Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gevraagd: waakzaamheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gevraagd: waakzaamheid

BAND TUSSEN KERK EN SCHOOL [1]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christenen in Nederland hebben alle reden dankbaar te zijn voor de ruimte die er nog altijd is voor christelijk onderwijs. We moeten zuinig zijn op deze verworvenheid en er zorgvuldig mee omgaan.

I n Nederland bestaan buitengewoon veel mogelijkheden om christelijk onderwijs te geven en te ontvangen. Dit gebeurt op de verschillende niveaus van basisonderwijs, voortgezet onderwijs, hoger onderwijs en zelfs, zij het op bescheiden schaal, academisch onderwijs. Volledig gesubsidieerd bijzonder onderwijs is uniek in de wereld. Christenen in andere landen kijken met jaloersheid naar ons.

Bruggenhoofd

Het is de vraag of wij, christenen in Nederland, de ons gegeven ruimte – verkregen na heftige strijd in de negentiende en begin twintigste eeuw – voldoende waarderen. In elk geval zouden waardering en verwondering over wat God ons in deze mogelijkheden geeft, meer uitgesproken kunnen worden in de gebeden en in de prediking tijdens de erediensten. Dat is zeker een aandachtspunt voor kerkenraden en voorgangers.

Het zou het mooist zijn als alle openbaar onderwijs voluit christelijk was (het oude ideaal van mr. G. Groen van Prinsterer). Onze pluriforme samenleving laat echter een ander beeld zien. Gegeven deze situatie kiezen we weloverwogen voor het christelijk onderwijs vanwege de eenheid van het leven, getypeerd door de driestar (de school bevindt zich in het midden van kerk, gezin en maatschappij) ofwel de triangel (gezin-kerk-school). Met woorden van prof.dr. W.H. Velema: ‘De school is een instrument van het rijk van Jezus Christus. Zij is een bruggenhoofd van Zijn heerschappij in de wereld. Ze mag oriënteren ten aanzien van goed en kwaad, leugen en waarheid, recht en onrecht, van een leven met of zonder God.’ Velema noemt de christelijke school met recht een ‘kweekplaats van het heil.’

Bescheidenheid

Overigens geldt ook hier dat de toon de muziek maakt. Laten we oppassen voor een valse klank van zelfingenomenheid. Het mag niet zo zijn dat wij de schijn wekken dat christenen per definitie in staat zouden zijn beter onderwijs te geven en de school beter te kunnen inrichten dan anderen dat doen in het openbare onder­wijs of bij onderwijs vanuit een andere identiteit.

Er is zeker een meerwaarde van christelijk onderwijs, maar dit kan alleen met vrees en beven worden gezegd. Als het goed is beleven we deze meerwaarde immers als een gunst, een geschenk dat we van God ontvangen en waarvoor we dankbaar zijn, terwijl we ootmoedig erkennen dat dit geschenk in ons beheer niet veilig is, tenzij we door Gods Geest geleid worden en het zo telkens opnieuw uit Gods hand ontvangen.

Behalve dankbaarheid past ons dus bescheidenheid. Christelijk onderwijs is niet wat het zou moeten zijn. Het is en blijft stukwerk. Christelijk onderwijzend personeel moet van dag tot dag van vergeving leven. Intussen laat het ons bepaald niet onverschillig of onze kinderen christelijk dan wel zogenaamd neutraal onderwijs ontvangen. Het voorrecht dat er in ons land christelijk onderwijs wordt gegeven en dat door veel kinderen wordt gevolgd, legt een grote verantwoordelijkheid op de schouders van allen die bij de invulling en uitvoering van het christelijk onderwijs zijn betrokken. Het bederf van het beste is het slechtste.

Waakzaam zijn

Waakzaamheid is net zo nodig als bescheidenheid en dankbaarheid. Wee de ‘christelijke school’ waar wel vrome woorden worden gesproken en godsdienstige vormen worden gehandhaafd, maar waar de omgang met elkaar vloekt met de christelijke identiteit. Denk hierbij aan onverschilligheid ten opzichte van kinderen die het om allerlei redenen zwaar hebben, zoals kinderen die moeilijk kunnen meekomen, kinderen uit gebroken gezinnen, kinderen die gepest worden, kinderen met wat minder aangename eigenschappen en/of een minder aantrekkelijk uiterlijk en jongeren met een homofiele gerichtheid.

Er kan op een christelijke school een wereldse prestatie­mentaliteit heersen, waarin kinderen louter en alleen op grond van hun cijfers worden gewaardeerd of juist níet gewaardeerd. Het is erg wanneer het christelijke bij docenten niet meer is dan een vernis. Kinderen kijken daar dwars doorheen en krijgen zo allerminst respect voor het christelijk geloof. Als we als docenten niet echt zijn in ons spreken over het geloof, staan we de kinderen in de weg om tot geloofsbeleving te komen, in plaats van hen aan de hand mee te nemen naar de Heere Jezus. Het zal van onze hand geëist worden, wanneer we kinderen in het licht hebben gestaan in plaats van hen naar het Licht te leiden.

