Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hartelijk en hulpvaardig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hartelijk en hulpvaardig

Vader & zoon in de theologie [4, Cornelis Hendrikus en Maarten van Rhijn]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Nederlandse theologiegeschiedenis hebben Cornelis Hendrikus van Rhijn (1849- 1913) en zijn zoon Maarten (1888-1966) elk een eigen plaats. De bekendheid van de laatste lijkt daarbij echter groter dan die van de eerste.

In recente handboeken en de nieuwe Christelijke Encyclopedie (2005) zal men vader Van Rhijn tevergeefs zoeken. Wel is aan hem een lemma gewijd in het vierde deel (1979) van het Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme. Zoon Maarten daarentegen heeft wel een plaats gekregen in recente handboeken en de nieuwe Christelijke Encyclopedie.

Vormingsjaren
Cornelis Hendrikus van Rhijn werd in Delft geboren als zoon van een molenaar. Deze was in zijn woonplaats een voorman van de conservatieve richting. Hij groeide op in een bij dit conservatisme passende sfeer van milde godsdienstigheid. In 1868 ging hij in Utrecht theologie studeren.
Daar raakte hij diep onder de indruk van de hoogleraren Doedes en Van Oosterzee, die faam genoten als apologeten. Van de eerste getuigde hij dat diens overtuiging van de waarheid van de lichamelijke opstanding van Christus zijn leven meer vastheid had gegeven dan hij aanvankelijk bezat. Voor de tweede, die grote roem als kanselredenaar genoot, was hij vervuld met een diepe persoonlijke bewondering.
In 1875 promoveerde hij op de dissertatie De jongste bezwaren tegen de echtheid van den eersten brief van Petrus getoetst. Hierin betoogde hij dat zolang er geen betere bezwaren tegen de echtheid van deze brief werden ingebracht hij nog altijd aan de apostel van die naam moest worden toegekend. Een dergelijk proefschrift paste natuurlijk heel goed in de apologetische school van Doedes en Van Oosterzee.

Predikant
In het jaar van zijn promotie nam hij een beroep naar Leusden aan. Daar heeft hij tot 1880 gestaan en hij genoot er veel liefde en aanzien. In 1880 aanvaardde hij een beroep naar Gouda. Vanwege zijn verzoenend optreden ondervond hij er, zowel bij de rechtzinnige als bij de evangelische stroming, veel waardering.
Evenals in Leusden waren ook hier zijn dagen overvol met huisbezoek, prediking en catechisatie. Veel werken was essentieel voor Van Rhijn, die in de arbeid een zegen Gods zag.
Hij wist hierin echter de juiste christelijke maat te houden. Hij was gewoon te zeggen dat het werken van een christen geen draven maar een wandelen was.

Hoogleraar
In 1886 aanvaardde Van Rhijn, wiens hart al in zijn studietijd naar de wetenschap was uitgegaan, het ambt van hoogleraar in Groningen met de inaugurele rede over Traditie, kritiek en de eisch van het ideaal. In Groningen heeft Van Rhijn veel wetenschappelijke arbeid verricht. Hij bewoog zich hierbij vooral op het terrein van de nieuwtestamentische exegese en legde de nadruk op het Joodse karakter van het Nieuwe Testament.
Dat sloot echter niet uit dat hij het essentieel nieuwe van het Evangelie – in onderscheiding van en boven het Jodendom uit – benadrukte. Hij was verder ook overtuigd van de grote beschavende waarde van het christendom dat naar zijn mening het volkerenrecht in het leven had geroepen.
Vermeldenswaard is tevens dat hij in Groningen grote belangstelling voor de lokale kerkgeschiedenis ontwikkelde en hierover enkele studies heeft geschreven. Ook zijn grote hulpvaardigheid tegenover zijn studenten en promovendi, voor wie hij zelfs dagen van zijn vakantie opofferde, mag niet ongenoemd blijven.

Kerk en samenleving
Van Rhijn beperkte zich niet tot de wetenschap. Hij bleef regelmatig preken, waarbij hij – ongetwijfeld mede vanwege zijn forse gestalte, die aan Luther deed denken – grote indruk op zijn hoorders maakte.
Ook heeft hij als ouderling en kerkvoogd de hervormde gemeente in Groningen vele jaren gediend. Daarnaast bekleedde hij tal van bestuursfuncties op het terrein van de inwendige zending. Kortom, een man die zowel de wetenschap als kerk en samenleving heeft gediend.
Als theoloog laat Van Rhijn zich moeilijk indelen bij de richtingen van zijn tijd. Confessioneel was hij niet en evenmin, al was hiermee verwantschap, kan hij tot de ethische richting worden gerekend. Hij wilde een onafhankelijk, bijbels theoloog zijn, voor wie het waarachtig christendom niet opgaat in dogma of moraal maar in een diepe, innerlijke betrekking tussen Christus en het hart.

Zoon Maarten
Maarten van Rhijn werd in 1888 in Groningen geboren en groeide op in een sfeer die hij later als onvergetelijk heeft getypeerd; bedoeld zal zijn de warme huiselijke omgeving met haar mooie zondagavondvieringen en de door vader Van Rhijn met grote zorg en liefde gegeven godsdienstige opvoeding die de heerlijkheid van het Evangelie belichtte.
Van zijn vader erfde Maarten de interesse voor de exegese van het Nieuwe Testament en de kerkgeschiedenis.

