Luther en Calvijn en de zondag
De rustdag [2]
Het vierde gebod is een heet hangijzer; ze roept meer vragen en moeilijkheden op dan de andere geboden. Hoe verhoudt zich de zondag tot de sabbat? En hoe leggen Luther en Calvijn het vierde gebod uit?
Wanneer de reformator Maarten Luther spreekt of schrijft over het vierde gebod (in zijn telling het derde gebod), legt hij grote nadruk op de geestelijke sabbat. Hij grijpt daarmee terug op de vroegchristelijke uitleg. Het gaat om het rusten van de zondige werken van het vlees. De geestelijke sabbat beperkt zich dan ook niet tot één dag, maar omvat heel het christelijke leven. Luther legt het gebod in zijn preek over de goede werken (1520) zo uit: ‘Het gaat God er niet alleen om dat wij onze arbeid en handwerk laten rusten, maar veel meer dat wij God in ons laten werken en dat wij niet in eigen kracht werken.’ Hij onderstreept het sola gratiakarakter van het heil. De geestelijke sabbat tekent het leven van de christen. Elk verdienstelijk karakter is uitgesloten en het leven van een christen is een voortdurende sabbat.
Bevrijd
Kenmerkend voor Luther is zijn scherpe onderscheiding van wet en evangelie. Voor de christenen is het sabbatsgebod een van de geboden waarvan wij in Christus bevrijd zijn. Met grote bewogenheid waakt de reformator over de christelijke vrijheid, opdat geen menselijk juk wordt opgelegd. Het gaat hem om de christelijke interpretatie van wat God in dit gebod bedoeld heeft. Dan komt Luther zeer snel bij zijn favoriete thema: de prediking van Gods belofte. De Woordverkondiging is namelijk het fundament van de eredienst. Dát heiligt de dag en niet omgekeerd, omdat de kalender een bepaalde dag aanwijst. Wanneer we Luthers uitleg van het sabbatsgebod in de Grote Catechismus lezen, merken we dat hij het sabbatsgebod niet letterlijk uitlegt, maar de woorden leest als het gebod om een vierdag te houden. Wanneer hij dus scherp zegt dat het derde gebod ons christenen niet aangaat, dan slaat dat alleen op de sabbat. Hoewel het sabbatsgebod als wet is afgeschaft, is het toch relevant voor de christelijke gemeente vanwege de aanwijzingen voor de invulling van de vierdag.
Arbeidsrust
De rust waarover het gebod spreekt, is een menselijk gegeven. Door de zondeval is het werk met moeite belast en beladen. In Zijn genade verlicht God nu de last van de gevolgen van de zonde. ‘Dat men echter de sabbat of de zondag viert, is niet nodig vanwege het gebod van Mozes, maar ook de natuur leert dat men van tijd tot tijd moet rusten, opdat mens en dier zich verkwikken. Mozes noemt deze oorzaak ook in zijn sabbatsgebod.’ Luther relativeert in de Grote Catechismus deze bepaling door haar te beperken tot de dienstmeisjes, knechten enzovoort. Theologen hebben deze rust niet nodig, want zij zijn al dagelijks met het Woord bezig! Het gaat echter om meer dan alleen de regelmatige rust voor het lichaam van de mensen die lichamelijke arbeid verrichten. De arbeidsrust maakt namelijk kerkbezoek mogelijk, waar het Woord verkondigd wordt en gehoord kan worden. ‘Want het Woord Gods is het heiligdom der heiligdommen. (…) Al hadden wij ook het gebeente van alle heiligen of alle heilige en gewijde klederen op een hoop bij elkaar, zou ons dat niets helpen, want het zijn allemaal dode dingen, waardoor niemand heilig kan worden. Maar Gods Woord is de schat, die alle dingen heilig maakt, waardoor alle heiligen zelf geheiligd zijn. Op welke tijd men dan ook met het Woord Gods bezig is, het verkondigt, hoort, leest of overdenkt, dan wordt daardoor de persoon, de dag en het werk geheiligd, niet vanwege het uiterlijke werk, maar wegens het Woord, dat ons allen tot heiligen maakt.’
Calvijn
Een van de eerste vragen die je krijgt als je het over Johannes Calvijn en het vierde gebod hebt, gaat over het zeilen op het meer van Genève. Wie een stipte zondagsviering in puriteinse zin voorstaat, zou wensen dat het slechts een anekdote is. Ter geruststelling: het boottochtje is uiteindelijk toch niet doorgegaan. Wat is het geval? Calvijn ziet uit naar enkele dagen vakantie met zijn allerbeste vriend Pierre Viret. Eerst moet echter de Woordbediening geregeld worden en met het oog daarop schrijft Calvijn op 23 juli 1550 een briefje: ‘Ik heb vernomen dat je van plan bent te komen. Ik verzoek je dringend om op zaterdag bij ons te komen. Beter kun je het dit jaar niet treffen. Zondagmorgen zul jij in de stad preken en ik ga naar Jussy. Na het eten kom jij daar ook heen. Dan zullen we samen naar de heer van Falais gaan en daarna zullen we overvaren naar de andere oever om op het platteland tot donderdag te verblijven bij de Seigneurs de Lisle en Pommier. Wil je dan op vrijdag nog een uitstapje maken naar Tornay of Bellerive, dan zul je mij daar ook tot je begeleider hebben.’ Een betrekkelijk onbetekenend briefje, ware het niet dat de korte vakantie op zondag zou beginnen. De plannen gingen echter niet door, omdat Viret niet thuis bleek te zijn toen het briefje werd afgeleverd.
