Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heeft emeritus een ambt?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heeft emeritus een ambt?

Alles met orde - Vragen over de kerkorde

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mij kwam een brief onder ogen van een emeritus predikant, die schreef: ‘Ik hoop binnenkort 70 jaar te worden. Mijn voornemen is om tot en met mijn 70e voor te gaan in kerkdiensten en waar mogelijk en gewenst als predikant bij te dragen aan het gemeentewerk. Daarna wil ik het ambt neerleggen en wil ik mij er niet meer op laten voorstaan dat ik dominee ben. Ik zou willen dat die overgang ook formeel plaats zou kunnen vinden. Ik ervaar het zo dat ik nog steeds het ambt van dienaar des Woords draag en door gemeenteleden en kerkenraden wordt dat ook als zodanig ervaren.’
De collega heeft ondervonden dat anderen in de kerk daar anders over denken. Zij stellen dat een emeritus wel een aantal rechten van het predikantschap heeft behouden, maar dat ze niet langer ambtsdrager zijn. Een emeritus die in zijn gemeente een aantal diaconale taken op zich wilde nemen, kreeg te horen dat hij zich dan eerst als diaken in het ambt moest laten bevestigen. Hij heeft dat geweigerd, omdat hij van mening was dat hij geen twee ambten kon dragen. Een andere emeritus was gevraagd om preses van de classis te worden. Maar dan moest hij eerst ouderling worden in zijn woonplaats. Een preses kan worden gekozen uit de ambtsdragers van het ressort, maar als emeritus word je daar blijkbaar niet onder gerekend, ook al sta je elke zondag op de preekstoel. Tegelijk krijg je bij een ambtsjubileum wel een bos bloemen en een felicitatie van de landelijke kerk.
Hoe zit het nu: is een emeritus nog ambtsdrager of niet? En: kan een emeritus het ambt neerleggen?

In vroeger tijd
De eerste bepalingen over het emeritaat vinden we in de Dordtse kerkorde van 1578. Daar gold als uitgangspunt dat de predikanten ‘hun leven lang aan hun dienst verbonden zijn’ (art. VII). Als ze door ouderdom of ziekte onbekwaam werden hun dienst uit te oefenen, behielden zij ‘de eer en de naam van een dienaar’ en moest er in hun onderhoud worden voorzien.
Een verplichte leeftijd voor het emeritaat bestond er niet: men diende de gemeente totdat het niet langer kon. De bevestiging in het ambt gold voor het leven. De uitdrukking ‘de eer en de naam’ van een dienaar wilde zeggen: de emeritus is niet ontzet uit het ambt, maar alleen vrijgesteld van de dienst. Hij is van de verplichting tot het ambtelijk werk ontslagen, maar behoudt de bevoegdheden daartoe. Zo is het in de Gereformeerde Kerken tot de vereniging in 2004 altijd gebleven. Een emeritus predikant bleef aan zijn laatste gemeente verbonden en kon vroeger zelfs nog naar de classicale vergadering of de generale synode worden afgevaardigd.
De hervormde kerkorde bepaalde dat men met het emeritaat van de ambtsbediening werd ontheven (ord. 13-24 HKO) of dat aan de ambtsvervulling een einde kwam. Daarbij behield de emeritus de (meeste) bevoegdheden van de gewone dienaar des Woords (ord. 13-28-1 HKO).
Aanvankelijk bestond in de Nederlandse Hervormde Kerk niet de verplichting om het emeritaat aan te vragen (het kon worden aangevraagd, na veertig of meer dienstjaren of als ziekte de uitoefening van het ambt onmogelijk maakte). Pas in 1943 is de bepaling ingevoerd dat men verplicht was emeritaat aan te vragen op 65-jarige leeftijd. In de eerste lezing van de nieuwe hervormde kerkorde was aanvankelijk (in 1949) zelfs bepaald dat emeriti predikanten slechts tot hun zeventigste jaar bevoegd waren tot de ambtswerkzaamheden. In de kerk heeft deze tekst tot woedende reacties geleid. Noordmans varieert op een woord van Churchill: 'Nooit werden zovelen door zo weinig woorden ten dode opgeschreven. Zij worden allen gedeponeerd in het massagraf. […] De kerk zou, als dit artikel werd aangenomen, zelfs Hitler hebben overtroffen. De Nazi's hebben, voor zover ik weet, het leven op zeventigjarige leeftijd nooit verboden' (Verzameld Werk deel V, p. 595). Geschrokken door deze reacties heeft de synode die leeftijdsgrens laten varen, maar het verplichte emeritaat op 65-jarige leeftijd is gebleven, ondanks alle bezwaren van Noordmans.