Vorming en NCSV
In het voetspoor van zijn vader studeerde hij theologie in Utrecht. Daar onderging hij de invloed van Is. van Dijk en A.J.Th. Jonker, voormannen van de ethische richting. In 1917 promoveerde hij op een dissertatie over de bijbelse humanist Wessel Gansfort. Nog voor zijn promotie was hij, in 1916, secretaris geworden van de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging (NCSV) en hier belast met de leiding van bijbelstudie in studentenkringen.
Naar de woorden van de kerkhistoricus Schram, die een mooi lemma over Van Rhijn schreef, wilde de NCSV ‘een evangelisch-missionair appèl doen uitgaan om onze ellendige wereld te transformeren in het licht van het Rijk Gods.’ Met hart en ziel was Van Rhijn de NCSV toegedaan en geen wonder – ook bij het schrijven van boeken neemt het hart een centrale plaats in – dat hij hierover zijn mooiste boek heeft geschreven: Taak en arbeid der N.C.S.V. Persoonlijke indrukken betreffende het werk der N.C.S.V. in verband met christendom, kerk,orthodoxie en studentenwereld (1920).
Evenals in zijn andere geschriften staat ook hier de persoon van Christus centraal. Een enkel citaat ter illustratie. Gekomen aan zijn slotbeschouwingen schrijft hij: ‘Los van den persoon van Christus hangt ons geloof in de lucht; met hem is het vast verankerd. In Christus heeft God Zijne genade in deze wereld ingedreven en de naam Jezus is in onze geschiedenis niet zoozeer ingeschreven als wel ingeploegd’.
Christus is de enige en waarachtige weg tot God.

Hoogleraar in Utrecht
Na enkele maanden in Groesbeek predikant te zijn geweest, werd hij in november 1926 benoemd tot hoogleraar te Utrecht. Hij aanvaardde zijn ambt met de rede Modern Christendom, waarin hij opnieuw de centrale plaats van de persoon van Christus benadrukt.
Het christendom, zo betoogde de nieuwe hoogleraar, is geen historisch-wetenschappelijk voorstelbaar minimum. De volheid van het Evangelie is alleen in de persoon van de opgestane Christus te begrijpen.
Alle heil moet van Hem komen en eens zal alle knie zich voor Hem buigen.
Het tekent Van Rhijns fijngevoeligheid dat hij zich in een persoonlijk woord tot zijn moeder richtte. Haar aanwezigheid stemde hem dankbaar en hij herinnerde haar aan de rectorale rede van vader van vijfentwintig geleden over Het oudste Christendom. Nu is het, zo sprak hij zijn moeder toe, een van uw zonen die zijn ambt aanvaardt met een redevoering over het modern christendom. Het is echter hetzelfde Evangelie dat ons aan elkaar en Christus verbindt.

Colleges
De zeer persoonlijk getinte colleges van Van Rhijn, voortzetting van de NCSV-gedachtewereld op hoog niveau, hebben indruk gemaakt. Dr. G. Puchinger schrijft dat hij in de herinnering van zijn leerlingen, voor wie hij, evenals zijn vader, een ware pastor was, een stralend licht en warme blijdschap van het leven heeft nagelaten en hen voor alles de betekenis van het christelijk geloof voor ieder mens heeft laten zien.
Eerst in mensen komt de geschiedenis, de strijd tussen zonde en genade die alleen in Jezus Christus kan worden overwonnen, tot leven. Van zijn geschriften verdient het indrukwekkende cultuurkritische en christocentrische geschrift Zon der Gerechtigheid verlicht ons (1949) afzonderlijke vermelding. Hierin worden tendensen in de cultuur benoemd die zich nu in hun volle brutaliteit openbaren. Verder moet worden genoemd de driedelige Gedachten en gestalten uit de Evangeliën (1950-1958).
Niet direct behorend bij zijn geschriften of colleges, maar wel van veel belang voor zijn geestelijk leven, was zijn deelname aan de Oxford- beweging in de jaren dertig.
Die maakte met haar concentratie op stilte en overgave aan Christus diepe indruk op hem.

Vader en zoon
In hun hartelijkheid en hulpvaardigheid tegenover hun studenten waren vader en zoon aan elkaar verwant.
De vraag of dit ook in theologisch opzicht geldt, is niet eenduidig te beantwoorden. Vader Van Rhijn immers wilde niet bij de ethische of confessionele richting worden ingedeeld, zoon Maarten echter mogen we tot de ethische rekenen.
Van een radicale tegenstelling tussen beiden kunnen we overigens niet spreken. Vader Van Rhijn zou zich ongetwijfeld hebben verheugd dat zijn zoon met Gemeenschap en vereenzaming. Een studie over J.J. van Oosterzee (1940) een mooi boek over zijn leermeester Van Oosterzee heeft geschreven.
Meer dan zijn vader heeft Maarten zich beziggehouden met de vraag naar de plaats van het christendom in een geseculariseerde cultuur, een vraag die ten tijde van zijn vaders leven veel minder speelde. Beiden echter hebben vorm gegeven aan de rijkdom van het Evangelie.

---
C.H. van Rhijn (1849-1913)
1868 studie theologie te Utrecht
1875 promotie op de brief van Petrus, hervormd predikant te Leusden
1880 hervormd predikant te Gouda
1886 hoogleraar in Groningen

M. van Rhijn (1888-1966)
1916 secretaris van de NCSV
1917 promotie op Wessel Gansfort
1926 hervormd predikant te Groesboek
1926 kerkelijk hoogleraar te Utrecht

Dit is de vierde aflevering in een reeks met een vader en zoon die theologische sporen hebben nagelaten. Volgende week: Theodosius en Adolf (von) Harnack.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Hartelijk en hulpvaardig

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's