Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genezen als teken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genezen als teken

Jakobus en ziekenzalving [2, slot]

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Helaas blijven mensen soms ongeneeslijk ziek of komen ze te overlijden. Een genezingsgarantie, zoals bij de ziekenzalving in Jakobus, is in de Bijbel exclusief verbonden aan het optreden van Jezus’ gezanten.

Op basis van exegese valt te betogen dat het zalven met olijfolie uit Jakobus 5:14- 15 moet worden opgevat als genezingsgarantie bij ernstige, ongeneeslijke ziekte. De bijzondere volmacht tot genezen was voorbehouden aan Jezus’ gezanten, zoals de twaalf apostelen en de oudsten van Jeruzalem. Daarom plaatsen wij vraagtekens bij het tegenwoordige gebruik van ziekenzalving in protestantse kringen of van het laatste oliesel in de rooms-katholieke traditie. Hiermee is nog niet alles gezegd. Er blijken zich naar aanleiding van de door ons ontwikkelde uitleg verschillende vragen voor te doen. We kiezen vier punten die we graag nader willen toelichten in vraag- en antwoordvorm.

Wonderen
Maar er kunnen ook tegenwoordig toch nog wel (genezings)wonderen gebeuren?
Dat ontkennen wij niet, integendeel. God kan genezing geven op het gelovige gebed. De moderne gezondheidszorg heeft veel mogelijkheden, maar niet alles in het leven is maakbaar. Gelukkig heeft het gebed van een rechtvaardige veel kracht en het werkt. Zulk bidden om genezing past volgens ons dan bij de derde gebedssituatie van Jakobus (5:16). En ook in onze tijd gebeuren er nog wonderen. Maar het punt dat wij willen maken, is dat genezing nu niet meer gegarandeerd wordt. Jezus genas iedere zieke die bij Hem kwam. En Hij maakte hen volkomen gezond (zie bijvoorbeeld Matth.14:36). Dat is tegenwoordig anders. Helaas blijven mensen soms ongeneeslijk ziek of komen te overlijden. Een genezingsgarantie, zoals bij de ziekenzalving in Jakobus, is volgens ons in de Bijbel exclusief verbonden aan het optreden van Jezus’ gezanten. Alleen bij de Twaalf, de Zeventig en de Zeven lees je over een volmacht om iedere ziekte en elke kwaal te genezen (Matth.10:1;Luk.10:9). En het was te wijten aan hun eigen ongeloof, wanneer ze daarin bij uitzondering niet succesvol bleken (Matth.17:20;Mark.9:29). Ook de gave om te genezen waarover Paulus aan de Korinthiërs schrijft (1Kor.12:9 en 28-30: ‘gaven van genezingen’) was blijkbaar niet iedereen gegeven. De apostel zegt er immers bij dat we niet allemaal apostel, profeet of leraar zijn. Bovendien waren er in de Korinthische gemeente op een gegeven moment veel ziekte- en sterfgevallen (1Kor.11:30). Mogelijk doelt Paulus op de ‘gewone’ geneeskunst, om mensen van verschillende ziekten te kunnen genezen door een passende medische behandeling1; of misschien denkt hij aan het vermogen om te genezen dat hij zelf als apostel ontvangen had. In ieder geval noemt Paulus in 2 Korinthiërs 12:12 onder meer (genezings) wonderen als een van de tekenen waaraan je een echte apostel kunt herkennen.

Redden van ziekte
Waarom wordt vers 19-20 van Jakobus 5 niet besproken?
Daar lijkt ‘redden’ (sooizein) de betekenis te hebben van: uitredding uit zonde en oordeel. Pleit dit niet met terugwerkende kracht voor de geestelijke interpretatie van het gezond worden uit vers 15?

