Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.A. Speelman
Biechten bij Calvijn. Over het geheim van heilig communiceren. Uitg. Groen, Heerenveen; 600 blz.; € 29,95.
Boete en biecht spelen van meet af aan een centrale rol in de Reformatie van de zestiende eeuw. De eerste van Maarten Luthers 95 stellingen van oktober 1517 luidde: ‘Toen onze Heere en Meester Jezus Christus zei: Doet boete (Matt. 4:17) enzovoort, wilde Hij dat het hele leven van zijn gelovigen een voortdurende boete is.’ Anders dan Luther wilde Johannes Calvijn niet weten van de biecht als sacrament. Niettemin ziet ook hij een zeer nauwe band tussen het heilig avondmaal en wat hij noemt ‘de christelijke biecht’. In een lijvig boek heeft dr. Speelman, die in 1994 promoveerde op een dissertatie over Calvijn en de zelfstandigheid van de kerk, onderzocht in welke mate Calvijns visie op biechten en tucht aansluit bij de middeleeuwse biechttheorie en praktijk. Kerkelijke tucht is voor Calvijn een existentiële zaak, omdat de dienaar van het Woord verantwoordelijk is aan wie hij het sacrament uitdeelt: ‘Want dit is volkomen waar dat iemand aan wie de bediening van het sacrament is toevertrouwd, indien hij willens en wetens een onwaardige toelaat die hij met recht had kunnen afwijzen, zich evenzeer schuldig maakt aan heiligschennis als wanneer hij het lichaam van de Heere aan de honden zou voorwerpen’ (Institutie 4.12.5). Speelman onderscheidt vijf etappes waarin Calvijn getracht heeft de boete en biecht gestalte te geven. De eerste periode begint in september 1536 en eindigt met de tijdelijke verbanning uit Genève in 1538. In de kerkordelijke artikelen staat de heiligheid van het avondmaal hoog op de agenda. Calvijn zou het avondmaal graag frequent vieren, maar de stadsraad beperkt dit tot viermaal per jaar. Wanneer na de gerezen spanningen op weg naar het paasfeest van 1538 de predikanten weigeren het avondmaal te bedienen, volgt de verbanning. De tweede periode betreft Calvijns predikantschap in de Franstalige vluchtelingengemeente in Straatsburg (1538-1541). Voorafgaand aan de avondmaalsviering moeten de gelovigen een gesprek met de predikant of diens vervanger voeren. Calvijn had wel iets uit te leggen aan zijn geestverwanten, omdat zij hierin een verkapte vorm van de paapse biecht meenden te herkennen. De loop van het verhaal wordt onderbroken door een meer dan 100 pagina’s tellend intermezzo over de middeleeuwse biecht. Centraal staat canon 21 van het vierde Lateraans concilie van 1215: ‘Laat iedere gelovige van beide seksen, nadat hij tot de jaren van onderscheid is gekomen, zelf al zijn zonden tenminste eenmaal in het jaar trouw belijden voor zijn eigen priester en laat hij naar beste krachten ernaar streven aan de opgelegde boete te voldoen.’ In dit hoofdstuk wordt ook gekeken naar het Ierse kloostersysteem. Ik ben er niet van overtuigd dat er zulke directe lijnen lopen tussen de Ierse kloostersamenleving en de Geneefse stadssamenleving als de schrijver wil doen geloven. De volgende fase in Genève begint met Calvijns tweede verblijf in Genève. Kenmerkend voor deze periode is de introductie van de ouderling, ooit door dr. O. Noordmans getypeerd als de pion waarmee Calvijn de paus schaakmat zette. Tucht wordt een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van kerk en overheid. De vierde periode staat in het teken van de strijd om het recht van excommunicatie bij het consistorie onder te brengen. De definitieve fase breekt aan in het najaar van 1557. Calvijn heeft nu een systeem gerealiseerd, waarbij de mensen geholpen worden met de meest wezenlijke zaken van het geloof: het belijden van de zonden en het ontvangen van vergeving van de zonden. De eer van God en het heil van de mens vormen de brandpunten van een ellips. Deze diepgravende studie getuigd van de indrukwekkende poging om de praktijk van de kerk der eeuwen in een proces van toetsing aan het Woord van God, te hervormen. Speelman eindigt met een gedetailleerde vergelijking van Calvijns biechtpraktijk met de middeleeuwse biecht. Tenslotte gaat het om de zekerheid van het geloof, die Calvijn miste in het rooms-katholieke systeem. Met Luther deelt hij dat de zekerheid extra nos – buiten ons, in Christus is gelegen. Veel van hetgeen hier geboden wordt is in voorgaande hoofdstukken reeds aan de orde geweest. Het boek had nog aan kracht gewonnen wanneer de centrale onderzoeksvraag scherper in het oog was gehouden.

