Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waartoe zijn we gemeente?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waartoe zijn we gemeente?

Vraag naar Ipad is groter dan vraag naar God

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arnon Grunberg, een van de meest productieve auteurs van de moderne Nederlandse literatuur, schrijft op de voorpagina van de Volkskrant een korte, dagelijkse rubriek. Onder de titel ‘God’ doet hij op 28 december verslag van kerstavond.

‘Vrijdagavond woonde ik voor het eerst een nachtmis bij. Ik was teleurgesteld dat er helemaal niets in het Latijn werd voorgedragen. De preek van de sympathieke pastoor deed meer denken aan mild humanisme dan aan katholicisme. Over God werd niet gerept. De Heiland kwam als baby in een bijzin ter sprake en Maria was helemaal weggemoffeld.’

Blijkbaar had Grunberg verwachtingen met betrekking tot zijn kerkbezoek. Maar die verwachtingen gingen niet in vervulling. Datgene waar de kerk voor zou moeten staan, kwam niet aan bod. Verderop in zijn stukje maakt Grunberg in twee zinnen ook nog duidelijk hoe het zijns inziens met de ruimte voor het geloof in God is gesteld in onze westerse cultuur. Hoe welvarender de mens, hoe kleiner de behoefte aan God. In de wedkamp tussen God en de iPad, staat de iPad voor.’

Het zijn slechts een paar zinnetjes in het ochtendblad, maar ze tekenen scherp de situatie. De vraag naar God verliest het van de vraag naar de nieuwe iPad. En wanneer je dan de moeite neemt om naar de kerk met die sympathieke voorganger te komen, gaat het dan ook nog echt over God?

In Drieluik, het maandblad van de protestantse gemeente Amersfoort, – een van de weinige kerkbladen die actief aan opinievorming doen – staat een gesprek van Koos van Noppen met ds. D. Looijen (oud-directeur van de IZB en sinds vorig jaar verbonden aan de Adventkerk) en hoogleraar praktische theologie H. de Roest over de toekomst van de kerk. Is het met de kerk een aflopende zaak of valt er nog iets meer te zeggen?

De Roest ziet op termijn de organisatorische vitaliteit van de kerk afnemen onder andere door vermindering van het aantal predikantsplaatsen. Verder wordt het moeilijker kerkenraadsleden te vinden en andere vrijwilligers die het gemeentewerk dragen.

‘Tegelijkertijd zie ik echter nu al verrassend veel vernieuwing. In de liturgie: in de keuze van liederen en teksten, en in ruimte voor getuigenis. Verrassend vind ik ook de wijze waarop kerken bondgenoten vinden: samenwerking met maatschappelijke organisaties in de wijk geeft her en der een nieuwe impuls aan het gebruik van het kerkgebouw. (…)

Dick Looijen, betrokken bij het landelijk kerkenwerk (visitatie) herkent veel van de waarnemingen van De Roest. ‘Mij valt op dat de kerk het in diverse provincies moeilijk heeft: Groningen, Friesland, Noord-Holland, Brabant, Limburg en Zeeland. De kerk implodeert daar. De klassieke structuur van kerkenraad, classis, et cetera staat zwaar onder druk. In zo’n situatie zijn er altijd mensen die niet bij de pakken neerzitten en op zoek gaan naar nieuwe vormen. Maar over welk soort kerk hebben we het dan? Gaat het dan nog over de viering van het heil, de sacramenten, en over de kanten van het evangelie die niet goed ‘in de markt liggen’? Kun je op die nieuwe vormen nog ‘kerk’ noemen of zijn het eerder uitingen van een religieuze beweging? Is het alleen maar ‘mijn verhaal’, ‘mijn ervaring’ of is er nog een verbinding met de algemene - katholieke - kerk? Precies om die reden ontstaan er ook veel interne spanningen, als mensen zeggen: Het is mijn kerk niet meer...’

De Roest: ‘Er zullen altijd kernen blijven bestaan van aan Christus toegewijde mensen. Misschien zijn er gemeenten bij die louter uit ouderen bestaan – niet heel verwonderlijk trouwens, in een vergrijzende samenleving. Zij houden de traditie gaande, het geloof levend, in de diensten en de viering van de sacramenten. Het kan niet zo zijn dat het traditionele aanbod wordt vervangen door een aanbod voor zoekers. Het bestaat naast elkaar.’ Momenteel werkt De Roest aan een handboek voor kerksluiting. ‘Onder druk van exploitatietekorten ontdekken gemeenten hoe ze veel efficiënter kunnen omgaan met hun gebouw. Door het doordeweeks bijvoorbeeld te benutten als een verenigingsgebouw of Kulturhus.’

