Ezechiël
Profetische woorden [3]
De profeet Ezechiël is heel uitvoerig in zijn beschrijving van de nieuwe toekomst, die voor Israël zal aanbreken na het oordeel van de ballingschap. Wat kenmerkt deze profetieën en welke boodschap geven ze door?
In het boek Ezechiël vinden we vier uitvoerige visioenen, namelijk in Ezechiël 1-3; 8-11; 36:1-14 en 40-48. De profeet mag hierin ‘achter de schermen’ kijken. Hij ziet hoe de machtige en heilige God van Israël (gesymboliseerd door Zijn ‘heerlijkheid’) oordelend en reddend in deze wereld aan het werk is.
Ezechiël is een profeet in ballingschap. Hij behoort tot degenen die in 597 als eerste groep ballingen onder Jojachin naar Babel zijn gebracht (1:1) en heeft een priesterlijke achtergrond. Deze afkomst doortrekt zijn hele oeuvre. Ezechiël kan vanwege de ballingschap geen dienst meer doen in de tempel van Jeruzalem, maar hij wordt door God geroepen als priester-profeet in ballingschap. Hij verkondigt als profeet Gods boodschap, maar zijn taal, voorstellingswereld en interesses zijn gestempeld door zijn priesterlijke achtergrond. Dit komt vooral in Ezechiël 40-48 tot uiting: hét symbool voor een nieuwe toekomst is een nieuwe tempel met een nieuwe priesterschap en eredienst.
Drie delen
Het boek laat zich in drieën verdelen. Ezechiël 1-24: oordeelsprediking over Jeruzalem. Ezechiël 25-33: oordeelsprofetieën over de heidense volken met als afsluiting de boodschap dat Jeruzalem gevallen is.
Ezechiël 34-48: profetie over het herstel van Israël, waarbij hoofdstuk 34-39 over dit herstel (en de blijvende bescherming van Israël) in algemene zin spreekt en hoofdstuk 40-48 hiermeer concreet en gedetailleerd op ingaat. Om een indruk te krijgen van Ezechiëls heilsprofetieën, zoom ik in op hoofdstuk 37 en 47.
Ezechiël 37
Ezechiël 37 bestaat uit twee delen. Vers 1-14 gaat over de zekerheid dat God Israël uit Babel zal verlossen. Als Ezechiël de beloften van heil profeteert, zit het volk nog in ballingschap. Bij het volk stuiten deze belofte op ongeloof. De ballingen vergelijken zichzelf met verdorde botten; voor hen is geen verwachting en hoop meer (vs.11). God laat Ezechiël echter zien dat botten weer
Priesterlijke komaf doortrekt heel Ezechiël
mensen kunnen worden en zullen leven. Grote nadruk legt Ezechiël in dit visioen op de geest of wind. Het gebruikte Hebreeuwse woord ruach betekent zowel wind als levensadem/geest, en duidt ook op de Geest van God (zie o.a. Gen.1:3, 3:8). Deze drie betekenissen spelen hier een rol (zie ook Joh.3:8, Hand.2:2 en Ez.36: 26-27).
In 15-28 volgt een tweede profetie. Ezechiël moet een stuk hout nemen en daarop schrijven ‘Voor Juda en de kinderen van Israël die bij hem horen’ en op een ander stuk hout ‘Voor Jozef – een hout van Efraïm is het! – en voor het hele huis van Israël die bij hem horen’ (vs.16). Deze twee stukken hout moet hij in zijn hand tot één laten worden door ze op elkaar te leggen. Ze symboliseren het voormalige zuidelijke en noordelijke rijk, genoemd naar de belangrijkste stammen ervan: Juda (Zuid) en Efraïm (Noord). Als Ezechiël deze twee stukken hout tot één maakt, beeldt hij uit dat de twee delen van Israël weer samengevoegd zullen worden. De rijksdeling die na Rehabeams ambtsaanvaarding ontstaan was (1 Kon.12), zal in de toekomst ongedaan gemaakt worden.
In 21-28 worden de heilstoezeggingen die God al eerder bij monde van Ezechiël verkondigde, nog eens samengevat. Israël zal als een verenigd volk door één enkele koning, een nakomeling van David, geregeerd worden (vs.22). Zij zullen gereinigd worden van hun vuilheid en voortaan niet meer de afgoden dienen. Hierdoor zal de verbondsrelatie worden hersteld (vs.23). Voortaan zal Israël in Gods bepalingen wandelen en Zijn verordeningen in acht nemen (vs.24). De belofte van het land geldt net zoals de belofte van de nieuwe koning voor eeuwig (vs.25). Even eeuwig is het verbond, waarin God belooft vrede te geven. God komt voor eeuwig bij hen wonen (vs.26 en 27). Het doel van dit alles is de verheerlijking van Gods naam (vs.28). In de nieuwe toekomst wordt de huidige ellende van het volk helemaal goedgemaakt. In het oordeel over Israël (hoofdstuk 1-33) werden alle voorrechten die aan Gods verbond verbonden waren, het volk ontnomen. Israël was geroepen Gods volk te zijn, maar daar kwam door Israëls zondigheid niets van terecht. Door Gods ingrijpen (verlossing en vernieuwing) wordt Zijn verbond met Israël uiteindelijk gerealiseerd. Het gaat daarbij niet om Israël als zodanig, maar om de verheerlijking van Gods Naam (zie ook Ez.36:32).