W.H.Th. Moehn, Hilversum

---
Lammert de Hoop en Arno Bornebroek
De rode dominee. A.S. Talma. Uitg. Boom, Amsterdam, 331 blz.; € 19,90.
De sociale ellende in ons land onder de landen fabrieksarbeiders rond 1900 was niet te beschrijven. Socialisten als Troelstra en Domela Nieuwenhuis trokken zich hun lot aan, terwijl liberalen, maar ook christenpolitici en vaak ook de kerk het lieten afweten. Een min of meer vergeten figuur is echter ds. A.S. Talma (1864-1916), ethisch hervormd predikant in Heinenoord, Vlissingen en Arnhem, maar vanaf 1901 lid van de Tweede Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en van 1908-1913, ‘als autoriteit op het gebied van sociale wetgeving’, minister van Landbouw, Nijverheid en Handel in het kabinet Heemskerk. Verder was hij jarenlang bestuurder van de arbeidersbeweging Patrimonium. In de ARP was hij een buitenbeentje. Ethisch hervormd predikant en dan politicus binnen de ARP, de partij van Kuyper die onder Talma’s hervormde geestverwanten niet gezien was. Als voorvechter voor sociale hervormingen en sociale wetgeving op allerlei terrein kreeg hij bovendien zijn eigen partijgenoten niet altijd mee. Het kabinet Heemskerk was er (na korte onderbreking met het liberale kabinet- De Meester) gekomen na de val van het kabinet Kuyper in 1905, toen de ARP zwaar verlies leed en de christelijke partijen hun meerderheid verloren. Kuyper voelde zich weggejaagd en ging een lange buitenlandse reis maken. Bij terugkeer werd hij Kamerlid maar een tweede kabinet Kuyper zat er niet in. Toen kwam de al lang smeulende weerstand (‘verholen oppositie’) van Kuyper tegen de ‘christelijk-sociale’ politiek van Talma openbaar. Kuyper en diens aanhang vreesden staatssocialisme. Een door Talma voorgestelde bakkerswet, gericht tegen nachtarbeid in de bakkerijen, haalde het niet, mede door oppositie van Kuyper, die de wet een ongeoorloofde inbreuk achtte op ‘de souvereiniteit-in-eigen-kring van het huisgezin en de thuisondernemer’, maar ook door de tegenstem van de christelijk-historischen. Talma beschouwde zijn verlies als een persoonlijk drama. In eigen kring werd hij bestempeld als ‘de rode dominee’. Maar socialist was hij niet geworden. Hij keerde zich tegen de revolutiegedachte en de klassenstrijd. Zijn sociale bewogenheid had alles te maken met zijn geloof, gebaseerd op het getuigenis van de profeten inzake gerechtigheid. ‘Christelijk-sociaal’. In deze fraai uitgevoerde biografie wordt de levenslange strijd van Talma gedetailleerd voor het voetlicht gehaald. Na zijn vertrek als bewindsman was hij de gefaalde minister. Maar, laten de auteurs in hun laatste hoofdstuk weten, Talma heeft wel (mede) het vloertje gelegd voor de sociale wetgeving in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Bovendien was hij de wegbereider voor het CNV (1909). Linksom en rechtsom valt vandaag te leren van Talma’s visie op het sociale vraagstuk. Waar zou Talma vandaag staan, nu links en rechts totaal andere begrippen zijn dan in zijn tijd? De vraag is wel of de huidige (te ver doorgevoerde) verzorgingsstaat in directe lijn ligt met het streven van Talma. Maar het is goed dat zijn gedachtegoed weer voor het voetlicht is gehaald. Een schoonheidsfout in de bundel is dat steeds gesproken wordt over de Nederlands in plaats van Nederlandse Hervormde Kerk.

J. van der Graaf, Huizen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's