Institutie
Zesentwintig jaar is Calvijn als in maart 1536 de eerste uitgave van de Institutie bij de drukkers Thomas Platter en Balthasar Lasius in Basel van de drukpers komt. Enkele jaren tevoren – in 1532 – had hij geprobeerd met de uitgave van een wetenschappelijk commentaar op Seneca’s De Clementia de aandacht op zich te vestigen. Ondanks het geleerde karakter van dit boek kreeg hij niet de erkenning en naamsbekendheid waarop hij wel had gehoopt. De uitgave van de Institutie bezorgt Calvijn wel de internationale bekendheid. Bij de ordening van het onderwijs heeft Calvijn gebruikgemaakt van de volgorde die Luther gehanteerd heeft in de Kleine Catechismus: de Tien Geboden, de Twaalf Artikelen, het Onze Vader en de sacramenten van doop en avondmaal. Aan deze traditionele leerstof voegt Calvijn een vijfde en zesde hoofdstuk toe. In het vijfde zet hij uiteen dat de vijf overige sacramenten, die tot nu toe gewoonlijk als sacramenten werden beschouwd, geen sacramenten zijn. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de christelijke vrijheid, de kerkelijke macht en de burgerlijke regering.
Vroomheid
Calvijn stelt in het eerste hoofdstuk ook het vierde gebod aan de orde. De geboden van de eerste tafel leren ons de dingen die wij aan God verschuldigd zijn, ‘namelijk: dat wij Hem als de enige God erkennen en belijden, Hem boven alles en voor alles liefhebben, eren en vrezen, op Hem alleen al onze hoop en kracht stellen, en voortdurend Zijn hulp inroepen’. Ook het houden van de sabbat behoort tot de vroomheid en de dienst van God. Dit gebod was aan de Joden gegeven ‘voor de tijd van de ceremoniën, opdat het de geestelijke dienst van God aan hen onder de uiterlijke waarneming zou voorstellen’. Zo’n zin heeft alles te maken met Calvijns waardering van het Oude Testament. Door de komst van Christus was de sabbat niet langer nodig – althans in de uiterlijke waarneming. Christus is immers ‘het licht van de schaduwen en de waarheid van de afbeeldingen’. Aan de ceremoniën en uiterlijke gebruiken is een einde gekomen, ‘waardoor onder het onderwijs van de wet het geloof van de Joden beoefend werd’. Waar het nu op aankomt is de ‘waarheid van het gebod’. Let wel: ‘waarvan de Heere wilde dat het zowel voor ons als voor de Joden samen een blijvende geldigheid zou hebben.’
Zevende dag
Waar moeten we aan denken bij ‘de waarheid van het gebod’? Dat wij onze rust in God zoeken en afstand doen van al die werken die niet uit Gods Geest zijn. ‘Zijn bewind brengt vrede en rust aan voor het geweten.’ Deze rust is de ware sabbat en de Joodse sabbat was daar een beeld van. Daarom was de sabbat ten tijde van het Oude Testament geboden aan de zevende dag. De sabbat zal pas volledig en op de juiste manier geheiligd worden op de zevende dag, waarover de apostel spreekt in Hebreeën 4. ‘Díe zevende dag is werkelijk de laatste en de eeuwige. Ook al zijn wij, die gelovigen zijn, ten dele tot die dag ingegaan, toch hebben wij hem nog niet geheel en al bereikt. Want nu hebben wij, door het geloof, een begin gemaakt met onze rust in God. Dagelijks maken wij daarin vorderingen, zodat zij dan eindelijk volmaakt zal zijn, wanneer het woord van Jesaja vervuld zal worden (Jes.66:23), waardoor aan de kerk van God sabbat na sabbat wordt beloofd, namelijk, wanneer God zal zijn alles in allen (1 Kor.15:28). En dit heeft de Heere ons ook in de schepping van de wereld laten zien. Hij heeft haar in zes dagen voltooid, en op de zevende rustte Hij van al zijn werk. Naar zijn voorbeeld nemen wij derhalve afstand ook van onze werken. Wij zoeken onze rust in Hem en wij jagen bestendig naar deze sabbat van de zevende dag.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 2011
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 2011
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's