Weerbarstige realiteit

We moeten intussen wel oppassen

voor onrealistisch ideaalplaatjes, die te mooi zijn om waar te zijn. We kunnen een principieel kader schetsen, maar mogen niet vergeten te kijken naar de praktijk van alledag. Vanuit zijn ervaringen als predikant en ouder neemt ds. G. van den Berg uit Klaaswaal een viertal knelpunten waar:

• Bovenplaatselijke schaalvergroting maakt binding tussen enerzijds bestuur, directie en personeel en anderzijds de plaatselijke kerk bijna onmogelijk.

• Verdeeldheid of verschil van inzicht in de kerken en tussen de kerken vormt een groot probleem in de omgang van de kerk met de scholen en het personeel.

• Er is een toenemende invloed in de school van kinderen en ouders die geen of nauwelijks binding hebben met de grondslag van de christelijke scholen.

• Veel christelijke scholen zijn dat alleen nog maar in naam, zeker wanneer de leiding en het personeel nauwelijks meer iets met de kerk hebben.

Samenvattend formuleert ds. Van den Berg: ‘In de praktijk van alledag zullen veel kinderen uit onze achterban een nominaal christelijke school bezoeken. Voor ouders is dit soms een punt van grote zorg. Kinderen komen met een heel andere geloofsbeleving in aanraking. Ook in de relatie kerkschool speelt dit een grote rol. In deze relatie domineert vaak wederzijdse argwaan en is overleg nauwelijks mogelijk. In de spaarzame contacten zijn vaak de zorg en de kritiek onderwerp van gesprek.’

Tactvol opereren

Dr. B. Plaisier zegt in een interview: ‘Je krijgt soms de indruk dat besturen en schoolleiders vaak niet meer weten wat christelijk onderwijs is. Er is veel onzekerheid, onmacht, soms ook onwil om intensief om te gaan met de vraag hoe je in een volstrekt geseculariseerde omgeving of multiculturele samenleving als christelijke school met het Evangelie bezig kan zijn. Ook veel jongeren die het onderwijs ingaan hebben vaak ‘niet zo’n geweldige band met de kerk’. Veelal zijn ze niet meer bij een bepaalde kerk in de wijk of het dorp betrokken, wat de band tussen kerk en school niet ten goede komt.’ In zo’n situatie zal de kerkenraad toch het initiatief moeten nemen om de onderlinge relatie te revitaliseren. Dit vereist een tactvolle benadering. Het is heel belangrijk dat de band met de school in eigen dorp of buurt goed is en dat is dan in de praktijk vaak een kwestie van geven en nemen.

School in de buurt

Wanneer de identiteit vervaagd is, is het een mooie roeping van gemeenteleden om actief te participeren en mee te denken en op die manier het christelijke gehalte van de school te versterken. Mijns inziens moeten we er niet te snel voor kiezen de kinderen elke dag naar een school kilometers verderop te rijden. De relatie met de school in de buurt mag ons als

kerk veel waard zijn, ook al zijn er natuurlijk grenzen. Dit is een spanningsveld waarin ouders gewetensvol tot verschillende afwegingen kunnen komen en waarbij de kerkenraad alleen maar kan meedenken zonder uiteraard de verantwoordelijkheid van de ouders te kunnen en te mogen overnemen.

Wanneer er identitair wél een duidelijke overeenstemming is tussen kerk en school ligt het op de weg van de kerkenraad met het schoolbestuur mee te denken in de zorgen rond de invulling en handhaving van de christelijke identiteit. G. van der Rhee uit Wapenveld, algemeen directeur van het Protestants Christelijk Onderwijs in Dronten, heeft in dit verband met recht aan kerkenraden gevraagd de school er niet op af te rekenen dat bij de overdracht van de boodschap rekening wordt gehouden met de pluriformiteit van het publiek, die op de christelijke school vaak groter is dan in de kerkelijke gemeente.

Sollicitatieprocedure

Als het gaat om het personeelsbeleid kan de kerkenraad met het schoolbestuur bespreken hoe bij sollicitaties de betrokkenheid bij de kerkelijke gemeenschap aan de orde komt.

Het is essentieel dat bestuur en schoolleiding ter sprake brengen dat de school een apart karakter heeft en dat goed wordt doorgesproken over de betekenis daarvan voor de dagelijkse praktijk van het schoolleven. Onderwijspersoneel kan weg groeien van de identiteit van de school. Maar een goede sollicitatieprocedure kan veel leed voorkomen.

J. Hoek

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Gevraagd: waakzaamheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's