Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Redding van ziel én lichaam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Redding van ziel én lichaam

Leger des Heils 125 jaar actief in Nederland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1878 stichtte Willam Booth in Engeland de Salvation Army. Zijn voornaamste doel was redding van de ziel. Later besefte hij dat stoffelijke hulpverlening evenzeer nodig was. Deze week is het honderd jaar geleden dat de oprichter van het Leger des Heils overleed.

De organisatie was bewust op militaire leest geschoeid. Haar doel was de prediking van het evangelie aan de van God vervreemde massa, die in grote – en voor ons nauwelijks meer voorstelbare – armoede en ellende leefde. De gevestigde kerken bereikten deze groep niet meer.
Na aanvankelijk grote maatschappelijke en kerkelijke tegenstand groeide het Leger uit tot een wereldwijde en gerespecteerde organisatie die miljoenen mensen het Evangelie verkondigde en hen uit hun maatschappelijke ellende ophief.

Begin
In ons land waren eveneens mensen die gegrepen waren door de eenvoudige en duidelijke boodschap van het Leger des Heils, waarin ernst werd gemaakt met de radicale oproep van Christus om te zien naar de ‘minste van Mijn broeders’. In die zin is het Leger des Heils verwant aan andere negentiende- eeuwse bewegingen als het Réveil en Het Heil des Volks, waarin geestelijke en maatschappelijke verheffing eveneens hand in hand gingen.
Het begin van het Leger in Nederland was te danken aan het initiatief van drie mensen: de militair Carl Ferdinand Schoch, de onderwijzer Gerrit Juriaan Govaars en de Engelse zeeman John K. Tyler. Zij organiseerden de eerste bijeenkomst van het Leger op 8 mei 1887 in een zaal in de Gerard Doustraat in Amsterdam. Een bijeenkomst die door negatieve publiciteit rumoerig verliep, maar waar ook zestien mensen knielden voor de zondaarsbank en hun geloof in Jezus Christus beleden.
Het Nederland van 1887 waarin het Leger zijn werk begon, zo schrijven Filius en Dissenburg, was een land van tegenstellingen en strijd.
Handel en nijverheid bloeiden als nooit tevoren, maar de vruchten hiervan waren uiterst ongelijk verdeeld en tegenover een welvarende burgerij was er een hongerend volk dat zich zijn macht bewust werd.
De vaderlandse kerk had haar greep op het volk verloren en werd door de broedertwist van de Doleantie ernstig verstoord.

Kerk en Leger
Evenals in Engeland was er ook in ons land sprake van verzet van de gevestigde kerken. Zij waren verburgerlijkt en wisten de verworpenen der aarde niet te bereiken. Gelaakt werd de oppervlakkigheid en de uiterlijke vorm van de boodschap van het Leger, waar het, zo schreef de journalist Spaans in 1947, zo geheel anders toeging dan in de kerken. ‘Wie gewend is’, zo schrijft Spaans, ‘aan de statige stilte van een kerk, aan grondige exegese, ingetogen psalmen en stemmige gezangen, zal zich vreemd gevoelen in een Legerzaal, waar getuigenissen worden afgelegd, de grote trom davert, de tamboerijnen knetteren, de kopermuziek de oren verdooft, mensen met gebed en getuigenis hun instemming betuigen en in de stroom zijn.’

Predikanten
Het waren echter niet de minste predikanten in de Hervormde Kerk die zich desondanks bijzonder lovend over het Leger hebben uitgelaten. Ds. J.J. Buskes schreef te weten dat men het Leger vaak oppervlakkig vond en zijn leerstellingen laakte, maar hij hield onomwonden van het Leger.
Onvergetelijk waren voor hem vooral de samenkomsten op Goede Vrijdag, in welk verband hij het kruis van de Heer als het hart van de legerprediking kenmerkte.
Heerlijk en rijk waren voor hem ook de samenkomsten in de Grote Zaal van het Concertgebouw, waarin eveneens het kruis van Christus als de samenbindende en verzoenende kracht van het Leger werd beleden.
Een andere bekende dienaar van de vaderlandse kerk getuigde eveneens van, wat hij zelf noemde, zijn ongeveinsde hartelijke liefde voor het Leger. In zijn herinneringen schrijft J.H. Gunning JHz. het weliswaar jammer te vinden dat men de sacramenten niet liefheeft, maar graag erkende hij dat de mensen van het Leger de Heiland van de wereld met een brandend hart liefhebben en zielen voor onze gemeenschappelijke Koning willen winnen.
Opmerkelijk ook vond hij dat het Leger in zijn hogere rangen zulke eminente mannen en vrouwen had gekend. En inderdaad: wie de literatuur over het Leger leest, maakt kennis met buitengewone en krachtige persoonlijkheden. Voor Nederland valt hierbij te denken aan commandant Bouwe Vlas, die het Leger in de jaren dertig van de twintigste eeuw heeft geleid, en aan majoor Bosshardt.
Anno 2012 lijkt er een onverdeeld goede verhouding tussen het Leger en de kerken.

