Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kohlbrugges ‘schedelpreek’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kohlbrugges ‘schedelpreek’

De Heiland, dragende Zijn kruis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kohlbrugge heeft het leven van de gelovige is kernachtig samengevat als de geschiedenis van een mens die hardnekkig zondigt en die slechts door de hardnekkigste liefde gered wordt.

Het lijden en sterven van onze Heere Jezus Christus is het grootste betoon van deze liefde. Zoals J.S. Bach als componist in zijn Matthäus-Passion op een onnavolgbaar diepzinnige wijze het lijden en sterven van onze Borg vertolkt, doet dr. H.F. Kohlbrugge dit als prediker in zijn ‘Lijdenspreeken’. Deze achttien preken zijn gehouden in de jaren 1847, 1848 en 1849. De inhoud is nog steeds actueel en verrassend. Jaarlijks lees ik deze preken en iedere keer kom ik opnieuw onder de indruk hoe Kohlbrugge op een aangrijpende wijze de hoogten en diepten van het lijdensevangelie onder woorden weet te brengen. Wanneer je let op de liturgie, valt op dat de prediker uit Elberfeld een voorliefde had voor het lied ‘O Lamm Gottes, unschuldig’. Gedurende de lijdensweken liet hij dit lied zingen tijdens de eredienst, hetzelfde lied dat in het openingskoor van de Matthäus-Passion als een belijdenis opklimt.

Zijn kruis
In de tiende preek uit deze bundel staat Kohlbrugge stil bij de woorden uit Johannes 19:16b en 17: ‘En zij namen Jezus, en leidden Hem weg. En Hij, dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats genaamd Hoofdschedelplaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha.’ Boven deze preek staat: ‘De Heiland, dragende Zijn kruis.’ Kohlbrugge mediteert indringend over de woorden: de Heiland droeg Zijn kruis en stelt ons de vraag: ‘Was het dan niet ons kruis?’ Inderdaad, ‘het was ons kruis, maar zo wij het hadden moeten dragen, wij zouden op het zien van zo’n kruis zijn gestorven.’ Maar dan lezen we over het grote wonder, die wonderlijke ruil: mijn kruis werd Zijn kruis. ‘En nochtans, Zijn kruis, al is het ook mijn kruis; want ik heb verdiend, de vloek, de eeuwige schande, de eeuwige smaad te dragen, en daaronder voor eeuwig om te komen, – nochtans: Zijn kruis! Zó heeft het de eeuwige liefde behaagd! Wat het mijne is, werd het Zijne; wat het Zijne is, werd het mijne.’

Schedelpreek 
De preek eindigt met een markant fragment over een schedel. Dat is de reden waarom deze preek ook wel de ‘schedelpreek’ wordt genoemd. ‘Daarom, wanneer ik sterf, – ik sterf echter niet meer, – en iemand vindt mijn schedel, zo verkondige hem deze schedel nog: ik heb geen ogen, nochtans zie ik Hem; ik heb geen hersenen, geen verstand, nochtans omvat ik Hem; ik heb geen lippen, nochtans kus ik Hem; ik heb geen tong, nochtans zing ik Hem lof met u allen, die Zijn Naam aanroept. Ik ben een harde schedel, nochtans ben ik zeer week gemaakt en gesmolten in Zijn liefde; ik lig hier buiten op het kerkhof, nochtans ben ik in het Paradijs! Al het lijden is vergeten! Dat heeft Zijn grote liefde teweeggebracht, toen Hij voor ons Zijn kruis droeg en uitging naar Golgotha.’ Verschillende malen is deze passage geciteerd. De biograaf van Kohlbrugge, Hermann Klugkist Hesse, besluit zijn boek met dit gedeelte uit deze preek. Het is ds. W.A. Hoek (1885-1975) geweest die dit fragment uit deze ‘schedelpreek’ in berijmd en metrisch Nederlands heeft vertolkt. Deze predikant is een bekende uit de kring van ‘vrienden van Kohlbrugge’; hij heeft destijds diverse bijdragen geleverd voor het ‘Kerkblaadje’. Verder is hij de schrijver van het boekje ‘H.F. Kohlbrugge, de onheilige heilige’. Twee keer staat in deze publicatie dit onderstaande gedicht te lezen onder de titel ‘Levenslied’. De vertolking van ds. Hoek is als volgt:

