Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Robuust, vrolijk of juist triest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Robuust, vrolijk of juist triest

Toonsoorten in de psalmen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het maakt uit of Psalm 24 dorisch of als gewone kleine terts toonladder klinkt. ‘Al d’aard en alles wat zij geeft’ klinkt dorisch als staal, sterk en robuust. Over psalmen en toonsoorten.

Er bestaan veel tonen, maar sommige horen meer bij elkaar dan andere, als een familie. Een toonladder bestaat uit tonen die stevig bij elkaar horen. Voor de psalmmelodieën zijn de volgende toonladders gebruikt: aeolisch, dorisch, frygisch, mixolydisch, ionisch – al dan niet met ‘hypo’ ervoor. Vaak staat het in ons boekje erbij. Aeolisch klinkt erg treurig en wordt bijvoorbeeld bij Psalm 22 gebruikt, terwijl lofpsalmen als Psalm 89 meer dan eens in de vrolijke ionische toonladder staan.

Frygisch
Een frygische toonladder is bijvoorbeeld: (zie voor de notenbalk het originele pdf)
Met opzet schrijf ik de tonen in dalende richting. De Grieken, die deze toonreeksen al gebruikten, dachten hun toonladders dalend. Het verschil tussen de toonladders zit in de afstand tussen de tonen. Zit op een klavier een toets tussen twee toetsen in, dan is de afstand tussen die twee toetsen een hele afstand. Er zijn hele en halve afstanden of intervallen. De afstanden tussen de tonen bij frygisch zijn: 1-1-½-1-1-1-½ (fis-e-d-cis-b-a-g-fis).

Als voorbeeld van een frygische toonladder neem ik Psalm 17. Let op de twee tonen die horen bij de woorden ‘Ik zet’ in het derde couplet. In de meeste psalmboekjes zijn dat de noten G-Fis. Die twee noten zitten naast elkaar. In muziektermen heet deze afstand een secunde. Tussen G en Fis zit geen zwarte toets, dus is de afstand G-Fis een kleine secunde (de afstand G-F is een grote secunde). De kleine secunde waarmee Psalm 17 begint heet een frygische secunde. Kijken we naar het slot van de laatste regel, naar het woord ‘klachten’, dan komen we daar opnieuw het notenpaar G-Fis tegen. Zingen we die noten wat langzamer, dan lijkt het wel of het klagend klinkt. We spreken hier van de klagende frygische secunde. De frygische toonladder klinkt somber en triest. Dat is niet zomaar een toevalligheid, maar daar is bij de berijming bewust van gebruikgemaakt. Dat gebeurde ook bij klaag- en boetepsalmen als Psalm 51, 102 en 132. De begeleiding zal de sfeer rond die woorden en het karakter van de frygische melodie benadrukken. Zo komen onze indrukwekkende psalmen dubbel tot zijn recht.

Begeleiding
Het is voor een juist gevoel bij de psalmen wenselijk dat zowel het voorspel als de begeleiding het karakter van de toonsoort draagt. De eeuwen door zijn de oude toonsoorten in het dagelijkse leven in onbruik geraakt en herkennen we nog maar twee toonladders: majeur en mineur, grote terts of kleine terts. Soms wordt een frygische psalm in het keurslijf van een grote tertstoonladder geperst. Het zal in eerste instantie niet opvallen, maar het komt openbaar als de gemeente begint te zingen. We merken dat er iets wringt. Frygisch is nu eenmaal geen grote tertstoonladder. Een organist die de samenzang van Psalm 17 begint met een G-groot akkoord (G-BD- G) zet de gemeente naar mijn gevoel op het verkeerde been. Wil je van een melodie de toonsoort weten, kijk dan altijd naar de laatste noot. Bij Psalm 17 is dat de Fis en niet de D. Het is wenselijk – vooral bij Psalm 17 – dat een voorspel eindigt op de grondtoon, dus in het geval van Psalm 17 op de Fis (zie het voorbeeld hieronder) en vooral niet op een D (grote terts). Ook dit aspect komt het zingen ten goede.

Dorisch
Tijdens een hervormd-gereformeerde dienst zingen we gewoonlijk vijf psalmen. Grote kans dat er minstens één dorisch is, want van de 150 psalmen zijn er 55 dorisch. Dorisch moet ons dus wel bekend in de oren klinken. Of toch niet? We denken algauw dat bijvoorbeeld Psalm 24 een kleine tertstoonladder is. In een kleine tertstoonladder is zowel de terts als de sext klein, in de dorische toonladder is de sext echter groot. Een belangrijk verschil. Bij dorisch zijn de afstanden: 1-½-1-1-1-½-1. De dorische toonladder in E voor Psalm 24 ziet er zo uit: (zie voor de notenbalk het originele pdf)

Bij de dorische toonladder gaat een grote sext samen met een kleine terts. Juist die grote sext – ook wel de dorische sext genoemd – maakt een dorische psalm zo boeiend. Daardoor klinkt een dorische melodie niet als een gewone kleine tertstoonladder. Dorisch klinkt door die grote sext opvallend groot in een rij van kleine akkoorden. Dat verrast en geeft leven aan de melodie. Psalm 24 mag hoopvol klinken, zoals dat bedoeld is (zie de pijlen in onderstaande figuur).

We horen nog wat anders. Meer nog dan de ionische ladder heeft dorisch een sterk karakter en wordt nogal eens bij psalmen gebruikt die de grootheid en macht van God bezingen. Dorisch klinkt als staal en heeft karakter, is sterk en robuust. Psalm 24 als kleine tertstoonladder klinkt somberder dan ooit bedoeld was. Psalm 8, 96 en 149 zijn bij uitstek voorbeelden van hoe de dorische toonladder de kracht en macht van God in de tekst versterkt.

Hypo-dorisch
Bij Psalm 86 staat hypo-dorisch. Het geeft aan dat de afstanden tussen de tonen dezelfde zijn als in de dorische ladder, maar dat de melodie lager komt dan de grondtoon. De grondtoon van een toonladder is de toon die rust uitstraalt (hieronder aangegeven met ruitvorm). Hypo-dorisch loopt dus onder de G door. Dat ziet er zo uit: (zie voor de notenbalk het originele pdf)

Voor de beleving van een melodie komt hier een belangrijk begrip aan de orde. Vooral bij ritmisch zingen is de grondtoon – ook wel de tonica – het rustpunt, dat ook zo ervaren kan worden. Normaliter is de laatste noot van een compositie het rustpunt. Daar is alle spanning weggeëbd en treedt er rust in. Zingen we de vierde regel van Psalm 86 met nadruk iets langzamer, dan valt op dat de laagste noot, de D, juist bol staat van spanning en graag wil oplossen. Dit kun je ervaren door deze regel te zingen en te stoppen bij de D. Het klinkt dan nog niet af, er moet nog wat komen: de G. In het psalmboekje komt de hypovorm bij alle toonsoorten voor, behalve bij de frygische toonladder. Verdraagt de klagende teneur van het frygisch misschien geen ‘hoge toon’?

Volgende week: de ionische, mixolydische en aeolische toonladder

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Robuust, vrolijk of juist triest

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's