Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Literatuur bijbels getoetst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Literatuur bijbels getoetst

Van Elsschot tot Brijs; van Gijsen tot Kellendonk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ooit riep ds. J. Maasland zijn ambtsbroeders op het zicht op de hedendaagse cultuur niet kwijt te raken. Als middel om dat te voorkomen beval hij het lezen van moderne literatuur aan.

V oor diegenen die, uit tijdnood of gebrek aan affiniteit met de materie, hier nooit aan toekomen, is er nu een boek verschenen dat in een leemte voorziet. Het is geschreven door de neerlandicus dr. Jaap de Gier. Laat ik vooropstellen dat dit boek in kerkelijke kring een breed lezerspubliek en de aandacht van iedere belangstellende verdient. De beoogde lezersgroep varieert van docenten tot leiders van clubs en kringen en van predikanten tot geïnteresseerde ouders.

Het aantrekkelijke ervan is dat binnen een bestek van 150 pagina’s niet alleen de moderne cultuur en literatuur in beeld komen, maar vooral ook de plaats van God en de Bijbel daarin.

‘Kapotte motor’

De opbouw is als volgt: na een schets van het naoorlogs klimaat (secularisatie, existentiefilosofie, postmodernisme) en een toespitsing daarvan op de literatuur na 1945 volgt een hoofdstuk over de ‘creatieve nihilist’ W.F Hermans, voor wie ‘God’ helemaal niets zegt (sterke invloed van de filosoof Ludwig Wittgenstein). Dan volgen twee hoofdstukken over auteurs die de kerk verlaten hebben, onder wie drie ex-gereformeerden (Wolkers, ’t Hart en Biesheuvel) en twee ex-rooms-katholieken, plus de wat oudere agnost Marnix Gijsen en de jongere Cees Nooteboom (‘het geloof in God is weggelopen als olie uit een kapotte motor’). Na deze duidelijke ‘provocatiehoofdstukken’ stelt De Gier twee auteurs aan de orde, die de Bijbel verwerken als cultuurboek: Mulisch met De ontdekking van de hemel en de oudere Willem Elsschot met Het dwaallicht.

Voor beide auteurs geldt: zij gebruiken de Bijbel voor zover die past binnen hun eigen denkkaders, respectievelijk als pure mythologie (niet anders of hoger dan de Griekse) of als metafoor, die leidt tot een afwijzing van het christelijk geloof. Aan het wezen van de Schrift gaan zij volledig voorbij.

Siebelink

Een belangrijke vraag binnen het thema van dit boek luidt natuurlijk over welk godsbeeld we eigenlijk praten. Onder de titel ‘Niet-bijbelse godsbeelden’ gaat De Gier in op het werk van Frans Kellendonk (voor wie het geloven is gereduceerd tot ‘een werkzaamheid van de scheppende verbeelding’), van Gerard Reve (met zijn ‘geprofaniseerde God’) en ook van Stefan Brijs (met name De engelenmaker). Wellicht ook door de onvoorstelbare verkoopsuccessen besteedt De Gier uitvoerig aandacht aan Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. ‘Het eenzijdige godsbeeld’ uit de hoofdstuktitel verwijst zowel naar ‘de broeders-in-het-zwart’ als naar de hoofdpersoon Hans Sievez.

De Gier licht er tien saillante punten uit, waaruit steeds de scheefgroei blijkt, en voorziet deze dan steeds van een kort bijbels commentaar in gereformeerde zin, een aanpak die hij in de rest van zijn boek nergens toepast. Je zou daarom de vraag kunnen stellen of zo’n expliciete correctie van een volledig gekarikaturaliseerd geloof echt nodig is.

Het slothoofdstuk gaat uitvoerig in op de bijbelse inspiratie (zie de titel); na enkele inleidende paragrafen belicht de schrijver uitvoerig de christelijke poëzie en christelijk proza. Hij signaleert dat het met de poëzie heel wat beter gaat dan met het proza. Ook hier illustreert hij weer: bij de poëzie met gedichten van Gerrit Achterberg en Guillaume van der Graft en bij het proza met Achtendertig nachten van Janne IJmker en Zondagavond van Vonne van der Meer.

Het boek wordt afgesloten met een literatuuropgave (per hoofdstuk) en een tiental discussievragen.

Kwaliteit

Waarin ligt nu de kwaliteit van dit voortreffelijke en bruikbare boek? In de eerste plaats in zijn gevarieerdheid, zowel in de algehele opbouw als in de uitwerking per paragraaf. Na twee bredere hoofdstukken (waarin de neerlandicus veel bekends zal tegenkomen), volgt een aantal hoofdstukken met ‘diepteboringen’ waarin het afzonderlijke werk centraal staat. Deze aanpak zorgt voor een aangename afwisseling voor de lezer. Er is geen sprake van eindeloze verhalen over stromingen en tendensen, maar van heldere lijnen en een compacte weergave.

Wat hiermee samenhangt, is de stijl van De Gier. Hij presenteert een bepaalde roman in enkele pagina’s door een samenvatting van de inhoud en thematiek te geven en vervolgens de lijn naar zijn thema door te trekken. Hij doet dat in een vlotte en zeer leesbare stijl zodat de kenner en ‘nietkenner’ van het betreffende werk geboeid blijven lezen.

Als je een boek niet kent, nodigt de gepresenteerde bespreking je uit er uitvoeriger kennis van te nemen, zo is mijn ervaring. En als een

boek aanzet tot méér en verder lezen, mag het zeker geslaagd heten. Verder viel mij de brede belezenheid van De Gier op. Hij wandelt van Elsschot tot Brijs en van Gijsen tot Kellendonk en dat geeft dit boek ook zijn actuele waarde. Het als een rode draad aanwezige ijkpunt ‘de plaats van God en de Bijbel’ geven dit boek anno 2010 een unieke plaats.

Zijn er kanttekeningen bij te maken? Ongetwijfeld; in alle bescheidenheid noem ik er twee. In de literatuurwetenschap mag Achterberg beslist geen christelijk dichter genoemd worden; al die christelijke beelden zijn slechts metaforen, bijvoorbeeld voor de dichter en het dichterschap (visie van onder anderen prof. Dorleijn). Natuurlijk weet De Gier dat ook, maar kennelijk durft hij toch een andere visie te verdedigen. Bij een eventuele bespreking in een seculier blad zou dit onmiddellijk tot een hevig debat leiden. Dezelfde discussie heeft zich ook afgespeeld rond de poëzie van Martinus Nijhoff.

Op dit punt moeten we heel behoedzaam zijn (denk aan het totaal misplaatste gebruik in christelijk Nederland van een gedicht als ‘O, Man van smarten met den doornenkroon’ van de volstrekt areligieuze Willem Kloos, die dat schreef voor een vriend). Misschien kunnen we veel discussiestof vermijden door niet te spreken over ‘christelijke poëzie’, maar over poëzie van een christen (ook al een oud dispuut).

Nieuw genre

De tweede opmerking is meer een suggestie. Sinds enkele decennia hebben we in de literatuur een nieuw genre, het zogenoemde niet-fictionele proza (van onder anderen Suzanna Jansen, Geert Mak en Annejet van der Zijl).

Binnen het kader van De Gier denk ik dan aan Ararat van Frank Westerman, een indringend boek over de juistheid van het loslaten (beter: wegglijden van) de christelijke opvoeding. Misschien biedt dit een mogelijkheid voor een tweede druk? Die gun ik dit boek graag; mijn aantekeningen zijn niet meer dan krabbels in de marge bij deze eminente studie. Van harte aanbevolen.

P. Schot

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Literatuur bijbels getoetst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's