Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groot verschil door één noot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groot verschil door één noot

Toonsoorten in de psalmen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Ionische ladder klinkt even opgewekt als de Frygische treurig. Eén noot maakt een groot verschil. Over psalmen en toonsoorten.

De Ionische toonladder is voor ons heel herkenbaar. Wij noemen die de grote tertstoonladder of gewoon de ‘majeur’- toonladder. Uitgaande van hoe het klinkt zeggen wij: ‘Majeur klinkt vrolijk’. Dat kan wel kloppen. In de grote tertstoonladder zitten geen somber klinkende intervallen.

Ionische toonladder in D.

Er zijn 41 Ionische en Hypo- Ionische psalmen. Bekijken we die psalmen, bijvoorbeeld Psalm 84, 21, 32 en 150, dan valt op dat die melodieën opgewekt klinken. Niet het staalharde van de Dorische of het treurige van de Frygische toonladder, maar vrolijk. Lieflijk is eveneens een goede karakterisering (Psalm 133). De Ionische toonladder is qua intervallen het spiegelbeeld van de Frygische toonladder. Met enige abstractie kunnen we daarom zeggen dat de Ionische ladder even ‘opgewekt’ klinkt als de Frygische ‘treurig’.
Frygisch: e - 1/2 - f – 1 – g – 1 – a – 1 – b - 1/2 - c – 1 – d - 1 – e
Ionisch: > c- 1/2 - b – 1 – a – 1 – g – 1 – f - 1/2 - e – 1 – d – 1 – c

Mixolydisch
Psalm 25 begint als volgt: (zie voor de notenbalk het originele pdf)
Psalm 139 gebruikt vrijwel dezelfde noten in het begin: (zie voor de notenbalk het originele pdf)
Wie deze twee beginstukjes iso-ritmisch en langzaam zingt, voelt al direct dat er een groot karakterverschil is, ondanks het minieme verschil in noten. Ligt dat alleen aan de Fis en de F? Ja. Dat is inderdaad zo. Psalm 139 is Mixolydisch (hypo-) en Psalm 25 is Ionisch (hypo-). Die ene noot maakt inderdaad een groot verschil. Het gaat om de afstand F-G (dalend gerekend), die ook wel een septiem (afstand tussen 7 tonen) wordt genoemd.
De grote septiem Fis-G bij Ionisch is bij Mixolydisch vervangen door een kleine septiem F-G. Deze toonsafstand wordt dan ook wel de Mixolydische septiem genoemd. Mixolydisch klinkt daardoor iets ‘verstilder’, iets ‘kleiner’ dan de Ionische toonladder. In de praktijk horen we nogal eens een mengsel van toonladders. Psalm 103 wordt bijvoorbeeld als D majeur gespeeld. We lopen dan echter vast met de slotnoot, die immers bij Psalm 103 een A is.

Het begin van Psalm 103 vanuit D-grote tertstoonladder gedacht.
Het begin van Psalm 103 vanuit A-mixolydisch gedacht, geen Gis, maar een G.
Bekende psalmen in de Mixolydische toonsoort zijn Psalm 19, 27, 46, 103 en 145. In totaal zijn er 24 Mixolydische psalmen in ons psalmboekje opgenomen, al of niet met de toevoeging hypo. Wat opvalt, is dat bij Psalm 116 nauwelijks zichtbaar en hoorbaar is dat die Mixolydisch is. De Mixolydische septiem komt in de melodie namelijk niet voor. Die zou wel in de begeleiding kunnen doorklinken, zoals in onderstaand voorbeeld van Psalm 116, met de Es in plaats van de E.
Psalm 116 wordt bijna altijd gespeeld in F-grote terts (Ionisch). F majeur heeft echter één mol en F-Mixolydisch twee mollen. Juist dáár valt die kleine septiem des te harder op als we hem spelen. Mixolydisch klinkt nadrukkelijk ‘klein’ of minder vrolijk. Ondertussen lopen we tegen een eigenaardig fenomeen aan. De eerste regel van Psalm 139 wordt bij ons wel Mixolydisch begonnen, maar Ionisch-achtig geëindigd. Dat past beter in ons gehoor, denken we.

