Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Offers voor ons onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Offers voor ons onderwijs

Geestelijke strijd voor de christelijke school?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het einde van de Schoolstrijd en daarmee de bekostiging door de overheid van het bijzonder onderwijs was in de vorige eeuw een mijlpaal in de geschiedenis van de christelijke school. Maar soms zou ik wensen dat we die bekostiging heel even kwijt raakten. Christelijk onderwijs, mag het ons wat kósten?

Geestelijke strijdvoor de christelijke school?
Wie over de geschiedenis van de christelijke school leest, ontdekt dat dit onderwijs gedragen is door het gebed. Vaders en moeders kwamen in de knel met hun bij de doop gedane belofte en verlangden naar een school waar de Bijbel open ging, gehoorzaamd en toegepast werd. De negentiende eeuw is er vol van, de tijd waarin de idealen van de Verlichting in de kerk ingang vonden, waardoor prof.dr. Otto J. de Jong later in zijn Nederlandse kerkgeschiedenis zou schrijven: ‘De godsdienst werd aangeprezen als waarborg van deugd, een geest van zelfgenoegzaamheid had de overhand, een God die braaf werd gediend, moest wel zegenen.’

Levend bezit
Vanwege dit klimaat is de christelijke school geboren. In een manifest van de Reformatorisch Maatschappelijke Unie over het behoud van het bijzonder onderwijs stond enige jaren geleden een passage over Huibertus Johannes Lemkes, die in 1851 in Utrecht op de staatsschool een betrekking als hoofd aangeboden kreeg tegen het in die dagen enorm hoge salaris van 2000 gulden per jaar, maar deze aanbieding prijsgaf om in Aarlanderveen een christelijke school te openen, geheel op eigen risico. Zijn vrienden hadden hem daar als enige garantie gegeven: ‘Zolang wij te eten hebben, zult gij geen gebrek lijden.’ Het is goed kennis te nemen van wat vorige generaties voor onderwijs met de Bijbel over hadden. In de Verenigde Staten hebben christenen de vrijheid eigen scholen te stichten, maar moeten ze zelf de gelden hiervoor bijeenbrengen.
Ouders en kerkelijke gemeenten zullen zich er grote financiële offers voor moeten getroosten. Het is niet reëel dat bijzonder onderwijs op deze wijze achtergesteld wordt bij het openbare onderwijs, maar betekent wel dat de christelijke school een levend bezit zal blijven.

Geestelijke strijd
Waar bekostiging van het onderwijs een zegen is, kan het ook gevaarlijk worden. Ik licht dit toe met de woorden die de directeur van De Klokkenberg in Nijmegen uitsprak toen in Nederland de gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs een feit was: ‘Weten wij het goed dat de christelijke school, voor haar zijn en haar welzijn beide, desnoods de rijkssubsidie kan missen, maar niet het gebed van het arme moedertje, dat het heilgeheim kent van de verborgen omgang met God?’
Gebed voor leerlingen en onderwijsgevenden, voor schoolbesturen ook – het is van waarde in de binnenkamer én in de eredienst. Het laatste kan jonge mensen – meisjes en zeker ook jongens! – aansporen hun roeping in het christelijk onderwijs te gaan zien. In 1961 werd in de Christelijke Encyclopedie over het einde van de Schoolstrijd (1920) geschreven: ‘De politieke strijd was ten einde, de geestelijke strijd blijft echter voortgaan.’ Dát is nu de vraag voor ons, of we de verworvenheden van de school met de Bijbel vanzelfsprekend zijn gaan vinden – op dat moment is de uitholling ervan al begonnen – of dat we met het ons toevertrouwde onderwijstalent woekeren. Ik ben niet gerust op het antwoord.

Van ideaal naar verdriet
In het Nederlands Dagblad stond in oktober een anonieme ingezonden brief van een christenleerkracht. Schokkend is het trouwens dat over dit onderwerp anoniem geschreven moet worden, alsof je kwetsbare informatie over ervaringen met huiselijk geweld of een of andere verslaving doorgeeft. De inhoud was nog opvallender. Deze leerkracht was vanuit een ideaal op een christelijke school gaan werken: ‘Heerlijk, elke dag een verhaal uit de Bijbel vertellen en met de kinderen over het geloof praten.’ De praktijk heeft het ideaal echter wreed verstoord. ‘Opvoeding? Ouders staan al snel boos aan je bureau als je daarover iets zegt. En ik vraag me af of geloofsopvoeding op christelijke scholen nog wel kan. De meeste van deze scholen zijn de laatste tien jaar gestopt met het vragen naar het geloofsleven van de sollicitant.’ De brief eindigt met de sobere woorden: ‘Dit is best verdrietig.’

