Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn als toetssteen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn als toetssteen

De Waarheidsvriend en het verleden [2]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De hervormd-gereformeerde beweging is historisch georiënteerd. In De Waarheidsvriend van 1956, als de Gereformeerd Bond vijftig jaar bestaat, is het verleden op bijna iedere pagina terug te vinden. Een kwarteeuw later, in 1981, is het aantal historische verwijzingen duidelijk afgenomen.

In De Waarheidsvriend van 1956 waren er historisch georiënteerde artikelen, zoals een serie over de Dordtse Leerregels en een serie over nadere reformatoren.
Maar historische personen en gebeurtenissen deden ook volop mee bij de behandeling van actuele kwesties.
Scribenten van De Waarheidsvriend schroomden niet om een eigentijdse beoordeling van de geschiedenis te geven. Gebeurtenissen uit het verleden waren goed of fout.
Over het algemeen kun je stellen dat de auteurs van het bondsorgaan zich redelijk onbekommerd op het verleden beriepen. Het sprak voor zich om de zestiendeeeuwer Calvijn aan te halen in een twintigste-eeuwse kwestie. In het heden kun je leren van het verleden.

Reformatie
De Waarheidsvriend in 1956 beoordeelde het geheel van de (kerk)- geschiedenis vanuit de Reformatie. Aan de Vroege Kerk werd een aantal keren gerefereerd. Auteurs schonken vooral aandacht aan Augustinus’ strijd tegen Pelagius.
De twist tussen Augustinus en Pelagius kwam voornamelijk bij de behandeling van de Dordtse Leerregels naar voren. Typisch kregen de semipelagiaanse leringen van de eigentijdse middenorthodoxie en vrijzinnigheid er aan de hand van deze bespreking van langs.
Ondanks alle bewondering haalde Augustinus het uiteindelijk niet bij Calvijn. Zoals ds. S. Meijers schreef: ‘zelfs bij hem zouden wij op het Roomse kerkbegrip stuiten’. Omdat de Middeleeuwen als geheel golden als rooms-katholiek en niet reformatorisch, noemde het bondsorgaan niet of nauwelijks voorbeelden uit de Middeleeuwen.
De Reformatie zelf vereenzelvigde men in 1956 bijna volledig met de persoon van Calvijn. Verwijzingen naar hem stonden in dit jaar met stip op één. Welk onderwerp ook aan de orde kwam, Calvijn vormde de autoriteit bij uitstek. Als een opvatting niet bij Calvijn voorkwam, was er iets mis mee.

Luther
Ook een reformator als Luther vormde duidelijk de mindere van Calvijn. Over hem schreef ds. Meijers: ‘Achter de beslissing van 1517 (de Reformatie) liggen de Schriften. Daarom is ook de figuur van de grote reformator Maarten Luther voor ons een trillend kompas. Hoewel zijn uitgangspunt, vooral in zijn latere leven, dat van Calvijn is, ligt bij hem het accent, meer dan bij Calvijn, op het geweten (…). Hier is de ruit ons te beslagen, om er door te leren kijken.’
De gedachte dat Calvijn het Woord liet spreken ligt in de hele jaargang van De Waarheidsvriend besloten. De begrippen calvinistisch en gereformeerd waren min of meer gelijk aan het begrip bijbels.

Nadere Reformatie
De hervormd-gereformeerde hoogleraar S. van der Linde wijdde een artikelenreeks aan de Nadere Reformatie. Hij verbond voorbeelden uit de Nadere Reformatie met andere tijden en probeerde eigentijdse lessen uit deze periode te trekken. Zo sneed hij onderwerpen als de huisgodsdienst en trouw aan de volkskerk aan.
De idealen van de Franse Revolutie en de Verlichting werden in het bondsorgaan eenparig verworpen.
Het Reveil gold als positieve tegenhanger van het modernisme. Voor latere perioden was echter minder aandacht dan voor de Reformatie.