Heel het laatste hoofdstuk van Jakobus staat inderdaad in het teken van de komst van de Heere. God doet recht aan allen die het Koninkrijk verwachten. Dus zegt Jakobus twee dingen: Hem aanroepen (vs.12-18) en je broeder of zuster die dat niet doet terugroepen (vs.19-20). Het is duidelijk dat deze dingen niet los van elkaar staan. Er zijn letterlijke overeenkomsten tussen beide passages: ieder onder u, redden, zondaar en zonden. Toch gebruikt Jakobus wel een nieuwe aanspraak: ‘broeders en zusters’. Als Jakobus de aanhef ‘broeders en zusters’ gebruikt, begint hij een nieuw onderwerp (zoals in het laatste hoofdstuk van zijn brief bij 5:7, 5:12 en 5:19). Het Griekse werkwoord sooizein betekent: redden, verlossen. De context geeft aan waarvan iemand verlost zal worden. Aangezien het in 5:14-15 gaat over iemand die ernstig ziek is, hebben we daar gekozen voor de betekenis ‘redden van ziekte, namelijk genezen’. Nu kan men tegenwerpen: ‘Ja, maar het gaat om een gelovig gebed. De ernstig zieke zal misschien wel dwars door de dood heen verlost worden van z’n ziekte en ook verlost worden van zonde en oordeel.’ Met dit argument zou men ‘redden’ kunnen vertalen. Toch kiezen wij voor de vertaling ‘genezen’. In de eerste plaats omdat het zalven van zieken behalve in Jakobus 5:14 nog slechts een keer in het Nieuwe Testament voorkomt, namelijk in Markus 6:13. Daar staat: ‘Ze (de Twaalf ) dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen.’ Bij die ziekenzalving vat iedere exegeet de olie op als geneesmiddel, want dat is overduidelijk. In de tweede plaats gaat het in Jakobus 5 weliswaar om iemand die ernstig ziek is, maar niet elke ongeneeslijk zieke ligt ook op sterven. De patiënten die bij Jezus of bij zijn gezanten gebracht werden, waren onder anderen blinden, doven, verlamden en mensen met huidvraat. Zij werden door Jezus of door zijn gezanten verlost van hun ziekte: ze werden genezen. Dan is er nog een derde en laatste reden waarom we niet ‘redden’, maar ‘genezen’ vertalen in 5:15. Over terugwerkende kracht gesproken: Jakobus sluit zijn brief af door terug te komen op het begin. Daar had hij gezegd dat iedereen in verleiding komt door zijn of haar eigen begeerte; het is de menselijke begeerte die zonde baart en zonde leidt tot de dood (Jak.1:14- 15). Wat Jakobus zelf met zijn brief beoogt, moeten de lezers voor elkaar doen: iemand uit hun midden die op een dwaalweg is geraakt, terugroepen. In 5:15 stond dat God de ernstig zieke zal genezen en laten opstaan. Maar volgens 5:19-20 is niet God degene die redt, maar de broeder of zuster van het verdwaalde gemeentelid. Wie afdwaalt van de waarheid, bevindt zich op een heilloze en doodlopende weg. Het ging in vers 15 dus om redding van ziekte, terwijl vers 20 spreekt over redding uit de geestelijke dood (Grieks: soosei psuchèn autou ek thanatou), de eeuwige ondergang die een zondaar bedreigt vanwege het komende oordeel. Verantwoordelijkheid voor elkaar binnen de gemeente brengt met zich mee dat we bidden voor elkaar, elkaar zonden belijden en dat we iemand die op een dwaalweg is geraakt, terugroepen.

Verhoudingen
Kan het begin van vers 16: ‘en bid voor elkaar om genezing’ vanwege de combinatie met schuldbelijdenis niet worden opgevat als bidden voor de geestelijke gezondmaking van de gemeente, die misschien als gevolg van verstoorde verhoudingen was verziekt?
Dat lijkt ons niet erg waarschijnlijk. In vers 14-15 ging het om individuele gemeenteleden (‘iemand van u’), aan wie de oudsten alleen in het geval dat iemand in zonde geleefd heeft behalve genezing ook kwijtschelding van hun schuld mogen schenken in de naam van de Heere. Dat de gemeente aan een collectief probleem zou lijden dat door Jakobus wordt aangepakt, zoals Paulus deed bij de Korinthiërs met hun partijschappen, valt niet te bewijzen. In de gemeente van Korinthe werd men trouwens juist niet genezen: velen bleven zwak of ziek en er waren velen gestorven (1Kor.11:30). Bovendien is het Griekse werkwoord iasthai, zoals wij al opmerkten, een medische term. In de Evangeliën wordt deze term ook altijd gebruikt voor lichamelijke genezing van allerlei patiënten. Alleen in het Jesajacitaat ‘Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou Ik hen genezen’ (Matth.13:15, Joh.12:40 en Hand.28:27) is ‘genezen’ beeldspraak, maar dan wel gebaseerd op een vergelijking van zonde met ziekte (zie voor deze vergelijking ook Hebr.12:13 en 1 Petrus2:24). Als we voor elkaar bidden om genezing, zoals Jakobus voorschrijft, dan vragen we voor onze zieke gemeenteleden om herstel van hun gezondheid.

