blijven zijn. Tegelijkertijd kennen we grotere gemeenten, die uit verschillende wijken bestaan. Als aan de andere wijken ervaren predikanten verbonden zijn, is het alleszins verantwoord in een vacante wijk een kandidaat te beroepen, die niet alleen van anderen kan leren, maar tegelijk zijn enthousiasme, geestdrift en onbevangenheid inbrengt. Juist waar neergang in veel gemeenten te constateren is, mogen we ons oefenen in collegialiteit, in het besef dat we elkaar en elkaars gaven zo hard nodig hebben.

Niet in de vingers
Gezette stappen in het beroepingswerk laten ons zien hoe een gemeente zichzelf verstaat. Welke dienaar een gemeente nodig denkt te hebben, toont hoe ze tegen zichzelf aankijkt. Door het gebed gedragen mag een kerkenraad op zoek gaan naar een dienaar van het Woord. Wijsheid en voorzichtigheid, mensenkennis en fijngevoeligheid, ambtsdragers hebben veel positieve eigenschappen, beter: vruchten van de Geest nodig. En tegelijk hebben ze ook dit onderdeel van het gemeentewerk nooit in de vingers. Als de Heere het huis niet bouwt, zwoegen de arbeiders tevergeefs – Psalm 127 is ook hierin actueel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 2008

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Kandidaatsgemeenten nodig

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 2008

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's