Vijandbeelden
De historische vijandbeelden die in De Waarheidsvriend van 1956 gehuldigd werden, sloten aan bij dit geschiedbeeld. Tegenover de Reformatie stond Rome. Tegenover de door de gereformeerde vaderen opgestelde Dordtse Leerregels stonden ‘oude en nieuwe arminianen’.
De Confessionele Vereniging en de afgescheiden kerken van gereformeerd belijden ontvingen in het bondsorgaan van 1956 een opvallend felle bejegening. Confessionelen kon je niet automatisch tot de gereformeerde richting rekenen, maar moest je individueel beoordelen op hun houding ten opzichte van de Schrift en de belijdenis.
Afgescheidenen onttrokken zich aan de collectieve schuld die vanwege het verval van de Nederlandse Hervormde Kerk op de gelovigen in Nederland rustte. Bovendien grepen zij in hun streven naar zuiverheid eigenmachtig vooruit op de toestand van de triomferende kerk. Deze scherpe oordelen klonken tegen de achtergrond van concrete conflicten en reële verlokkingen.
In 1956 kreeg een conflict tussen de Confessionele Vereniging en de Gereformeerde Bond in Rhenen landelijke proporties. Ook maakten diverse hervormd-gereformeerde godsdienstonderwijzers en evangelisaties in de naoorlogse jaren de overstap naar andere kerkgenootschappen.

Naar 1981
Tussen 1956 en 1981 veranderde het karakter van De Waarheidsvriend ingrijpend. De onderwerpkeuze werd breder, actueler en alledaagser. Het intellectuele gehalte nam af, waardoor de periodiek laagdrempeliger werd. Het aantal historische verwijzingen verminderde. Met het verleden bleef men echter rekenen.
De contouren van het geschiedbeeld uit 1956 hielden stand. Wel werd het beeld iets diverser. De Vroege Kerk identificeerde men niet langer primair met Augustinus, de pelagianen kwamen zelfs nauwelijks aan de orde. Ook trad Luther enigszins uit de schaduw van Calvijn.

Belijdenis
De begrippen calvinistisch, gereformeerd en bijbels kwamen in 1981 nog steeds in één adem voor. Toch schermde men minder met het adagium ‘Schrift en belijdenis’ dan voorheen. Je kunt spreken van een accentverschuiving. Net als de verwijzingen naar historische voorbeelden namen de verwijzingen naar de belijdenis af.
Ook kwam er meer ruimte voor kritiek en aanvullingen. Zo klonk enerzijds de waarschuwing tegen ‘de moderne theologie die van Zondag 10 van de Heidelberger niets meer weten wil’. Anderzijds erkende men dat bepaalde kritiek op de wijze waarop er in de Heidelbergse Catechismus over de voorzienigheid gesproken wordt, hout snijdt.
In een meditatie pleitte de hervormd- gereformeerde predikant D. Heikoop voor het voortbouwen op de erfenis van de vaderen. De belijdenisgeschriften brachten onvervangbare bijbelse waarheden voor het voetlicht. Tegelijkertijd gold: ‘De belijdenis is wel uit de Schrift geput, maar heeft de Schrift niet uitgeput’. Omdat de vaderen niet over alles hadden nagedacht, mocht de kerk in de huidige tijd verder denken.

Nieuwe vijandbeelden
Dat de tijden veranderden, blijkt ook uit de vijandbeelden die gekoesterd werden. In 1981 vormde de Rooms-Katholieke Kerk een weinig prominent vijandbeeld. Het rooms-katholicisme werd nog steeds afgewezen als strijdig met de Reformatie, maar de scribenten van De Waarheidsvriend kenden aan de bestrijding van rooms-katholieke beginselen en gebruiken geen topprioriteit toe. Ontwikkelingen binnen de protestantse wereld eisten veeleer hun aandacht op.
In 1981 verscheen het gereformeerd- synodale rapport God met ons, dat handelde over het Schriftgezag, voor gemeenteleden in druk. De Gereformeerde Bond reageerde met andere orthodoxe stromingen uitermate bezorgd op de inhoud van het gereformeerdsynodale schrijven. Dr. C. Graafland velde in een zestiendelige artikelenreeks in De Waarheidsvriend een vernietigend oordeel.
De Schriftleer ontving sowieso veel aandacht. In de jaargang van 1981 stonden zo’n veertig artikelen over dit onderwerp. In plaats van de Schriftleer kwam in 1956 nog vaak het leerstuk van de uitverkiezing naar voren.