Wanneer ik eens gestorven ben,
– maar ik zal nimmer sterven –
en iemand vindt mijn schedel dan,
die alle licht moet derven;

dan predike die schedel nog:
ik zie Hem zonder ogen,
ik mis verstand, toch grijp ik Hem,
zal eeuwig Hem verhogen.

Ik heb geen lippen en geen tong,
maar kus Hem, mag Hem loven
met de belijders van Zijn Naam
op aarde en hierboven.

Ik, hard en dood, ben wonderbaar
versmolten in Zijn liefde,
want Hij ging uit naar Golgotha,
waar ’t zwaarste leed Hem griefde.

Ik ben hier ver van ’t Paradijs,
op sombere dodenakker,
toch leef ik ’t volle leven nu;
Zijn liefde riep mij wakker.

Ik ben een dorre schedel slechts,
maar alles trilt van ’t leven,
dat Zijne liefde wonderbaar,
mij, arme, wilde geven.

En alle leed is nu voorbij,
omdat Hij, wreed geslagen,
de vloek van zonde en van dood
voor mij heeft weggedragen.

In dit diepzinnige gedicht wordt het paradoxale karakter van het geloof onder woorden gebracht. Boven alle schijnbare tegenstrijdigheid uit en tegen alle ervaring in is er het nochtans van het geloof dat altijd de overwinning behaalt.

Allergrootste zondaar
In deze indrukwekkende preken benadrukt Kohlbrugge vooral het feit dat Christus waarachtig mens is. Hij treedt in de plaats van de zondaar en wordt zonde voor ons gemaakt en zo doet Hij de wil van Zijn Vader. Op Golgotha zien we dat Gods heilig gericht over Jezus wordt voltrokken tot in de dood. Hij neemt daar de zonde van de wereld voor Zijn rekening. Hij stierf opdat wij leven zouden. Kohlbrugge vat dit diepe mysterie samen met: ‘De Heere stierf aan het kruis als de allergrootste zondaar, als de allergoddelooste en allersnoodste zondaar; Hij stierf aan het kruis als de zondaar, als de enige zondaar. Geen van allen, die God van eeuwigheid had verkoren, was op dat ogenblik zondaar, maar God legde hun zonde op Zijn heilig Kind Jezus. Hij stond alleen voor Zijn rechterstoel als Degene, Die Zijn verbond had overtreden. Hij stond daar alleen, om alle leed, pijn en smart, voortkomende uit de rechtvaardige toorn Gods tegen de zonde, aan lichaam en ziel te ondergaan met eeuwige pijn. En daarom moet Hij sterven de allersmadelijkste en meest vervloekte dood, de dood aan het kruis.’ In De leer des heils stelt Kohlbrugge de vraag: ‘Hoe is door de dood van Christus de zonde uit het midden weggedaan?’ Hij geeft dan als antwoord: ‘Omdat Hij was, wat wij waren, een Mens in onze plaats, heeft Hij onze zonden, onze afval van God, onze vijandschap en ons tegenstreven tegen God en onze verdraaidheid in Zijn lichaam op het kruis gedragen, aan hetwelk Hij daarvoor leed en stierf. Want wat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde gestorven.’ En op de vraag voor wie Christus gestorven is, antwoordt hij: ‘Voor mij en alle zondaren, die anders niet weten waar elders wij leven vinden en vandaan halen moeten.’ De prediker uit Elberfeld komt ook nu tot ons met deze rijke boodschap en wijst ons erop dat we genoeg hebben aan het geloof, dat Christus onze volkomen Zaligmaker is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Kohlbrugges ‘schedelpreek’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's