Maatschappelijk werk
Het Leger in Nederland heeft een grote naam opgebouwd op het gebied van de maatschappelijke hulpverlening. Het eigenlijke begin hiervan ligt in de legendarisch geworden winter van 1890. In deze ongekend strenge winter, waarin mensen soms op straat doodvroren, heeft het Leger op grote schaal hulp verleend en sindsdien heeft het maatschappelijk werk, van hulp aan daklozen, vrouwen en jeugd tot aan reclasseringswerk toe, vooral na de Tweede Wereldoorlog een steeds grotere vlucht genomen.
Het Leger is een niet meer weg te denken maatschappelijke organisatie geworden. Een organisatie die zich echter steeds haar tweeledige doel voor ogen heeft gehouden: verkondiging van het Evangelie en hulp aan de minste van Mijn broeders. In de woorden van beleidsmedewerkster Leontien ten Have in Ecclesia van 2 juni 2012: Het leger doet wat het gelooft en neemt het voorbeeld van Jezus echt serieus. Het Leger wil echter niet het monopolie van christelijk geïnspireerde maatschappelijke hulpverlening opeisen. Ook de kerken doen veel aan sociale hulpverlening, zo zei een majoor van het Leger tegen Leontien ten Have.
Van een tegenstelling tussen kerk en Leger hoeft dus geen sprake te zijn. Men kan elkaar aanvullen en niet alleen op het terrein van de maatschappelijke hulpverlening.
Het moge ook gelden op het geestelijke vlak waar de kerken zich kunnen spiegelen aan de brandende liefde voor Jezus Christus van het Leger, dat reeds 125 jaar op unieke wijze de redding van de ziel verbindt met stoffelijke hulpverlening.

---
William Booth
William Booth (1829-1912) was een van die bewogen en bevlogen negentiende-eeuwse mensen die gegrepen waren door Christus en Hem wilden verkondigen en navolgen. Een man die evenals Friedrich von Bodelschwing (1831-1910) in Duitsland en Ottho Gerhard Heldring (1804-1876) in ons land het heilige vuur bezat zonder welk niets tot stand kan komen.
Booth werd geboren in Nottingham. Zijn jeugdjaren werden gekenmerkt door armoede en vielen samen – zo schrijft Johan Winkler in zijn invoelend levensverhaal (1960) – met de afschuwelijke jaren waarin het Engelse kapitalisme zijn even triomfantelijke als meedogenloze opkomst vierde. Vanaf zijn vroegste jeugd dus heeft hij de armoede in haar diepste ontzetting leren kennen en de indrukken hiervan zijn hem altijd bijgebleven.
Beslissend voor zijn leven was zijn bekering op vijftienjarige leeftijd. In de geest van het methodisme droeg deze het karakter van een radicale ommekeer, van een wedergeboorte, die hem zijn leven volledig aan Christus deed wijden. Op zijn zeventiende hield hij zijn eerste preek. Toen hij negentien was, vertrok hij naar Londen. Daar werd zijn hart met meedogen vervuld met al die mensen die gered moesten worden van hun zonden.
Een even beslissende gebeurtenis, zij het natuurlijk van andere aard, als zijn bekering was zijn huwelijk met Catherine Mumford. Zij heeft een grote en zegenrijke invloed op haar man uitgeoefend. Zonder haar zou de stichting van het Leger niet tot stand zijn gekomen, wordt gezegd. Na een aantal jaren in methodistisch verband als lekenprediker te hebben gewerkt, kwam er een breuk met zijn methodistische vrienden en stichtte hij in 1865 de East London Mission. Hieruit ontstond in 1878 de Salvation Army. Geestverwante, rijke filantropen, zoals die ook in ons land wel voorkamen, hadden hieraan het hunne bijgedragen.

Sociale bewogenheid
Booths voornaamste doel was redding van de ziel, maar geleidelijk aan legde hij ook andere accenten.
Er groeide bij hem een toenemend besef dat het niet voldoende was zich tot het geestelijke alleen te beperken. Stoffelijke hulpverlening was evenzeer nodig.
Dit besef vloeide voort uit een diepe, door het Evangelie geïnspireerde, sociale bewogenheid.
In zijn boek In darkest England and the way out (1890) – als een christelijk Communistisch manifest te typeren – gaf hij wegen aan tot maatschappelijke verheffing van de armsten der armen, die een tiende deel van Engelands bevolking vormden.
De uitwerking van zijn maatschappelijk program liet Booth, man van de geniale ideeën en de grote lijnen, aan zijn naaste medewerkers over. In de laatste jaren van zijn leven is hij zich meer en meer gaan toeleggen op de verkondiging van het evangelie over heel de wereld. Hiervoor maakte hij talloze reizen.
Christus voor de wereld en de wereld voor Christus was de opdracht waartoe hij zich vanaf het moment van zijn bekering geroepen wist. Een opdracht die hij met inzet van heel zijn begaafde persoonlijkheid heeft vervuld. Zonder twijfel mogen we William Booth zien als een van de groten in het Koninkrijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Redding van ziel én lichaam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's