Ezechiël 40-48
In hoofdstuk 40-48 lezen we een groot en groots visioen, waarin de nieuwe toekomst voor Israël concreet wordt ingevuld. De beloften die Israël kreeg wat betreft land, eenheid van volk, koningschap en hernieuwde tempel, worden nu nader uitgewerkt en vormgegeven. In 40:1 wordt verteld dat Ezechiël door de ‘hand van de HEERE’ naar een zeer hoge berg in Israël wordt verplaatst en aan de zuidkant ervan een groot complex ziet liggen. Hij krijgt door dit tempelcomplex een uitvoerige rondleiding, die de bedoeling heeft om de nieuwe tempel en tempeldienst uitvoerig te beschrijven.
Aan het eind hiervan toont de engel Ezechiël een waterstroompje dat onder de drempel van het heiligdom vandaan komt. Ezechiël wordt door de engel langs de stroom geleid. Het water blijkt met iedere duizend el steeds dieper te worden. Deze toename van water is opmerkelijk. Er zijn namelijk geen zijrivieren te ontdekken, die het stroompje van water voorzien. De enige bron ligt – voor het menselijk oog verborgen – in de tempel. Slechts door een wonder wordt het water tot een machtige stroom.
Nog opmerkelijker is de levenwekkende kracht van het water. Aan de beide oevers van het water blijken frisse bomen te staan. Waar het water komt, brengt het leven en gezondheid. Het water stroomt naar de Dode Zee, en maakt het zilte water ervan gezond (vs.9). Waar vroeger alleen de dood heerste, komt nu een overvloed van leven. Vers 12 vertelt dat de bomen aan de beide oevers van de beek altijd vrucht zullen voortbrengen. Hun bladeren zullen dienen tot genezing en de vruchten tot voedsel. De schildering roept – tot in woordgebruik toe – herinneringen op aan de schepping en aan het paradijs, waar vier waterstromen de Hof van Eden van water voorzagen (Gen.2:11v). Vanuit de tempel wordt het land tot een paradijs.
Strekking
De nieuwe toekomst die Ezechiël beschrijft, is een gave van God. Hierbij gaat het God om de realisering van Zijn verbond en de verheerlijking van Zijn naam. Deze theologische boodschap is het belangrijkste. Profetische prediking is altijd concreet en realistisch. Dit betekent echter niet dat we slechts naar een strikt letterlijke vervulling van de beloften moeten zoeken. Ik noem hierbij enkele punten. Uiteraard is een bredere behandeling van dit thema noodzakelijk, maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte.
In Ezechiël 40-48 worden Gods heilsbeloften geconcretiseerd in de beschrijving van een nieuwe tempel die zich bevindt in een vernieuwd land. De vraag naar de concrete historische vervulling hiervan, heeft de eeuwen door veel discussie opgeroepen. Het is echter de vraag of Ezechiël 40-48 ons dwingt slechts in zo’n richting te denken. Mij dunkt dat alleen al de voorstellingswereld en de vormgeving van het visioen in Ezechiël 40-48 wijzen op een andersoortige vervulling. Naast een historisch-realistische opvatting van het visioen – waarin alles letterlijk zo zal uitkomen als beschreven is – is er de eeuwen door aandacht gevraagd voor een meer symbolische benadering. Ook moderne Joodse exegeten als Moshe Greenberg en Jon D. Levenson wijzen daarop.
Ezechiël 47:1-12 spreekt over de levenwekkende waterstroom. Johannes 7:38 grijpt daarop terug. De uitdrukking ‘stromen van levend water’ doelt daar op (de belofte van) de Heilige Geest. De beschrijving van de tempelstroom in het nieuwe Jeruzalem in Openbaring 22:2 herinnert ook aan dit visioen. Het is een (niet geheel letterlijk) citaat uit Ezechiël 47:12. We zien dus dat de belofte van het levenbrengende water zowel toegepast wordt op de uitstorting van de Heilige Geest als op de uiteindelijke vervulling van Gods beloften na het laatste gericht.
In de beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem (Openb.22) herkennen we de nieuwe stad, uit Ezechiël 48:30-35. De beschrijving ervan volgt (net als in Ez.40-48) nadat de nederlaag van Gog en (!) Magog verhaald is (Openb.20:8-9, zie ook Ez.38-39). Daarmee wordt deze stad eschatologisch geduid: het gaat om Gods uiteindelijke woonplaats bij de mensen. Wie het theologisch en symbolisch karakter van de profetische taal serieus neemt, ziet in het verleden én in de toekomst genoeg om zich over te verwonderen en heeft van daaruit hoop voor Israël én de kerk.
Ds. A.J. van den Herik is hervormd predikant te Moerkapelle
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2013
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2013
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's