Looijen: ‘Dat lijkt mij toch vooral creatieve behendigheid en nieuwe zakelijkheid. Wat mij het meest zorgen baart, als het gaat over de toekomst van de kerk, is het feit dat onze samenleving helemaal niets met God heeft. Waarom zou ik op een bepaalde manier moeten gaan geloven? Waarom zou ik naar de kerk gaan? Als ik een goeie baan heb, met daarnaast wat sportactiviteiten en zo nu en dan een leuke vakantie, wat moet ik dan nog meer? Het verhaal van God sluit nergens aan bij de dagelijkse levenservaring van mensen. God is een fictie; Hij bestaat nog louter in de hoofden van sommige gelovigen. Als dat de dominante sfeer in de cultuur is, hoe gaan we daar dan in de kerk mee om? Gaan we dan in de marge leuke dingen doen voor zoekers? Of moeten we realistisch zijn en vooral zien te houden wat we hebben?’

'Nu ik weer gemeentepredikant ben (…) valt me op dat niet alleen jongeren, maar ook ouderen met heel existentiële geloofsvragen worstelen. Tijdens een gesprekskring lees ik met hen de verhalen van Abraham. Dan stellen ze vragen als: Kan God wel spreken? Is Hij er überhaupt wel? Die existentiële twijfel dringt door in alle generaties. Ik ben er wel van geschrokken hoe de overdracht naar de volgende generaties stokt, door het onvermogen van mensen om hun eigen geloof te verwoorden. Ik zie ze bij bosjes uit de kerk verdwijnen, de 13-, 14-jarigen. Hoe krijg je de nieuwe generatie mee in een cultuur waarin de afwezigheid van God de norm is? Hoe kunnen we het geloof opnieuw, fris verwoorden, zodat ze het kunnen integreren in het dagelijks leven, als relevant voor ons werk, onze relaties? De belijdenis van Gods aanwezigheid is zeer aangevochten, ook onder predikanten. Tegen alles in blijven we geloven, preken, catechiseren, tegen de klippen op. Maar met een sterke onderstroom: we gaan het verliezen…. We zitten op een zinkend schip. Terwijl ik er voluit in geloof: het evangelie is een ijzersterk verhaal.’

De Roest: ‘De kwetsbaarheid en broosheid van het geloof, en het verdampen van de kerkelijke aanwezigheid in sommige provincies plaatst ons frontaal voor de vraag: Waartoe zijn we eigenlijk gemeente? Waar zien we de Geest van God werkzaam in onze omgeving, in onze wijk? Kunnen we daar een verbinding mee maken? Hoe kunnen we op een missionaire wijze kerk zijn? Ook al lijkt het klein en zwak en stelt het in de ogen van veel Nederlanders niets voor – het is niettemin betekenisvol dat kerkenraden en gemeenten daarmee aan de slag gaan.’ (…)

De Roest: ‘Het gaat erom dat we weer leren de taal van de ziel te spreken en diepere gevoelslagen aanboren. Gisteren hield ik een lezing voor zestig kerkelijk betrokken mensen. Na afloop de vraag: kunt u in de intimiteit van kleine groepjes vertellen wat in uw relatie tot de kerk een gouden moment is geweest. Het kwam tot een prachtige uitwisseling. Na afloop zeiden ze: wat was dit kostbaar! Het vertellen van geloofservaringen, aan onbekenden. (…) Zo zou je in de kerk veel meer moeten spreken met elkaar. Ook naar je kinderen. Vanuit de gedachte ‘We moeten onze kinderen vrijlaten’ zijn ouders terughoudend geweest om in de opvoeding de betekenis van geloofservaringen te laten zien. Voor ons zijn de getuigenissen van anderen toch ook belangrijk geweest, op de weg naar geloof ? Levende getuigen zijn essentieel voor de toekomst van het christelijk geloof.

Over de toekomst van de kerk ben ik sceptisch, maar niet zonder hoop. Scepsis, omdat ik de kansen niet groot acht dat we duurzame relaties kunnen creëren met allerlei ‘spirituelen’. De kerk experimenteert echter op allerlei plekken met cursussen voor belangstellenden, inwijdingstrajecten. Dat biedt nieuwe mogelijkheden. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de aanbieders geloofwaardig zijn, zodat hun woorden in lijn is met hun gedrag. De kerk zal altijd een open deur moeten hebben voor zoekers. Zelf zal ze moeten leven uit het geheim van het evangelie, de toewijding, vanuit Christus’ presentie. In kleine kernen. Daarbij komt er op aan om ruim tijd te nemen om het geloofsgesprek te beoefenen, op alle plaatsen waar het maar gepast is. Bijvoorbeeld aan het begin van elke vergadering.’

Looijen: ‘We zullen de vrijblijvendheid voorbij moeten komen, want die is dodelijk voor de voortgang. De lat mag best hoog liggen: als je hier lid wil zijn, vraagt dat wat van je. Ik ben bijvoorbeeld geneigd om bij de start van de catechese te zeggen: ik verwacht dat je alle keren komt. Afwezig zijn kan alleen als je een zwaarwegende reden hebt, die mail je me dan. Dat is spannend, want we willen geen gemeente waarin we elkaar op allerlei punten de maat nemen. Er moeten ruimte blijven voor vreemde vogels die ‘achter de pilaar’ willen zitten, eerst de kat uit de boom kijken. Maar ondertussen mag wel duidelijk zijn dat de betrokkenheid bij de kerk en het geloof geen vrijblijvende zaak is.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Waartoe zijn we gemeente?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's