Tekens
In Markus 16:17-18 staat toch duidelijk dat gelovigen wondertekens (onder andere genezing van zieken door handoplegging) zullen doen?
Nee, dat staat er niet duidelijk. De NBV luidt als volgt: ‘Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen; in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal hun dat niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’ Terecht vertaalt de NBV hier: degenen die ‘tot geloof zijn gekomen’. Maar dat degenen die tot geloof zijn gekomen herkenbaar zullen zijn aan de volgende tekenen, is meer een exegese dan een vertaling. De Willibrordvertaling zegt dat genoemde tekens degenen die tot geloof gekomen zijn zullen ‘begeleiden’, dat die hen onderweg zullen vergezellen (Grieks: parakolouthein). Het gaat dus om begeleidings- en herkenningstekens. Ter begeleiding en herkenning van de gelovigen uit alle tijden of van de mensen uit de begintijd die tot geloof gekomen zijn? Wij denken het laatste en wel om vijf redenen:
a. De tekens gaan niet voorop, maar ze begeleiden, ze gaan mee. Er gebeuren wonderlijke dingen in de omgeving van gelovige verkondigers die onderweg zijn. Dat laatste staat in Markus 16:20a: ‘en zij gingen op weg om overal het goede nieuws bekend te maken.’ Bij de verbreiding van het Evangelie zullen ze ondersteund worden door de genoemde tekens.
b. De tekens waren allereerst bedoeld voor de elf, aan wie de Opgestane verschenen was (vs.11). Zij moesten zelf nog overtuigd worden en groeien in geloofsvertrouwen. Elf is twaalf min de ongelovige Judas.
c. Het Grieks heeft hier niet het zelfstandig naamwoord ‘de gelovigen’ (dan zou er tois pistois moeten staan), ook geen tegenwoordig deelwoord zoals ‘de gelovenden’ (dan zou er tois pisteuousin moeten staan), maar het voltooid deelwoord in de aoristus (tois pisteusasin): ‘de mensen die tot geloof zijn gekomen’, namelijk door middel van anderen: tot geloof gebracht door het getuigenis van Jezus Christus en zijn gezanten.
d. Wie de tekens precies zal doen, wordt in het midden gelaten. In ieder geval de elf, die aangesproken en eropuit gestuurd worden. Tegelijk is hun Heere in de hemel die deze tekens laat volgen (Grieks: ep-akolouthein) om de verkondiging kracht bij te zetten (vs.20b). Het slot van Markus geeft een soort vooruitblik op de Handelingenperiode. En daar zijn het de gezanten van Jezus Christus die genezingen doen. Niet alle gelovigen doen alles en altijd.
e. In Hebreeën 2:4, terugblikkend op de Handelingenperiode, vertaalt de NBV terecht een verleden tijd. De redding is begonnen met het spreken van de Heere; zijn woorden werden voor ons bevestigd door degenen die ze hebben gehoord (waarschijnlijk zijn de apostelen bedoeld als unieke oor- en ooggetuigen), terwijl God zelf met hen meegetuigde door tekenen en wonderen. Toen de brief aan de Hebreeën geschreven werd, behoorde dat al tot het verleden2.
Kortom, net zomin als in Markus 16:17-18 wordt beloofd dat wij slangen kunnen oppakken en dat het ons niet zal deren als wij een dodelijk gif drinken, net zomin wordt daar beloofd dat wij zieken weer gezond zullen maken.


Noten:
1 A.A. Teeuw, ‘Gave van gezondmakingen’, in: De Waarheidsvriend 24 juni 2010. Zulke ‘gewone’ genezingen waren er ook in de vroegchristelijke kerk, evenals wondergenezingen (zonder medische behandeling) die plaatsvonden op het gelovige gebed. Maar dan gold géén genezingsgarantie.

2 Kerkvaders als Ireneüs en Origenes, aan het eind van de tweede en het begin van de derde eeuw, zagen nog enkele sporen van genezingen en dodenopwekkingen; maar Eusebius, begin vierde eeuw, kon dat al niet meer uit eigen waarneming bevestigen.

Verder lezen:
-Ambten in de apostolische kerk. Een exegetisch mozaïek. door J. van Bruggen, uitg. Kok, Kampen, 1980
-Jakobus. Brief van een broeder, door L. Floor, (CNT) uitg. Kok, Kampen, 1992
-‘Anointing in the New Testament’, door Jeffrey John, in: The Oil of Gladness. Anointing in the Christian Tradition, eds. Martin Dudley and Geoffrey Rowell, uitg. SPCK, Londen, 1993, 46-76
-M.C. Mulder, ‘Ziekenzalving, opnieuw geboden?’, door M.C. Mulder, in: Nader Bekeken 10, 2003, 82-84
-Vergeving en genezing. Ziekenzalving in de christelijke gemeente, door M.J. Paul, uitg. Boekencentrum,
Zoetermeer, 1997
-Genezing op het gebed? Over ziekte en gezondheid, ziekenzalving en bezetenheid, door A.A. Teeuw, uitg. Groen, Heerenveen, 2002
-‘Wie kan genezen als Hij?’, door Klaas de Vries en Hans van Benthem, in: Meer dan genoeg. Het verlangen naar meer van de Geest, eds. H. ten Brinke, J.W. Maris e.a., uitg. De Vuurbaak, Barneveld, 2004, 95-111

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Genezen als teken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's