Reformatorische zuil
Ook de behandeling van de bevindelijk gereformeerde gezindte kreeg een plaats op de pagina’s van het bondsorgaan. Enerzijds participeerden hervormd-gereformeerden in de rond 1970 gevormde reformatorische zuil. Anderzijds stonden zij kritisch tegenover het afgescheiden karakter van de zuil en andere betrokken kerken en groepen.
De kritiek op de reformatorische zuil bereikte in 1981 een hoogtepunt toen er een conflict ontstond over de opvolging van ds. H.G. Abma, gereformeerde bonder en SGP’er, in de Tweede Kamer.
Het Reformatorisch Dagblad kreeg het verwijt op beslissende momenten voor het separatisme te kiezen. Ondanks de naam trad het dagblad niet werkelijk in het spoor van de Reformatie. De ultraorthodoxie die het aanhing, vertoonde meer doperse dan gereformeerde trekken. Hervormd-gereformeerden die wel degelijk het pad van de Reformatie betraden, hadden vaak het nakijken.

Middenorthodoxie
Waar de Confessionele Vereniging in 1956 een belangrijk hervormd tegenover vormde voor de Gereformeerde Bond, vormden de middenorthodoxe theologen van het barthiaanse blad In de Waagschaal dat in 1981. Zij wijdden een themanummer aan de jubilerende bond.
Dat leidde tot een langdurige en intensieve gedachtewisseling. In deze discussie werd ook de diversiteit van de hervormd-gereformeerde beweging treffend blootgelegd.
De Utrechtse hoogleraar J.M. Hasselaar schreef het eerste artikel in het themanummer van In de Waagschaal. Hij pleitte onder meer voor een positieve waardering van Barth, Miskotte en Noordmans binnen de Gereformeerde Bond. Het moest maar eens uit zijn met het ondankbare doodzwijgen van deze grote, diepgelovige theologen.
In De Waarheidsvriend reageerde ds. K. Exalto afwijzend. Binnen de bond werden inderdaad andere vaders erkend, maar het was niet nodig die situatie te veranderen: ‘Al vanouds voelen de mensen van de Gereformeerde Bond zich thuis bij Calvijn, de andere hervormers, de mannen van Dordt en ettelijke figuren uit de tijd van de Nadere Reformatie’.

Denkers
De hervormd-gereformeerde predikanten W. Dekker en H. de Leede lieten op dit punt in In de Waagschaal een ander geluid horen. Ds. Dekker erkende dat de Verlichting de West-Europese cultuur zo radicaal veranderd had, dat de kerk zonder mensen als Barth, Miskotte en Noordmans in een totaal cultureel isolement was terechtgekomen.
Ook hij had deze denkers nodig: ‘Te midden van existentiële twijfel, waarvoor het nihilisme van onze cultuur ons plaatst, grijp ik niet naar Calvijn, want daar heb ik niet de herkenning van hetzelfde culturele klimaat, maar dan grijp ik naar de Psalmen en naar Miskotte (…). Miskotte zet de existentiële twijfel van de psalmisten cultureel in een zinsverband, zodat ik vandaag door deze psalmen getroost word. (…) Zo vind ik in Miskotte een vader.’
Hierin viel ds. De Leede hem bij: ‘Wanneer (…) Exalto (…) bedoelt dat in de Belijdenis ook ten principale alles is uitgezegd wat God ons in Zijn Woord te zeggen heeft; en wanneer hij bedoelt dat in de voortgang van de geschiedenis van de kerk in deze wereld er geen wezenlijke nieuwe vragen opkomen en dus ook geen wezenlijke nieuwe antwoorden uit de Schrift gegeven kunnen worden, dan kan ook ik hem daarin beslist niet volgen.’
Dekker en De Leede wilden niets afdoen aan de klassieke gereformeerde traditie, maar hadden in een nieuwe tijd tevens behoefte aan nieuwe stemmen.

Volgende week: De hervormd-gereformeerde omgang met het verleden in 2006 en een evaluatie.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Calvijn als toetssteen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2012

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's