Character indelebilis?
In de Rooms-Katholieke Kerk heeft het ambt vanwege de sacramentele handeling van de wijding een onuitwisbaar karakter (character indelebilis). Volgens het kerkelijk wetboek (het Codex Iuris Canonici, Can. 290) wordt 'de heilige wijding, eenmaal geldig ontvangen, (-) nooit nietig'. Er kan wel sprake zijn van ‘het verlies van de clericale staat’ maar de wijding als sacrament kan nooit ongedaan worden gemaakt, net zo min als het sacrament van de heilige doop.
Daarvan is in de kerken van de Reformatie geen sprake. Een predikant kan op eigen verzoek eervol van het ambt worden ontheven, kan overgaan tot een andere staat des levens (bv. door een staatsrechtelijke functie te aanvaarden) en kan zelfs uit het ambt ontzet worden. De bevestiging tot predikant is geen wijding en geen sacrament. Toch wordt een predikant voor het leven aan de dienst verbonden en

Eerdere afleveringen van deze rubriek zijn te vinden op de website kerkrecht.nl.

kunnen we van een emeritus predikant zeggen dat hij ‘ambtsdrager’ is. Hij mag het Woord verkondigen en de sacramenten bedienen en doet dat niet als ambteloos burger. Dat levenslange zit niet in de wijding (die hem over doet gaan in een andere zijns-wijze, de clericale staat) maar in de roeping die blijft, ook als hij van de verplichting om de ambtstaken te vervullen is ontheven. Hij draagt dan het ambt niet langer in de plaatselijke gemeente: bij het emeritaat wordt hij gewoon gemeentelid. Maar hij behoudt de ambtelijke bevoegdheden in de kerk, overal waar een gemeente of de kerk hem daartoe roept.

Kerkordelijk probleem
Bij dat laatste doet zich echter in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland een probleem voor. Die is aan de ene kant ruimer dan de hervormde kerkorde: immers in de protestantse kerkorde worden de emeriti predikanten voluit als een derde categorie van dienaren des Woords erkend (ord. 3-15-2). Anderzijds geeft deze kerkorde aan de emeriti predikanten minder ruimte. Terwijl ze in de hervormde kerkorde ‘de bevoegdheden van de gewone dienaar des Woords’ behielden, met uitzondering van het leiden van de ambtelijke vergaderingen (ord. 13-28-1 HKO) behouden ze in de Protestantse Kerk (volgens ord. 3-27-1) ‘de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten’. Dat wekt de indruk dat ze in principe alleen hun taken in de eredienst mogen blijven uitoefenen. Op deze regel gelden slechts drie uitzonderingen: ze kunnen als oud-ambtsdrager tot visitator worden benoemd (ord. 10-3-2), als emeritus hulpdiensten in een gemeente verrichten (ord. 3-27-5) of als emeritus het dienstwerk van een predikant verrichten in een kleine gemeente (ord. 3-27-6).
Als in ord. 3-27-1 zou worden gelezen: de emeritus-predikant behoudt ‘de bevoegdheden van de dienaar des Woords’ (in plaats van ‘tot de bediening van Woord en sacramenten’) zouden de mogelijkheden om een emeritus in te zetten aanzienlijk verruimd worden. Dan zou een emeritus door de kerkenraad kunnen worden benoemd tot lid van de kerkenraad (ord. 4-6-7), kunnen worden aangewezen als consulent (ord. 4-12- 1) of als mentor voor beginnende predikanten (ord. 13-19-1). Ze zouden kunnen worden afgevaardigd naar de classicale vergadering (ord. 4-14-2) of tot boventallig preses dan wel scriba van de (algemene) classicale vergadering worden verkozen (ord. 4-16-3). Ze zouden kunnen worden benoemd tot lid van de colleges voor het opzicht (ord. 10-8-3), voor de behandeling van bezwaren en geschillen (ord. 12-2-3) en voor de toelating tot het ambt van predikant (ord. 13-15-2). Kortom, dan zou de voorwaarde dat de emeritus daarvoor eerst in het ambt van ouderling of diaken moet worden bevestigd, niet nodig zijn.

Emeritaatsrechten
Kan een emeritus het ambt neerleggen? Naar mijn mening kan dat niet. Als het predikantschap een ambt voor het leven is, houdt dat in dat de roeping en de belofte van het ambt bij ons blijven. De verplichtingen die het dragen van het ambt met zich meebrengt, behoeven door een emeritus niet langer te worden vervuld. Wat hij nog doet aan ambtelijk werk, verricht hij geheel op vrijwillige basis. Het staat hem vrij zelf een tijdstip te bepalen om deze vrijwillige werkzaamheden te beëindigen en dat ook openlijk te kennen te geven. Maar ook dan blijft hij emeritus predikant, zonder verplichtingen (uitgezonderd die worden genoemd in de GR Predikantspensioenen, artikel 23) maar wel met emeritaatsrechten (zoals het emeritaatspensioen).
Ord. 3-26-2 zegt: 'Het staat een predikant niet vrij het ambt neer te leggen. Een predikant kan evenwel op eigen verzoek eervol van het ambt worden ontheven.' Dat laatste geldt echter voor iemand die het ambt niet langer kan of wil vervullen. Maar een emeritus vervult het ambt niet meer, daarvan is hij immers vrijgesteld, hij draagt nog het ambt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Heeft emeritus een ambt?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's