Jongere ouders
De vraag is hoe momenteel onder ons de betrokkenheid bij het christelijk onderwijs is. De loyaliteit bij een bepaalde denominatie is dan niet het eerste wat onze aandacht vraagt. Hervormden hebben ter plaatse vanouds geparticipeerd in de school met de Bijbel, in protestants-christelijk onderwijs, in reformatorische scholen, omdat de identiteit van de school niet altijd af te lezen is op de gevel. We zullen ons er de komende jaren samen voor moeten inzetten dat die betrokkenheid door jongere ouders wordt overgenomen!
Een punt van aandacht – en hopelijk van zorg voor de kerkenraden, ook al is de agenda voor hun vergadering erg vol – is daarbij de keuze voor de school, de argumenten die daarvoor gebruikt worden. Is er hierin een geleidelijke verschuiving waar te nemen? We noemen dan de aanmelding bij reformatorische scholen, onderwijs waar hervormde ouders hun kinderen op veel plaatsen al enige decennia naartoe sturen. In toenemende mate speelt het feit dat (jongere) ouders zich niet of niet geheel herkennen in sommige (kleding)regels die op deze scholen gehanteerd worden. Ten dienste van het onderwijs aan onze kinderen is het hard nodig hierin hoofden bijzaken te onderscheiden. Eenduidigheid in kleding is er in hervormde gemeenten nooit geweest, al is tegelijk waar dat we helemaal aanspreekbaar zijn op een christelijke levensstijl. Elke ouder is verantwoordelijk voor de concrete invulling daarvan en mag zich daarbij laten leiden door het altijd geldende woord uit Romeinen 12 om deze wereld niet gelijkvormig te worden, door Paulus’ oproep tot eerbaarheid, matigheid en ingetogenheid.

Geen kerkenraden
Twee concretiseringen. Als we kijken naar de offers die in de Nederlandse onderwijsgeschiedenis en elders in de wereld voor bijbels onderwijs gebracht worden, is het bizar dat ouders afhaken en hun kinderen naar in principieel opzicht minder verantwoorde scholen sturen, als hun levenspatroon niet naadloos aansluit bij wat op een school als regel geldt. Als we hierin geen bijbelse principes hanteren en onze doopbelofte niet serieus nemen, kunnen we veel zegeningen kwijt raken, zelfs verspelen. De tweede concretisering maak ik naar schoolbesturen. Als reactie op de verschuivingen in de cultuur en veranderingen in levensstijl, zijn er besturen die de schoolregels aanscherpen en leerkrachten laten beloven in hun privéleven zich van bepaalde kleding te onthouden. Ook dan is er geen zicht meer op wat we als kerken en christenen gezámenlijk in het bijzonder onderwijs ontvangen hebben, om dit sámen te bewaren. Jonge leerkrachten zijn teleurgesteld als op hun sollicitatiegesprek hun diepste motivatie ondersneeuwt in het gesprek over open internet, televisie, haardracht. Het is een misser als schoolbesturen denken op deze wijze ‘grip’ te hebben op de voortgaande secularisatie, die zich vooral uit in het betrekkelijk achten van de betekenis van Gods Woord voor het dagelijkse leven. Leden van schoolbesturen hebben een andere taak dan ouderlingen die de roeping hebben ‘acht te geven op het handhaven van de zuivere leer en een vrome levenswandel in de gemeente des Heeren’.
Schoolbesturen en directies van orthodox-christelijke scholen mogen de lat hoog leggen als het over de kwaliteit van het onderwijs gaat, kwaliteit die overal in de samenleving gevraagd wordt. Laat inhoudelijk goed onderwijs van de identiteit deel uitmaken.

Wegwijzer
Hoe mag het onder ons dan wel? Als postmoderne mensen telt ook voor ons ervaring mee. Ons kind moet het fijn hebben, wij hechten zelf aan een goed gevoel over de school en de leerkracht moet vooral aardig zijn. Dan moet de Heilige Geest ons oog openen voor het woord van Christus uit Johannes 5: ‘Onderzoekt de Schriften … die zijn het die van Mij getuigen.’ Dat Woord, dat tot de zaligheid brengt, moet altijd weer ons hele onderwijs doortrekken.
Maarten Luther zag het schoolonderricht als dienstbaar aan het verstaan van de Bijbel, ‘een pedagogische wegwijzer tot het verantwoord leven in een goddelijk beroep’. Heroriëntatie op het christelijk onderwijs in gezinnen en kerkenraden is daarom heel hard nodig.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Offers voor ons onderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's