We zijn er in ieder geval aan gewend geraakt. Allerlei verhogingen zijn in de psalmmelodieën geslopen onder invloed van het langzame niet-ritmische zingen. Naar mijn idee passen die eigenaardige halve toontjes niet bij het karakter van de oorspronkelijke toonsoort, vooral als we ritmisch willen zingen. Jan Pieterszoon Sweelinck, Nederlands grootste componist, leefde in de tijd dat de psalmmelodieën in de Nederlanden geïntroduceerd werden. Hij noteerde Psalm 139 gewoon zonder verhoging, zoals de psalmenmakers van Genève dat geschreven hebben. Het Liedboek voor de Kerken hanteert eveneens de oorspronkelijke notatie. Er kan tenslotte niet gezegd worden dat Mixolydisch bij een bepaald tekstgenre wordt gebruikt. Daarvoor lopen de teksten in bijvoorbeeld Psalm 116 en 139 veel te ver uiteen, van zeer klagend tot hemelhoog juichend.

Aeolisch
De Aeolische toonladder is heden ten dage algemeen bekend als de ‘kleine tertstoonladder’. Het is echter niet genoeg om te zeggen: ‘Het is een gewone kleine tertstoonladder’. Nee, het is juist een bijzondere toonladder die vanwege zijn karakter om een zorgvuldig gebruik vraagt. Hij klinkt huiveringwekkend. Het lijden en sterven van Christus en de ultieme weergave daarvan in Psalm 22, ja, daar komt de Aeolische toonladder volledig tot zijn recht. Door het grote aantal tonen dat zich ten opzichte van de tonica (het tooncentrum waaromheen zich alle muzikale gebeurtenissen afspelen) in een relatief lage positie bevindt, klinkt Aeolisch erg somber.

Aeolisch in E voor Psalm 22.

We kunnen ook denken aan Psalm 6 en Psalm 38. In de psalmen zijn doorgaans de meest sombere woorden getoonzet op Aeolische leest. ‘Als de tekst wringt, moet de muziek ook wringen,’ zei Jos van der Kooy – onder andere organist van de St. Bavokerk in Haarlem – eens. De Aeolische toonladder wordt het minste gebruikt in de Geneefse psalmen. Juist door het huiveringwekkende karakter is maar spaarzaam gebruik gemaakt van deze mineurtoonladder. Het gebruik van deze toonladder als stemmingswisseling tussen andere sfeerstukjes in doet de waarde te kort. Het sombere karakter vraagt om een zelfstandige toepassing. Het getuigt van respect als we een Aeolische psalm gewoon laten eindigen met een kleine terts, en niet met een grote terts, om de beklemming zo gauw mogelijk weg te poetsen en opgelucht adem te kunnen halen. Psalm 72 is ook in de Aeolische toonzetting geschreven, ondanks de lofwoorden. We voelen ons daarom genoodzaakt om die melodie vrolijk te laten klinken, door grote tertsen in te passen (zie het linker voorbeeld hieronder). Het Aeolische karakter gaat dan verloren. Het kan ook als het rechtervoorbeeld hieronder. Een mineurtoonladder kan magistraal klinken door variatie in ritmische figuren en registerkeuze.

Slotopmerkingen en literatuur
Veel is geschreven over de toonladders. Vooral theoretische verhandelingen. Allerlei termen heb ik bewust laten liggen. Vanuit de praktijk als organist heb ik enkele handvatten proberen aan te reiken om bepaalde kenmerken van toonladders in ons psalmboekje te herkennen en tot hun recht te laten komen. Moeten de psalmen dan uitsluitend authentiek gespeeld worden? Nee! Maar verandering van spijs doet eten. We kunnen bij het zingen en spelen recht doen aan de intentie van de toonladder en aan de tekst. Voor een theoretische verhandeling kan gebruik worden gemaakt van Theo Willemze, Algemene muziekleer, Utrecht, 1973. Voor een harmonisatie in overeenstemming met het karakter van de toonsoorten is de vierstemmige zetting van Claude Goudimel en de hervormde bundel van 1938 aan te bevelen.

(zie voor de notenbalken het originele pdf)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Groot verschil door één noot

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's